Functies biologische membranen Flashcards
Membraanlipiden hebben een hydro… staart en hydro… kop
fobe/ fiel
2 vormen van oriëntatie van lipiden:
- micelle (bol van een monolaag; kan geen volume in de bol hebben)
- liposome/ vesicle (bol van een bilaag; kan volume in de bol hebben)
Lipiden hebben … staart(en)
Vetzuren hebben … staart(en)
2
1
Waarom worden lipiden polair genoemd?
Ze hebben een hydrofobe en hydrofiele kant (2 polen)
Fosfoglyceriden bestaan in de kop uit:
een fosfaat en een glycerol
Glycolipiden bestaan in de kop uit:
een carbongroep ipv fosfaatgroep, de koolhydraat bindt aan de carbongroep
Functie van cholesterol:
brengt stugheid aan membranen; gaat tussen vetzuren zitten voor verminderde vloeibaarheid
Aminozuren kunnen neutraal, hydrofiel of hydrofoob zijn. In een membraan zijn ze …
hydorfiel of hydrofoob
Als polypeptideketens alfa-helixen gaan vormen worden deze intact gehouden door
waterstofbruggen
De alfa-helixen van polypeptideketens kunnen niet worden gebruikt voor transport door de membraan, omdat…
De binnenkant (die uit hydrofiele H-groepen bestaat) te klein is om moleculen door te verplaatsen
Hoe vormen polypeptiden een kanaal voor transport door de membraan?
Meerdere alfa-helixen vormen samen een gang, met een hydrofiele binnenbekleding
Vormen van integraal gelinkte eiwitten in een membraan:
- transmembraneus (door de hele membraan); als alfa-helix
- membraan-geassocieerd (voor een deel aan de membraan); als bèta-sheet
- lipide-gelinkt (niet in het membraan, wel aan het membraan); via een vetzuur vast aan het membraan
Perifeer gelinkte eiwitten in een membraan:
proteïne gebonden; aan het membraan verbonden via een alfa-helix die in de membraan zit
Welke eiwitten zijn vaak integraal verankerd?
transporteiwitten
Welke eiwitten zijn vaak perifeer verankerd?
cytoskelet eiwitten
Wat houdt membraanvloeibaarheid in?
Laterale beweeglijkheid van lipiden en eiwitten in een membraan; goed voor verplaatsing ECM en signaaltransductie
Op welke 4 manieren kan een lipide in een membraan bewegen?
- rotatie (heel snel); om zichzelf draaien
- flexie (zeer snel); wiebelen
- laterale diffusie (snel); veranderen van plaats
- flip-flop (kost veel energie)
Hoevaak, waarom en onder welke omstandigheden vind flip-flop plaats?
- duurt 2 dagen
- voor uitwisseling van soorten en functies
- bij aanwezigheid van flipase
Hoe verschillen verzadigde vetzuren van onverzadigde vetzuren?
Onverzadigde vetzuren hebben een dubbele binding (effect in lipiden = kromming in de staart)
Welk effect hebben onverzadigde vetzuren op de vloeibaarheid van membranen?
Door de kromming in de staart is er meer ruimte voor beweging –> vloeibaarder
Cholesterol kan in een membraan zitten, welk effect heeft dit op de vloeibaarheid?
minder ruimte voor beweging (gaat tussen de open ruimten van onverzadigde vetten zitten) –> minder vloeibaar
Hoe … het vetzuur, hoe hoger de vloeibaarheid
korter