Ordi 2 Flashcards
Een berekening, berekenen
Un calcul, calculer
Een tekening, tekenen
Un dessin, dessiner
Typen
Taper
Een scherm
Un écran
Een lichtje
Un voyant
Een knop om aan te zetten
Un bouton d’allumage
Een luidspreker
Un haut-parleur
Een toets, aanraken
Une touche, toucher
Een aanraakscherm
Un écran tactile
Spelen, een spel
Jouer, un jeu
Zoeken
Chercher
Opzoeken
Rechercher
Een harde schijf
Un disque dur
Een geheugen, onthouden/opslaan
Une mémoire, mémoriser
Een apparaat
Un appareil
Een afbeelding, een beeld
Une image
Duwen op/drukken op
Pousser sur ;appuyer sur
Een cursor
Un curseur
De cursor verplaatsen
Déplacer le curseur
Klikken op, de klik
Cliquer sur, le clic
Dubbelklikken op
Double-cliquer sur
Selecteren
Sélectionner
Muziek opnemen, registreren
Enregistrer de la musique
binnenkomen
entrer
buitengaan/op stap gaan
sortir
Een printer, printen
Une imprimante, imprimer
Een scanner, scannen
Un scanneur, scanner
Een verbinding, verbinden, loskoppelen
Une connexion, connecter, déconnecter
Een venster openen
Ouvrir une fenêtre
Een venster dichtdoen
Fermer une fenêtre
De tekstverwerking
Le traitement de texte
Gegevens verwerken
Traiter des données
Lanceren
Lancer
Verlaten
Traduire
Slepen
Glisser
Valideren
Valider
Wissen
Effacer
Bovenaan
En haut
Onderaan
En bas
Links
A gauche
Rechts
A droite
In het midden
Au milieu
Gegevens wissen
Supprimer des données
Scrollen
Défiler
Stoppen
Arrêter