Paard/GD (HC5, PR7&8) Flashcards

1
Q

Golden Triangle

A

Dierenarts, eigenaar, dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ziektegeschiedenis

A

Signalement

Anamnese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Signalement

A
diersoort
ras
geslacht
leeftijd
kleur en aftekeningen
bijzondere kenmerken (bijv. geamputeerde staart, chip, tatoeage)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Anamnese

A

reden van bezoek
algemeen functioneren
leefomstandigheden
voorgeschiedenis

(ezelsbrug = ral(e)v(ant) over het dier) ach ja anders gespeld dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorgeschiedenis/algemeen functioneren

A

aard van de klacht
duur van de klacht
verloop van de klacht
effect van behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Algemene indruk

A
  1. gedrag en bewustzijnsniveau
  2. houding en gang
  3. voedingstoestand (vet en bespiering)
  4. verzorgingstoestand (ooguitvloeiing, tandsteen, oren, vacht)
  5. In Het Oog Springende Klinische Afwijking (IHOSKA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Doel algemeen onderzoek

A

mate van verstoring
acuut/subacuut/chronisch
lokalisatie probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderdele AO

A
Ademhaling
Pols
Temperatuur
Slijmvliezen
Lymfeknopen
Beharing, Huid en Hoornige structuren

Ezelsbrug: “APT = betekent in het engels “gepast naar omstandigheden”. Dit geldt ook voor OA, het is gepast dit te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ademhaling

A
  • Diepte: ter grove inschatting van ademvolume
  • Type:
    • fysiologisch = costo-abdominaal (actief-passief)
    • costaal, abdominaal, pendelend (borst en buik uit fase)
  • Frequentie:
    • Tel min. 30 sec en reken altijd om naar ademtochten per 1 minuut
    • Tel langer bij onregelmatigheid.
  • Ritme/regelmaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Opnemen ademhaling

A

van enige afstand, schuin achter (LH, Paard) of schuin achter en boven (GD) het dier:
beste waarneming van borst/buikexcursies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pols

A
Frequentie (slagen per minuut)
Ritme (regelmaat)
Kwaliteit 
    - Equaliteit
    - Kracht = amplitude
    - Vulling (tussen slagen)
    - Vorm
Synchroniciteit/uitval (m.n. GD, soms paard)
Symmetrie (GD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kwaliteit perifere pols

A

l Kracht, afh van :
– Slagvolume (kan evt per slag wisselen)
– Perifere weerstand (kan wisselen, maar langzaam over vele hartakties)
– Elasticiteit vaatwand (kan wisselen over periode van jaren)
l Equaliteit : gelijkblijvende amplitude van elke polsgolf – Inequale pols per definitie onregelmatig; deze regel is
echter niet omkeerbaar !!!
l Vulling: voelbaarheid van het vat tussen de slagen l Vorm van de polsgolf (bijv. steile pols)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mogelijkheden ritme opnemen

A

3 mogelijkheden:
– Regelmatig (gelijke tijdsafstand elke slag)
——————-
– Regelmatig onregelmatig : onregelmatigheid met terugkerend patroon
— — — — —
– Onregelmatig onregelmatig : patroonloze onregelmatigheid
— —- ————
l Van belang voor herkenning fysiologische of pathologische ritme-storingen (ziekteleer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Respiratoire sinusaritmie

A

Respiratoire sinusaritmie (met name GD, soms paard)
– Fysiologische aritmie
– Ritme valt samen met de ademhaling l Kan dus regelmatig of onregelmatig zijn! l Bij inademing stijgt de polsfrequentie
l Bij uitademing daalt de polsfrequentie
– Niet aanwezig bij hijgende hond
– Niet aanwezig bij dichthouden van bek
– Paard: diverse soorten fysiologische aritmien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitval

A

l Controleren door ictus cordis te voelen en tegelijkertijd de perifere pols op te nemen
l Uitval = wel ictus, geen voelbare polsgolf
l Oorzaak: bij snel opvolgende hartcontracties is het slagvolume te klein om een perifeer voelbare polsgolf te genereren
l Duidt op een aritmie en niet op een blokkade!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Symmetrie (GD)

A

l Gelijktijdig voelen van rechter en linker A. femoralis maakt vergelijking tussen beiden mogelijk
l Asymmetrie = aan één is de pols niet of minder voelbaar dan aan de andere zijde
l Duidt op blokkade in arterie (bv trombus) of druk van buitenaf op arterie (bv tumor of abces)

17
Q

Opnemen pols vs. diersoorten

A

l Hond/kat: A. femoralis links en rechts gelijktijdig (binnenzijde achterbeen)
l Paard: A. facialis éénzijdig (aan mediale zijde mandibula bij incisure vasorum)
l Schaap/Geit:
– A. femoralis
– (ictus cordis)
l Rund
– A. facialis éénzijdig (laterale zijde mandibula)
– A. saphena éénzijdig (mediale zijde achterpoot)
– A. coccygea (ventrale zijde staart)
l Varken: geen pols beoordelen, alleen ictus cordis

18
Q

Hoe meet je de temperatuur bij de hond/paard? Waar let je op?

