Kip (HC7, PR10a) Flashcards

1
Q

Kippen zijn anders

A
  • kippen zijn “anders” dan zoogdieren (dinosaurus)
  • kippen hebben veren (lichaam niet te inspecteren: A.I.) - vogels tonen ziek zijn pas als het echt mis is
  • voortplanting is vaak inherent aan doel houderij
    (kippen leggen eieren: “voortplanting” bij A.O.) - kippen worden in groepen/koppels gehouden
    (wie is mijn patiënt: een dier of een koppel dieren?)
  • kippen gehouden door zowel bedrijven als particulieren - belang aangifteplichtige ziekten (NCD – AI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is klinische diagnostiek?

A

“Dialoog met de patient”
extra nodig naast onderwijs KD:
- topografische anatomie
- fysiologie/pathofysiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

referent gezonde dier

A

Het gezonde dier leeft in
evenwicht met de omgeving (1),
presteert volgens de norm (2)
en vertoont geen verschijnselen van ziekte (3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klinisch onderzoek koppie

A
  • Signalement*)
  • Anamnese*)
  • Algemene Indruk*)
  • Algemeen Onderzoek*)
  • Onderzoek Orgaansystemen
  • Aanvullend Laboratoriumonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Signalement

A

Signalement particulier gehouden pluimvee - type (vlees-, leg-, sier-/sport-/gezelschaps-) - soort (kip, kalkoen, eend, fazant etc.) & ras - geslacht

   - uitkomstdatum (leeftijd)
   - kleurslag, kamvorm
   - ringnummer

Signalement VDO-doel gehouden pluimvee

  • type (SS, LL, KK; eindproduct of reproductie; opfok?)
  • merk
  • herkomst (VB/broederij/opfokker) - uitkomstdatum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anamnese particulier gehouden pluimvee (overeenkomstig GD)

A
  • iatrotrope probleem: “klacht”
    - ziekteverloop
    - voorgeschiedenis
  • basale functies
  • omgevingsfactoren o.m.: vaccinaties voer
    zootechniek
    e.v.a.!!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anamnese VDO-doel gehouden pluimvee

A
  • iatrotrope probleem: “klacht”
  • ziekteverloop
  • voorgeschiedenis: b.v. stalkaart opfok
  • basale functies: stalkaart
  • kengetallen (leg, vlees, reproductie)
  • omgevingsfactoren o.m.: vaccinaties voer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kengetallen leghennen

A

Leghennen:

  • eiproductie (leg% en productiecurve)
  • eigewicht
  • II soort eieren
  • voeropname (gram per dier per dag) - uitval + verloop uitval
  • lichaamsgewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kengetallen reproductiehennen

A

Reproductiehennen:

  • eiproductie (leg% en productiecurve, top ca. 85 %)
  • eigewicht
  • II soort eieren (vs. broedeieren) - voeropname (gram per dier per dag) - uitval + verloop uitval
  • uitkomst%
  • (lichaamsgewicht; (hennen) en hanen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kengetallen vleesproductie

A

Vleeskuikens:

  • voerconversie (VC1700)
  • groei per dier per dag (gpdpd: 2 rekenwijzen) - uitval (aantal en %)
  • uniformiteit (%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wettelijke meldingsplicht

A
  • Bij overschrijden NVWA-norm (0,5 %/dag 2 dagen of 3 %/week)
  • sterke daling voeropname en/of wateropname sterke daling eiproductie in 48 uur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

algemene indruk pluimvee

A

Wat kan je bij kippen zien met je handen op de rug?
- Gedrag en Bewustzijn
- Houding en Gang
- Respiratie op Afstand (was V+V bij ZD) IHOSKA + verenkleed
NIET: voedingstoestand (zit onder verenkleed)
WEL: indicaties rond productieve staat hen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

algemeen onderzoek

A
  • Ruiken
  • Inspectie
  • Palpatie (opp en diep)
  • Percussie
  • Auscultatie
  • Speciale Onderzoeksmethoden
    → RIPAPS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

praktische tips handelingen

A

Kippen (vogels):
- zijn klein
- worden uit de hand (niet op tafel) onderzocht
- kunnen doodgaan in je hand en moeten dus snel en
efficiënt en veilig worden onderzocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

FFF-reactie

A
  • verhoogde O2-behoefte
  • adrenerg (redistributie circulatie)
  • verlies veren door “schrikruien” (PAUW)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

AO dier vs. kip

A
Zoogdieren
 → A
→ P 
→ T
HBH
Svl 
→ Lkn

Kippen
geen diafragma; luchtzakken; geluid
voelbaar aan de hals; “niet” gedaan “andere” febriele respons; 42 °C
kam, verenkleed, snavel, nagels ogen, bek, cloaca
niet aanwezig

17
Q

Lichaamsdelen AO

A
Kop
Hals
Krop
Borst
Buik 
Cloaca 
Poten 
Vleugels 
Veren 
Respiratie 
Locomotie
18
Q

Deelvragen AO

A
  • Legt deze hen?
  • Zoek er eens een paar die sinds kort niet meer leggen uit. - Wat is de conditie van deze kip?
  • Hoe oud is deze kip?
  • Zijn er ademhalingsproblemen in deze koppel?
  • Heeft de kip symptomen van voorste ademhalingsweg infectie?
  • Bestaan er locomotieproblemen in deze koppel?
  • Zoek er eens een paar met pootafwijkingen uit.
19
Q

bevinding vs. waarneming

A

Waarneming: pols 150 slag/min (“dier X”, rust) Referent: gezonde pols “dier X” 80 – 100 Bevinding: verhoogde pols

Waarneming: huid rond cloaca kip is geel

Referent: huid kan wit of geel zijn (ProdSt)

Bevinding: de caroteen is in de huid gestapeld, de kip legt dus waarschijnlijk niet

20
Q

Wat kun je op afstand al waarnemen en onderzoeken bij de kippen?

