Interpretatie laboratorium uitslagen (WC1) Flashcards
wat is een ander woord voor laboratoriumtesten?
diagnostische testen
Welke 3 parameters worden gebruik om de betrouwbaarheid van een diagnostische test te bepalen?
- sensitiviteit
- specificiteit
- prevalentie
wat is een ander kenmerk dat belangrijk is bij diagnostische testen?
reproduceerbaarheid
wat zijn 4 mogelijke uitslagen van een diagnostische test?
- positief = echt ziek (a)
- negatief = echt gezond (d)
- vals positief = gezond dier wordt ziek genoemd (b)
- vals negatief = ziek dier wordt gezond genoemd (c)
wat is de ‘gouden standaard’?
er worden 2 groepen dieren onderzocht; één groep dieren waarvan zeker is dat ze ziek zijn en één groep dieren waarvan zeker is dat ze de bewuste ziekte niet hebben. De zekere “ziekte”-status van de 2 groepen wordt Gouden Standaard genoemd.
De gouden standaard onderzoek is een schatting van de werkelijke sensitiviteit en specificiteit van een populatie omdat deze waarde wordt bepaald in een steekproef van werkelijk zieke dieren en werkelijk gezonde dieren.
Wat meet de sensitiviteit?
Dit is de proportie test positieve dieren (a) in de groep zieke dieren (a+c).
Wat meet de specificiteit?
Dit is de proportie test negatieve dieren (d) in groep gezonde dieren (b+d).
Van wat hangen de waarde die wij aan de test uitslagen kunnen hechten af?
- de test karakteristieken (sensitiviteit en specificiteit)
2. populatie kenmerken, in het bijzonder hoeveel de ziekte voorkomt (prevalentie).
Wat meet de positief voorspellende waarde (VW+)?
dit is de proportie werkelijk zieke dieren (a) in populatie test positieve dieren (a+b).
Wat meet de negatief voorspellende waarde (VW-)?
dit is de proportie werkelijk gezonde dieren (d) in populatie test negatieve dieren (c+d).
Wat worden VW+ en VW- ook wel genoemd?
de diagnostische betrouwbaarheid van een positieve-, resp. negatieve uitslag genoemd.
Wat meet de test prevalentie?
dit is de proportie positieve dieren (a+b) in populatie (n).
Wat meet de ware prevalentie?
dit is de proportie negatieve dieren (c+d) in populatie (n).
Stelling: de sensitiviteit van de screeningstest die wordt gebruikt om ziekte A aan te tonen is 0.99.
GOED of FOUT?
> Het gedeelte dieren wat correct als ziek wordt bestempeld bij gebruik van deze test is 0.99
GOED = correct als ziek kan beschouwd worden als dieren die echt positief testen, plus de dieren die als gezond gezien worden.
FOUT = proportie met het geheel aantal van zieke dieren.
Stelling: de sensitiviteit van de screeningstest die wordt gebruikt om ziekte A aan te tonen is 0.99.
GOED of FOUT?
> Het gedeelte van de dieren dat de ziekte werkelijk heeft uit de pool positief geteste dieren is 0.99.
FOUT = hier wordt negatieve uitslag in zieke pool vergeten