Ouderschap onder druk/drugs Flashcards

1
Q

KOAP

A

Kinderen van Ouders met Afhankelijkheidsproblematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Risicofactoren ouders

A
  • afhankelijkheid: drugs centraal
  • betrokkenheid en beschikbaarheid (chaotische levensstijl, emo en fysiek beschikbaar, onveilige situaties, onvoorspelbaarheid, …)
  • verwaarlozing en mishandeling
  • Plaatsing (op leeftijd 10j 80%)
  • familiale achtergrond en relationele conflicten
  • weinig eigen positieve ervaringen (opvoedingsvaardigheden, kennis ontwikkeling, …)
  • meer rigide en minder responsief -> hechting
  • verwenning (compenseren schuldgevoel)
  • instabiele wisselende relaties en beperkt sociaal netwerk
  • gezin rond verslaving georganiseerd: co-afhankelijkheid en parentificatie
  • weinig positieve identificatiemodellen
  • drugs als copingmechanisme + gevoel macht en potentie
  • werkloosheid, financiele prob
  • contacten justitie
  • schaamte en schuld gevoelens
  • onttrekken HV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Parentificatie

A

kind neemt ouderlijke rollen op omdat ouder het niet kan bv. broer voor kleinere zus zorgen, was doen, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Co-afhankelijkheid

A

rond verslaving gaan organiseren bv. zorgen altijd alcohol in huis zodat niet boos kan worden, geen feestjes thuis zodat buitenwereld het niet weet, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Protectieve factoren

A
  • niet alle ouders doen slecht
  • kinderen sterke motivator herstel
  • adequaat functioneren: sociaal netwerk, rituelen, vaderfiguur, leefgebieden in tact, …
  • niet iedereen beperkte ouderschapsvaardigheden of onvoldoende aandacht
  • verslaving maakt ouderschap niet onmogelijk, maar bemoeilijkt het wel (zeker als nog andere risicofactoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 kenmerken goed genoeg ouderschap

A
  • grenzen stellen
  • responsiviteit
  • verantwoordelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

NAS

A

Neonataal abstinentie syndroom
= enkel bij kinderen waarvan de moeder opiaten gebruikte
= versnelde ademhaling, diarree, stuipen, braken, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

FAS

A

Foetaal alcoholsyndroom
= combi aantal fysiologische verschijnselen: gezicht wat vervormd (dunne bovenlip, vlak gezicht, dunne ogen, lage oren, vervormde kin, kleine neus, …) + verstandelijke beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

7 vormen veerkracht (om op in te zetten bij de kids)

A
  • inzicht (psychoeducatie)
  • onafhankelijkheid (eigen leven)
  • intieme relaties
  • initiatief nemen
  • creativiteit
  • humor
  • moraliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

4 pijlers om veerkracht te versterken

A
  1. kinderen informeren op maat
  2. ruimte om emoties te bespreken
  3. neutrale steunfiguren waar kind mee kan spreken
  4. belang van kind zijn en wat het inhoudt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aanbevelingen

A
  • nood aan visie op ouders met een verslavingsprob (nadruk mogelijkheden, leren omgaan eigen weerstand, overdracht en tegen -, relatie opbouwen met oog veiligheid kind, duidelijkheid, flexibiliteit, welke verwachtingen? normen? criteria?)
    = deskundigheidsbevordering omtrent kinderen en druggebruik
  • basisvoorwaarden goede HV voor deze groep (holistisch, zien als moeder, tegemoetkomen hulp, sterkte gericht en vertrouwen opbouwen, nood aan plan b, in bestaande HVaanbod, langdurig, nazorg, …)
  • ondersteuning structureel verankeren (opvoedingsondersteuning, ambulant, residentieel, netwerkvorming)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Methodieken opvoedingsondersteuning

A
  • individueel (video interactie begeleiding, individuele begeleiding, HP, SoS, vrijwilligerswerk, …)
  • groep (groepmethodieken, oudertrainingen, oudergroepen, …)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly