Motoriek en sensoriek kauwstelsel Flashcards

1
Q

Welke 4 kauwspieren zijn er (kaaksluiters)?

A
  • m. temporalis
  • m. masseter
  • m. pterygoideus lateralis (loop horizontaal)
  • m. pterygoideus medialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 syprahyoidale spieren zijn er (kaakopeners)?

A
  • m. digastricus (anterior en posterior)
  • m. stylohyoideus
  • m. mylohyoideus
  • m. geniohyoideus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 infrahyoidale spieren zijn er (kaakopeners)?

A
  • m. sternohyoideus (ook functie bij slikken)
  • m. omohyoideus
  • m. thryohyoideus
  • m. sternothryoideus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe onthoudt je de 12 hersenzenuwen?

A

Op Ons Oude Tuin Terras At Frans Verse Groenten Van Albert Heijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe onthoudt je of hersenzenuwen motorisch of sensorisch zijn?

A

Some Say Marry Money But My Brother Says Big Brains Matter More

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Exteroreceptoren reageren op …

A

prikkels van buitenaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interoreceptoren reageren op …

A

prikkels van binnenuit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Proprioceptoren geven informatie over …

A

positie van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nociceptoren registreren …

A

pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mechanoreceptoren reageren op…

A

mechanische verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Chemoreceptoren reageren op…

A

chemische verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fotoreceptoren reageren op…

A

licht verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een adequate stimulus?

A

laagste intensiteit nodig om receptor te activeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vezels geven een scherpe stekende pijn?

A

Adelta vezels (werken snel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vezels geven een zeurende, brandende pijn?

A

C vezels (werken langzaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het kaaksluitreflex?

A

Bij een tik op de onderkaak contraheert de m. masseter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het kaakopeningsreflex?

A

Als er van binnenuit teveel druk op de elementen is zal de kaak open gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het inhibitoire exteroceptieve kaakreflex?

A

Als je op iets heel hards bijt zal je kaak op een keer weer open springen

19
Q

3 delen van de tong:

A
  • radix linguae (tongwortel)
  • corpus linguae
  • apex linguae (tongpunt)
20
Q

Wat bevindt zich op de overgang van het corpus naar de radix?

A

de sulcus terminalis

21
Q

Welke 4 spieren bewegen de tong (extrinsieke spieren)?

A
  • m. genioglossus
  • m. styloglossus
  • m. hyoglossus
  • m. palatoglossus
22
Q

Welke 4 spieren kunnen de vorm van de tong veranderen (intrinsieke spieren)?

A
  • m. transversus linguae
  • m. verticalis linguae
  • m. longitudinalis superior en inferior
23
Q

Wat doet de n. glossopharyngeus?

A

algemeen en specifiek sensibele innervatie van de radix

24
Q

Wat doet de n. lingualis?

A

algemeen sensibele innervatie van het corpus en de apex

25
Q

Wat doet de chorda tympani?

A

specifiek sensibele innervatie van het corpus en de apex

26
Q

Wat doet de n. hypoglossus?

A

motorische innervatie van de tongspieren

27
Q

Uit welk type spier bestaan tongspieren vooral?

A

type IIA (snel en onvermoeibaar)

28
Q

Wat doet de n. ophtalmicus en waar komt ie vandaan?

A
  • sensorisch voor: voorhoofd, ogen en neus

- aftakking van de n. trigeminus

29
Q

Wat doet de n. maxillaris en waar komt ie vandaan?

A
  • sensorisch voor: bovenkaak en elementen, slijmvlies bovenlip, wangen, palatum durum en sinus maxillaris
  • aftakking van de n. trigeminus
30
Q

Wat doet de n. mandibularis en waar komt ie vandaan?

A
  • motorisch en sensorisch voor: onderkaak en elementen, slijmvlies onderlip, wangen, voorste 2/3 del van de tong en innervatie kauwspieren
  • aftakking van de n. trigeminus
31
Q

Verschil tussen hard en zacht voedsel kauwen;

A

late sluitfase duurt langer bij hard voedsel;

  • kauwkracht
  • vorm kauwbeweging
  • cyclusduur
  • aantal cycli voor slikken
32
Q

Adaptatie van receptoren

A

bij constante stimulus neemt de receptorpotentiaal af

33
Q

Waar zitten receptoren in het kaakgewricht?

A
  • intradentaal
  • parodontium
  • gewricht
  • huid en slijmvliezen
  • spieren en pezen
34
Q

Voedsel door verticale beweging van mandibula:

A

eerste stap van verkleinen van voedsel

35
Q

Voedsel door laterale en mediale beweging van de mandibula:

A

tweede stap door verscheuren het voedsel verkleinen

36
Q

Typen sensoren in het kaakgewricht;

A
  • 1; vlug adapterend (alleen stimulus als condylus op een specifiek punt wordt bewogen)
  • 2; langzaam adapterend (alleen tijdens beweging of specifieke posities)
  • 3; bij specifieke standen van condylus tov de fossa
37
Q

Golgi-peeslichaampjes

A
  • bevinden zich in pezen van skeletspieren
  • zijn gevoelig voor krachten op de spier
  • zijn in serie geschakeld
38
Q

Spierspoeltjes

A
  • bevinden zich in spieren
  • detecteert lengte verandering van spier (statisch component)
  • detecteert snelheid van lengteverandering (dynamisch component)
39
Q

Waar zitten meer spierpspoeltjes (kaaksluiters of arm)

A

kaakspier –> spier gevoeliger voor regulering

40
Q

Fasen van kauwcyclus;

A
  • closing stroke
  • power stroke
  • opening stroke
41
Q

Snijden en scheuren van voedsel

A

front

42
Q

Snijden en malen van voedsel

A

molaren

43
Q

Waar plaatst de tong de bolus?

A

aan de werkende zijde