opvoeding in het onderwijs Flashcards

1
Q

Basisonderwijs

A

Onderwijs voor kinderen van 2,5 tot 12 jaar, inclusief kleuteronderwijs (2,5-6 jaar) en lager onderwijs (6-12 jaar). Het richt zich op de ontwikkeling van fundamentele vaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Secundair onderwijs

A

Onderwijs voor jongeren van 12 tot 18 jaar. Het is verdeeld in verschillende niveaus, zoals beroepsonderwijs, technisch onderwijs en algemeen vormend onderwijs (ASO).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Centrum deeltijds onderwijs

A

Onderwijs dat gecombineerd wordt met werken, gericht op jongeren die niet voltijds naar school kunnen. Het biedt leertrajecten die werkplekleren en theorie combineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Duaal leren

A

Een onderwijsvorm waarbij jongeren zowel lessen volgen als werkplekervaring opdoen. Het richt zich op het aanleren van een beroep en het behalen van een diploma, vaak vanaf 15 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Buitengewoon lager onderwijs

A

Speciaal onderwijs voor kinderen die door fysieke, mentale of gedragsproblemen extra ondersteuning nodig hebben in hun leerproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Buitengewoon secundair onderwijs

A

Speciaal onderwijs voor jongeren die extra begeleiding nodig hebben in het secundair onderwijs. Het is gericht op de individuele noden van leerlingen met specifieke leer- of gedragsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Deeltijds kunstonderwijs

A

Onderwijs waarin leerlingen zich verdiepen in artistieke vakken zoals muziek, dans, beeldende kunsten en drama, gecombineerd met een ander onderwijstraject, zoals basisonderwijs, secundair of hoger onderwijs. Het stelt leerlingen in staat zowel artistieke als academische of beroepsmatige vaardigheden te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volwassenenonderwijs

A

Onderwijs voor volwassenen dat gericht is op het ontwikkelen van vaardigheden of het behalen van diploma’s, bijvoorbeeld het secundair diploma, taalopleidingen, of het vergroten van algemene kennis. Het wordt aangeboden via verschillende vormen zoals les overdag, avondonderwijs, afstandsonderwijs, digitale leerplatforms, of een combinatie daarvan, en biedt flexibiliteit voor mensen met verschillende levensomstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoger onderwijs

A

Onderwijs dat wordt gevolgd na het secundair onderwijs, zoals universiteiten en hogescholen. Het richt zich op diepgaande kennis en vaardigheden in specifieke vakgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leerplicht

A

Wetgeving die bepaalt dat kinderen en jongeren verplicht naar school moeten tot een bepaalde leeftijd. In België geldt de leerplicht van 5 tot 18 jaar. Het is bedoeld om kinderen toegang te geven tot onderwijs en zo gelijke kansen te bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pedagogisch project

A

Een plan of programma dat de onderwijsvisie, pedagogische doelen en werkwijze van een school beschrijft. Het geeft richting aan de schoolcultuur en het onderwijsaanbod.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schoolreglement

A

De afspraken tussen de school, ouders en leerlingen over gedragsregels, rechten en plichten binnen de school. Het reglement draagt bij aan een gestructureerd en ordelijk schoolklimaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Methodeonderwijs

A

Een verzamelterm voor onderwijsmethoden die gebaseerd zijn op specifieke pedagogische visies en een duidelijke aanpak. Voorbeelden zijn Dalton, Montessori, en Freinet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Daltonfilosofie

A

Een onderwijsmethode die ervan uitgaat dat ieder kind verantwoordelijkheid kan dragen voor zijn eigen leren. De school biedt ruimte voor zelfstandigheid en samenwerking, met de leerkracht als coach.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ervaringsgerichtonderwijs

A

Onderwijs waarin de nadruk ligt op diepgaand leren door eigen ervaringen en initiatief. Het leert kinderen op hun eigen tempo en niveau, met focus op emotionele en brede ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Freinetonderwijs

A

Een onderwijsfilosofie die uitgaat van zelf ontdekken, experimenteren en samenwerken. Het benadrukt natuurlijk leren en vaak buiten de klas, met weinig gebruik van cijfers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Jenaplanonderwijs

A

Een onderwijsvorm die gericht is op de ontwikkeling van het kind door een combinatie van spreken, spelen, werken en vieren. Leerlingen van verschillende leeftijden werken samen in kleine groepen, zonder gebruik van cijfers.

18
Q

Montessorionderwijs

A

Een onderwijsmethode waarin kinderen in gemengde leeftijdsgroepen werken, op eigen tempo, zonder vast rooster of cijfers. Het bevordert zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, met de leerkracht als gids.

19
Q

Pedagogisering in onderwijs

A

Het proces waarbij onderwijs steeds meer wordt gestuurd door pedagogische en maatschappelijke normen, zoals het invoeren van leerplicht en het streven naar gelijkheid in onderwijskansen.

