Paragraaf 2 Flashcards

1
Q

Wat is groei?

A

Het Groter en zwaarder worden van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is ontwikkeling van een organisme?

A

Veranderingen in de bouw van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is ontwikkeling belangrijk van een organisme? Geef een voorbeeld

A

Dan kunnen ze hun functie beter vervullen?
Voorbeeld: water opzuigen gaat beter met vertakking van wortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de drie fasen van de levenscyclus van een plant

A

1.kieming
2.kiemplantje
3.volwassenen plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de levenscyclus van een tomatenplant (9 dingen)

A
  1. Het is een zaadje
  2. zaadhuid breekt open
  3. Het worteltje komt naar buiten
  4. zaadlobben komen boven de grond
  5. Kiemplantje groeit van voedingstoffen uit zaadlobben
  6. zaadlobben verdwijnen
  7. Volwassen plant is ontstaan
  8. Er ontstaan bloemen waaruit tomaten ontstaan
  9. De zaden zijn de pitjes van de tomaat en opnieuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 fasen horen bij kieming

A
  1. Zaadje neemt water op en zwelt, zaadhuid breekt
  2. Worteltje komt naar buiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 fasen horen bij kiemplantje

A
  1. Worteltje groeit grond in en zaadlobben komen boven grond
  2. Kiemplantje groeit door voedingstoffen uit zaadlobben
  3. Kiemplantje groter, meer bladeren en zaadlobben weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 fasen horen bij een volwassen plant

A
  1. Volwassen plant ontstaan
  2. Bloemen met vruchten en zaden
  3. Zaden zijn pitjes van vrucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de vier delen van een zaad

A

Kiem, poortje, navel en zaadlobben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarmee heeft het zaadje vastgezeten aan de moederplant

A

De navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarmee neemt het zaad water op

A

Het poortje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit ontstaat een kiemplantje tijdens de kieming

A

Uit de kiem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het begin van een nieuwe plant

A

De kiem in het zaadje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noem je de eerste blaadjes die boven de grond uitkomen

A

Zaadlobben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe komt het dat tijdens de groei van het kiemplantje de zaadlobben verschrompelen?

A

De voedingstoffen zijn al verbruikt bij de kieming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen groei en ontwikkeling

A

Groei is het groter en zwaarder worden en ontwikkeling is de verandering in bouw

17
Q

Welke onderdelen heeft een zaad het zijn er 6

A
  1. Hartvormig bultje
  2. Navel
  3. Poortje
  4. Kiem ( worteltje plus blaadje)
  5. Zaadlob
  6. Zaadhuid
18
Q

Welke functies hebben de onderdelen van een zaad?

A
  1. Hartvormig bultje:
  2. Navel: vastgezeten aan plant
  3. Poortje: water opnemen
  4. Kiem ( worteltje plus blaadje) begin van een nieuwe plant
  5. Zaadlob: opslag voeding
  6. Zaadhuid: beschermt het zaad
19
Q

Noem 2 verschillen bij snoep komkommers en normale komkommers

A
  1. Met snoep komkommers groeien er meer aan een plant dan bij normale komkommers
  2. Het zijn kleine varianten van normale groenten
20
Q

Wat zijn snoepgroenten

A

Kleinere versies van gewone groenten

21
Q

Hoe kunnen zaden na veel eeuwen nog onbeschadigd zijn

A

Doordat het bevroren is of ver onder de grond zat zodat dieren er niet bij kunnen komen

22
Q

Hoe kan het dat zaden vele eeuwen in de grond kunnen zitten zonder te kiemen

A
  1. Droge omgeving
  2. Dieren kunnen er niet bij
  3. Het kan ook niet kiemen water kan er niet bij
23
Q

Wat is een levenscyclus?

A

De ontwikkeling van zaad naar plant en daarna tot vrucht en dat steeds opnieuw