Orale weefsel Flashcards

1
Q

Wat is het hardste weefsel van het menselijk lichaam?

A

Glazuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat glazuur?

A
  • 95% gewicht (89% volume): hydroxylapatiet (Ca10(PO4)6(OH)2)
  • proteïnen
  • lipiden
  • water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hydroxylapatiet is … vormig en vormt …

A

6-hoekig (hexagonaal)/ kristallieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe dik is de glazuurlaag?

A

0,6-2,0 mm dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel glazuur zetten ameloblasten af tijdens tandvorming?

A

4 nanometer per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tijdens elementvorming wordt glazuur en dentine gevormd. Welke 4 lagen materiaal en cellen zijn er?

A
  • Ameloblasten
  • glazuur
  • predentine
  • odontoblasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk deel van de ameloblasten scheidt het glazuur uit?

A

de uitlopers van Tomes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er tijdens de maturatie van glazuur?

A
  • kristalgroei

- proteineverwijdering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zorgt ervoor dat glazuur niet snel breekt?

A

de beweeglijkheid van dentine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is striae van Retzius (enamel striae)?

A

prominente lijnen die schuin over de glazuurprisma’s lopen naar het oppervlak (aan de buitenkant horizontale lijnen);

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn perykimata?

A

De horizontale lijnen die aan te buitenkant van elementen te zien is. Veroorzaakt door enamel striae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bouwen miljoenen kristallieten op?

A

Prismata (lopen van GDG naar oppervlak; doorsnede ong. 5 micrometer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is interrod?

A

Rod is een ander woord voor prismata –> interrot zijn de kristallen tussen de rod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Buitentste laag glazuur (… micrometer) is:

  • … hard
  • … poreus
  • … oplosbaar
  • … radio-paque (niet doorlatend)
  • heeft meer …, minder …
A

100

  • meer
  • minder
  • minder
  • meer
  • F, carbonaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Buitenste laag glazuur is …

A

aprismatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn spindles?

A

Uitlopertjes van de tubuli op de GDG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar is het glazuur cariës gevoeliger?

A

in de interprismatische ruimtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn lamellae?

A

Scheurtjes in de GDG, die tot aan het oppervlak lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Is de GDG glad?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke organisch materiaal bevat dentine vooral?

A

collageen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar liggen de uitlopers van de odontoblasten?

A

tussen de Tubuli (die een S vormige baan hebben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar hebben de tubuli een grotere diameter?

A

bij de pulpa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een fysiologische ontwikkeling van dentine?

A

afzetting van secundair dentine (leeftijd gebonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een pathologische ontwikkeling van dentine?

A

afzetting van tertiair dentine (cariës gebonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bevat glazuur cellen?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar is glazuur het dikst?

A

Op de knobbels, incisale randen. Dikte stijgt van de eerste naar de derde molaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar is glazuur het dunst?

A

bij de cervicale rand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hebben melktanden of blijvende tanden de dikste glazuurlaag?

A

blijvende tanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer zijn er de meeste amelogenins in glazuur?

A

tijdens de ontwikkeling, daarna worden ze eruit geresorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe ontstaat het bovenste randje aprismatisch glazuur?

A

omdat de Tomesprocessen dan al weg zijn

31
Q

Wat zijn cross-striations?

A

lijnen in het glazuur, haaks op de prisma’s

32
Q

Wat is attritie?

A

weefselverlies door tand-tand contact

33
Q

Wat is abrasie?

A

weefselverlies door tand-materiaal (van buiten de mond) contact

34
Q

Welke kristallen zijn kleiner, van dentine of van glazuur?

A

dentine

35
Q

Welke collageen type komt voor in dentine?

A

collageen type I

36
Q

Glandula parotis scheidt … speeksel uit

A

sereus

37
Q

Glandula submandibularis scheidt … speeksel uit

A

muceus en sereus

38
Q

Glandula sublingualis scheidt … speeksel uit

A

muceus

39
Q

Wat is het verschil tussen dentine en malteldentine?

A

In mantel dentine zijn de T-tubuli iets meer vertakt.

40
Q

Hoe liggen de Von-Ebnerlijnen?

A

Haaks op de T-tubuli

41
Q

Hoe liggen de ‘long-period incremental lines’?