20
Q

Pedagogische verantwoordelijkheid

A

De verantwoordelijkheid van opvoeders voor het welzijn en de ontwikkeling van een kind, zowel sociaal-emotioneel als cognitief.

21
Q

Secundair opvoedingsmilieu

A

De opvoedende en onderwijzende factoren binnen de secundaire school, waarbij ouders, leerkrachten en andere zorgfiguren bijdragen aan de ontwikkeling van de leerling.

22
Q

Pedagogische sociale relatie

A

De ondersteunende interacties tussen opvoeders opvoeders en zorgfiguren (zoals leerkrachten, grootouders, trainers) in de bredere sociale context van het kind.

23
Q

Leerkracht-leerling relatie

A

De interactie tussen leerkracht en leerling, gericht op leren en zorg, maar minder intens en exclusief dan de ouder-kindrelatie.

24
Q

Gehechtheidstheorie

A

Een theorie die stelt dat kinderen hechtingsfiguren nodig hebben voor veiligheid en emotioneel welzijn. In het onderwijs kan een leerkracht fungeren als een tijdelijke gehechtheidsfiguur voor leerlingen, waarbij de interacties tussen leerkracht en leerling mentale representaties creëren van de relatie.

25
Q

Mentale representaties

A

De innerlijke beelden en verwachtingen die een leerkracht ontwikkelt op basis van zijn interacties met een leerling. Deze representaties beïnvloeden hoe de leerkracht toekomstige interacties aangaat, en kunnen positief of negatief zijn afhankelijk van de ervaringen en patronen van de relatie. (=zie mentaliseren hoofdstuk 2)

26
Q

Pedagogisch leefklimaat/klasklimaat

A

Het sociale en emotionele klimaat in de klas, beïnvloed door de interacties en de inrichting van de ruimte, wat het welbevinden van de leerling bevordert.

27
Q

Zorgcontinuüm

A

De afstemming tussen de pedagogische behoeften van een leerling en het ondersteuningsaanbod in de school om doorlopende begeleiding te bieden.

28
Q

Opvoeden in onderwijs

A

Het begeleiden van kinderen in hun leerproces en persoonlijke ontwikkeling, met aandacht voor waarden, normen en toekomstperspectief binnen de onderwijscontext.

29
Q

Onderwijsfinaliteiten

A

Volgens Gert Biesta heeft onderwijs drie kernfuncties of finaliteiten: kwalificatie, socialisatie, en persoonsvorming.

30
Q

Kwalificatie

A

Het verwerven van kennis en vaardigheden om deel te nemen aan de samenleving, zoals een beroep uitoefenen of verder studeren.

31
Q

Persoonsvorming

A

De ontwikkeling van identiteit, autonomie en verantwoordelijkheid, gericht op het groeien als uniek individu.

32
Q

Socialisatie

A

Het leren van normen, waarden en tradities om een plek te vinden in de samenleving en deel te nemen aan sociale en culturele verbanden.

33
Q

Individualisering in onderwijs

A

De nadruk op de persoonlijke leerweg en keuzes van de leerling, los van sociale afkomst of achtergrond.

34
Q

Kind wordt geresponsabiliseerd

A

Het kind krijgt de verantwoordelijkheid om zich aan te passen aan de verwachtingen van de samenleving, waarbij problemen vaak als individuele tekortkomingen worden gezien.

35
Q

Individuele tekorten

A

De nadruk op persoonlijke gebreken van een leerling, zoals leerachterstanden of sociale uitsluiting, in plaats van structurele oorzaken.

36
Q

Kind als kapitaal

A

De visie dat kinderen een investering zijn voor de toekomst, waarbij onderwijs wordt gezien als een middel om hun potentieel te benutten.

37
Q

Controledrang in onderwijs

A

De focus op meten en beoordelen via toetsen en evaluaties, met minder aandacht voor niet-meetbare opvoedingsidealen.

38
Q

Verwetenschappelijking in onderwijs

A

De nadruk op evidence-based interventies en meetbare resultaten, wat het creatieve en experimentele aspect van onderwijs kan beperken.

39
Q

Economisering van onderwijs

A

De trend waarbij onderwijs steeds meer wordt gezien als voorbereiding op de arbeidsmarkt en economische vooruitgang, soms ten koste van andere opvoedingsdoelen.

40
Q

Vrijplaats

A

Een ruimte in het onderwijs waar kinderen zonder prestatiedruk kunnen leren, experimenteren en ontdekken. Het gaat om de intrinsieke waarde van leren, zoals taal omwille van taal of wiskunde omwille van wiskunde, los van maatschappelijke of economische verwachtingen. Hier krijgen leerlingen de kans om zich vrij en op eigen wijze te ontwikkelen

41
Q

Pedagogisch debat

A

De discussie over de fundamentele vragen van opvoeding en onderwijs, zoals waarom en waartoe we kinderen begeleiden en welke waarden centraal moeten staan