Hoofdstuk 4 Paragraaf 1 Flashcards
1
Q
Wat zijn 2 andere namen voor skelet
A
- Geraamte
- Beenderstelsel
2
Q
Uit welke 3 basis delen bestaat je lichaam
A
Hoofd, romp en ledematen
3
Q
Wat zijn je ledematen
A
Armen en benen
4
Q
Uit welke 3 wervels bestaat de wervelkolom
A
- Halswervels
- Borstwervels
- Lendewervels
5
Q
Leer het skelet uit je hoofd
A
Want dat moet voor toets
6
Q
Welke 3 dingen vormen de borstkas
A
- Borstwervels
- Ribben
- Borstbeen
7
Q
Welke 2 dingen vormen de schoudergordel
A
Schouderbladen en sleutelbeenderen
8
Q
Welke 3 dingen vormen de bekken
A
- Heupbeenderen
- Heiligbeen
- Staartbeen
9
Q
Uit welke 4 botten bestaat een arm
A
- Opperarmbeen
- Ellepijp
- Spaakbeen
- Botten van de hand
10
Q
Uit welke 4 botten bestaat een been
A
- Dijbeen
- Scheenbeen
- Kuitbeen
- Botten van de voet
11
Q
Welke 4 functies heeft het skelet
A
- Stevigheid geven
- Beweging
- Beschermen van organen
- Vorm geven aan lichaam