A
  • pakt staart vast en tilt staart op (staarttonus)
  • kijkt naar reinheid peroneus en stand anus
  • test anusreflex en tonus recti
  • beoordeel aanklevende feces
  • meet temperatuur
19
Q

BHH

A
l Beharing / vacht
– Conditie en glans (GD uitgebreider)
l Huid
– 11 punten !
l Hoornige structuren – Grootte
– Vorm (passend bij het dier) – Aard van oppervlak
– Kleur en pijnlijkheid (GD)
20
Q

vacht (beharing) GD

A
lType
– Normaal, korthaar, langhaar
l Algemene inspectie
– Kleur, glad, glans, aansluiting, alopecia
l Lokale inspectie
– Dichtheid, losse haren, ectoparasieten
21
Q

11 punten van huid

A

l Geur
l Kleur (pallet als bij slijmvliezen, op ongepigmenteerd, onbehaard deel)
l Temperatuur periferie (Alleen huid; geen onderliggende organen!)
l “Turgor” : 1 handeling, bestaande uit waarnemen van:
– Dikte, oplichtbaarheid, sensibiliteit, vochtbalans en elasticiteit
l Laesies
l Bloedingen l Oedemen

22
Q

Slijmvliezen

A

l Kleur
– Hb-afhankelijk
l Rose, te rood, te bleek, blauw, bruin (LH) – Hb-onafhankelijk : geel
– mengkleuren
l Vochtigheid
l Bloedingen en laesies (epitheeldefecten)
l Capillary refill time (CRT) – niet bij kat en varken

23
Q

Welke slijmvliezen

A
  • Let op volgorde (‘schoon naar vies’) l Links én rechts beoordelen!
  • Paard: sclera (mn voor vaatinjectie en kleur geel), conjunctiva, 3e ooglid, neus, mond, vulva (bij indicatie: …)
  • Hond: sclera, conjunctiva, mond (vulva)
  • Kat: sclera, conjunctiva, mond, tong (kleur)
24
Q

Kenmerken lymfeknopen

A
Grootte
Vorm
Consistentie
Pijnlijkheid
Verschuifbaarheid
> inn mandibularis en retropharyngealis beoordelen
25
Q

Kenmerken slijmvliezen

A
kleur
vochtigheid
bloedingen
epitheeldefecten
--> conjunctiva, mond- en neusslijmvlies beide kanten beoordelen, evt. ook CRT bepalen
26
Q

Kenmerken Huid

A

geur, kleur, temperatuur,
oplichtbaarheid, dikte, turgor (vochtbalans + elasticiteit)
sensibiliteit, laesies, bloedingen, oedemen, huidaandoening

27
Q

Waar moet je op letten bij het meten van de temperatuur? (behalve de temperatuur)

A

staart, staartomgeving, staarttonus, perineum, staartreflex, anusreflex

28
Q

Ademhalingsfrequentie paard

A

8-14 /min

29
Q

Temperatuur volwassen paard

A

37,4-38,0 graden Celsius

30
Q

Temperatuur pasgeboren veulen

A

37,2-38,9 graden Celsius

31
Q

Temperatuur veulens tot één maand

A

37,5-38,5 graden Celsius

32
Q

Temperatuur ezel

A

36,5-37,5 graden Celsius

33
Q

Lymfknopen paard

A
  1. Lnn. mandibulares (mandibulaire of submaxillaire lymfknopen): liggen o.g ter hoogte van de incisura vasorum tussen de kaaktakken in een V-vorm tegen de binnenkant van de kaken.
  2. Lnn. retropharyngealis: Aantal lymfknoopjes boven de farynx gelegen. Zijn normaal niet te voelen.
  3. Lnn. cervicales superficiales (prescapulaire of boeglymfknopen): liggen diep tussen de spieren en zijn normaal niet te voelen.
  4. Lnn. subiliaci (liesplooi- of vanglymfknopen): liggen loodrecht onder tuber coxae en schuin voor de knie.
  5. Lnn. mammarii (uierlymfknopen): bij het paard worden deze lymfeknopen niet onderzocht.
  6. Lnn. inguinales superficales: liggen aan beide zijden van de penis.
  7. Lnn. mesenteriales (darmscheillymfknopen): liggen hoog in de scheilswortel.
  8. Lnn. iliofemorales (inwendige darmbeenlymfknopen): liggen cranio-mediaal van het darmbeen en krijgen lymfe uit de vanglymfknopen, de uier en het bekken, de lendenen en de achterbenen. Zijn normaal niet te voelen.
  9. Lnn. colici: liggen bij de taeniae van het colon en caecum onder de serosa en zijn normaal niet te voelen.
34
Q

Waar wordt op gelet bij het inspecteren van de beharing (paard)?

A
  • algemeen aspect en lokale inspectie
  • glad
  • glanzend
  • goed aaneengesloten
35
Q

Waar wordt op gelet bij het inspecteren van de hoornige structuren?

A
  • overgang huid-hoorn
  • grootte
  • vorm
  • kleur
  • temperatuur
  • pijnlijkheid
  • aard van het oppervlak