A
  1. Bewustzijnsniveau en gedrag: gezonde kip = attentie, recht aankijken en volgen met het oog, komen op voer
    af. Ziek = afwezig, zondert zich af, beweegt minder (1 minuut regel), loopt minder snel weg bij benaderen, onderaan pikorde.
  2. Houding en gang: licht gebogen knie, hak symmetrisch, vliegt en loopt symmetrisch, laat zich opjagen
  3. Respiratie: probleem voorste luchtwegen: proesten; probleem diepe luchtwegen: brommen, knorren, rochelen, hoorbare ronchi, pompende bewegingen met het lichaam, bek vaak geopend (=accessoire adembeweging); trachea: gapende, kokhalzende bewegingen met kop en hals.
  4. IOSKA
21
Q

Op welke manieren kun je een kip fixeren?

A

Vleugelgreep (en: vleugelgreep in rugligging), bosje kip, presenteren van de kip.

22
Q

Waar kijk je naar bij het schatten van de leeftijd van een kip?

A
  1. Eitandje: na max. 3 dagen verdwenen
  2. Vervanging van kuikendons door veren: na 1ste weeK duidelijk staart en vleugelveren te zien, na 2e week: flanken ook bedekt, na 3e week: rug en basis nek bedekt, na 4e week: kop volledig bedekt.
  3. Rui van het eerste kuikenkleed in het handje: vanaf wk 8, wk 20 laatste pen gegooid.
  4. Verbening sternumpunt: gebeurt rond 30-35 wk
  5. Overig: oudere hennen grovere poten en laten handtekening op ei achter
23
Q

Wat is het verschil tussen kuikenkleed en volwassenverenkleed?

A

Kuiken: sikkelvormig, spitse punt, kleinere pennen
Volwassen: recht en ronde punt

24
Q

Waar let je op bij het controleren van de voedingstoestand?

A

Vulling van de krop, spierweefsel (palpatie pectoralismusculatuur halverwege borstlengte), vetweefsel (benaderen in het omentum), energiehuishouding (voeropname), eetlust, hydratatie.

25
Q

Welke formule kun je gebruiken voor het berekenen van de voeropname van het gezonde dier naar de opname van omzetbare energie?

A

OE = 435 x G(0,75) + 21,5 x W + 12,1 x EM

26
Q

Wat zijn tekenen van dehydratatie?

A

poothuid van het loopbeen ligt strak op het been, scherp groefje tussen pees en been te zien, donkerder grauw van kleur. schubben ruw en dor, slijmvliezen mogelijk donkerder rood. Weinig drinken maar wel eten = erg stevige krop.

27
Q

Waar let je op bij beoordeling van de verzorgingstoestand?

A

Er wordt vooral gelet op de toestand van het verenkleed: gaaf, glanzend, aaneengesloten, schoon

28
Q

Wat zijn voorbeelden van secundaire veranderingen aan het verenkleed en waar kan de verandering op duiden?

A
  1. Beschadigd: door bijv. locomotieproblemen
  2. Afwezig door verlies: pikkerij.
  3. Bevuild: bevuilde borst = veel op borst zitten, vuile stal = vermindering concentrerend vermogen van de nier; ziekte van de darm; vuil rond ogen, bek en neus = exsudaat; cloaca = door urinezuur, mest, blindedarmmest, bloed, slijm
29
Q

Welke methoden gebruik je bij de beoordeling van de slijmvliezen en waar let je in het algemeen op bij de beoordeling van de slijmvliezen?

A

Inspectie conjunctiva, inspectie bek, presenteren bek, inspectie trachea;
Kleur, vochtigheid, laesies, bloedingen

30
Q

Wat betekent het als je een rode stip ziet wanneer je het onderste ooglid omlaag duwt?

A

Acute verandering van voorste ademhalingswegen

31
Q

Hoe ziet een gezonde cornea eruit?

A

Glad, glanzend, vochtig, sferisch, doorschijnend, reflecterend bij het gezonde dier

32
Q

Waar let je op bij de inspectie van de bek?

A

Tong, choanespleet, oesofagus, larynx, snavellijsten

33
Q

Hoe beoordeel je de productieve staat van een kip?

A

Huid ooglidrand en snavelkleur (normaal: gele kleur door caroteen)
Cloaca (kleur huid, breedte, slijmvlies)
Legbeentjes (afstand, bewegelijkheid, vorm)
Kam (langzaam groter bij actief ovarium)

34
Q

Wat is kenmerkend voor een leggende hen?

A

Bleke snavelkleur en ooglidranden, grotere kam, wijde en soepele ‘dunne’ legbeentjes, wijde vochtige bleke cloaca met krijtwit aspect van de aangrenzende huid, gedrag: zal meestal ‘staan’ voor de hand als uiting van bereidheid paren

35
Q

Noem een aantal belangrijke aspecten van koppelinspectie.

A

Voeropname en wateropname en verhouding tussen deze twee, groei en productie van vlees en eieren, uitval van dieren, uniformiteit

36
Q

Welke onderdelen kun je benoemen bij tweede soort eieren?

A

Aard van de afwijking, bevuiling, afwijkende schaalvorm, beschadiging