A

diagonaal op de T-tubuli

42
Q

Wat is junctionaal/aanhechtingsepitheel voor soort?

A

meerlagig plaveiselepitheel

43
Q

Van alveolair bot naar pulpaholte:

A
  • alveolair bot
  • parodontaal ligament (met bloedvaten)
  • cellulair cement
  • acellulair cement
  • dentine (met eerst een hyaline en daarna een granule laag –> dentine –> predentine)
  • pulpaholte
44
Q

Ezelsbruggetje voor inter vs. intra:

A

INTERcity rijdt TUSSEN steden

inter=tussen / intra=binnen

45
Q

Uitlopers van odontoblasten zijn groter …

A

in de buurt van glazuur, dan in de buurt van de pulpaholte

46
Q

Hoe heet de dentine laag onder het occlusale glazuur?

A

manteldentine

47
Q

Hoe verschilt mantel dentine van normaal dentine?

A

tubuli zijn anders georienteerd en meer vertakt

48
Q

Hoe heet de dentine laag tegen de pulpaholte?

A

predentine

49
Q

Hoe verschilt predentine van normaal dentine?

A

predentine is nog ongeminaraliseerd

50
Q

Welke lijnen kunnen zichtbaar zijn in het dentine van preparaten?

A
  • artefacten; hele rechten lijnen ten gevolg van het prepareren
  • tubuli; de duidelijkste lijnen
  • von Ebner lijnen; haaks op de tubulilijnen
  • long-period incremental lines; schuin op de tubuli
51
Q

Aan welke zijde van de tong is de lamina propria het langst?

A

bovenop

52
Q

Aan welke zijde van de tong is het epitheel niet gekeratiniseerd?

A

onderkant

53
Q

Wat voor weefsel zit in het puntje en aan de randen van de tong?

A

skeletspierweefsel en vetweefsel

54
Q

Welk weefsel zit midden in de tong?

A

glad spierweefsel, zenuwweefsel en arterie

55
Q

Unitcel

A

kristallieten in prismata bestaan uit unitcellen (hydroxylapatiet)

56
Q

Wat doet secundair dentine?

A
  • vormt op de grens van dentine en pulpakamer

- vergroeiing van tubuli

57
Q

Reactief vs. reperatief dentine

A
  • reactief; tertiair dentine door odontoblasten

- reperatief; tertiair dentine door odontoblast-achtige cellen

58
Q

Demineralisatie van glazuur;

A

glazuur lost op

59
Q

aprismatisch glazuur is

A

meer gemineraliseerd

60
Q

cross striations

A

striae haaks op de prismata; ontstaan en secretoire fase; wss door variatie in prismagrootte

61
Q

Dentine fosfoproteïnen

A

regelen mineralisatie

62
Q

proteotglycanen in dentine

A

binden collageenvezels (I, III en IV)

63
Q

Schreger lijnen

A
  • in dentine
  • moeilijk te zien
  • door primaire kromming van tubuli
64
Q

Owen lijnen

A
  • in dentine

- op de lijn tussen primair en secundair dentine

65
Q

Lagen orale mucosa epitheel;

A

stratified squamous epitheel

  • basale laag (stratum basala/ stratum germinativum)
  • prickle cellaag (stratum spinosum)
  • granulaire laag (stratum granulosum)
  • gekeratiniseerde laag (stratum corneum)
66
Q

lamina propria

A

bindweefsel laag onder epitheel

67
Q

3 typen orale mucosa;

A
  • masticatory; veel kracht –> gekeratiniseerd epitheel met een dikke lamina propria
  • lining; mobiel en rekbaar –> los lamina propria en rangschikking van collageenvezels handig voor beweging
  • gespecialiseerd; dorsaal van tong en lippenrood (vermilion zone)
68
Q

masticatory orale mucosa

A

palatum durum/ gebonden gingiva

69
Q

lining orale mucosa

A

labiale en buccala mucosa/ alveolaire mucosa/ mondbodem/ vertrale deel tong/ achterste 1/3 tong/ palatum molle

70
Q

specialized orale mucosa

A

lippenrood/ voorste 2/3 tong

71
Q

glandula parotis

A

sereus

72
Q

glandula submandibularis

A

muceus en sereus

73
Q

glandula sublingualis

A

muceus