Oorlogswinter Flashcards

1
Q

Schrik

A

Shock

Zijn ogen waren wijd open van schrik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trouwens

A

Anyway; by the way

Hij is trouwens de leider van het team geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doodschieten

A

Shoot(dead)

Hij schoot de olifant dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevaar

A

Danger

Het leven is vol gevaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bezetter

A

Occupier

de Duitse bezetter hield Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lantaarn

A

Streetlamp

De lantaarn in de straat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zodat

A

So (that)

Het heeft geregend zodat de straten nat zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doorkomen

A

Come through

De verstandskies kwam door (the wisdom tooth came through)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ongekend

A

Unprecedented

In 2010 bereikte het geweld in Irak opnieuw een ongekende hoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Weelde

A

Luxury

‘in weelde leven’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eigenlijk

A

Real

Wat is nu je eigenlijke bedoeling, want dat begrijp ik nog steeds niet goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vooral

A

Especially

vooral in de zomer is het hier druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ongelovig

A

Unbelieving

Een atheïst is ongelovig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oppassen

A

Look out

je moet goed oppassen, anders val je

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vervelend

A

Annoying

Wat een vervelende klus (what an annoying job)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ijzeren

A

iron

Daarin zit een ijzeren pin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Eenmaal

A

Once

Ik heb hem maar eenmaal gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vlam

A

flame

in vuur en vlam staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

zoveel

A

How many

Hij gooide zoveel als 15 gram magnesium bij het mengsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ontzettend

A

awful

De stad stonk ontzettend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

volop

A

plenty

Er is volop eten en drinken voor iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vergelen

A

yellow

Alle oude foto’s waren vergeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ontdekken

A

discover

Ze had ontdekt dat haar baas de belasting ontdook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

geweld

A

force;violence

Ruim 60 procent van het huiselijk geweld in Nederland gaat om partnergeweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

afstand

A

distance

Van hier naar de noordpool is een behoorlijke afstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

onderscheiden

A

distinguish

In de wet werden drie gevallen onderscheiden (the law distinguished three cases)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

vlak

A

surface; flat

Dat was een vlakke weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

behalve

A

except (for)

Behalve mij heeft hij geen enkele vriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

rimpel

A

wrinkle

oma Oliva heeft rimpels bij haar ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

waarachtig

A

truly

Het boek geeft een waarachtig tijdsbeeld van die periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

onduidelijk

A

unclear

Hij praat zo onduidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

zelfverzekerd

A

self-confident

zelfverzekerd nam hij het woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

gedreven

A

passionate

een gedreven medewerker

34
Q

vervoer

A

transportation

ik kon geen vervoer krijgen

35
Q

ergens

A

somewhere

Zullen we ergens gaan zitten

36
Q

Eenvoudig

A

Simple

De oefeningen die je moet maken zijn eenvoudig

37
Q

Zuchten

A

Sigh

Stop met zuchten en eet je bord leeg!

38
Q

Afschuwelijk

A

Horrible

het is afschuwelijk koud buiten

39
Q

Onmisbaar

A

Essential

de lijst is een onmisbaar onderdeel van dit schilderij

40
Q

Zweeg

A

Silent

ik praatte de hele tijd, maar Anja zweeg

41
Q

Verdwijnen

A

Disappear

Aan het eind van het krijt verdwenen de dinosauriërs.

42
Q

Voorstellen

A

Introduce

Pogue stelde me voor aan zijn vriend ‘Barbie’

43
Q

Voortdurend

A

Constant

Er kwam een voortdurende informatiestroom binnen.

44
Q

Wegvoeren

A

Carry away

De gewonde werd haastig weggevoerd

45
Q

Mompelen

A

Mumble

In zichzelf mompelen

46
Q

Verzinnen

A

Invent; make up

Ik zal er iets op verzinnen (I’ll think up something for it)

47
Q

Vergadering

A

Meeting

Vergadering van aandeelhouders

48
Q

Namens

A

On behalf of

Namens mijn vader

49
Q

Verbaasd

A

Surprised

Ik ben verbaasd

50
Q

Bereiken

A

Reach

Een bestemming bereiken (reach a destination)

51
Q

Schuur

A

Shed;barn

Zet die fiets eens in de schuur

52
Q

Kennelijk

A

Evident;apparent

Kennelijke gebreken (obvious defects)

53
Q

Toeval

A

Coincidence

Bij toeval (by accident)

54
Q

Overstuur

A

Upset

Hij weg was, toen was ik zo overstuur

55
Q

Verraad

A

Betrayal

Wat heeft dat met verraad te maken?’

56
Q

Zwijgen

A

Be silent
Hij bleef zwijgen (he kept silent)

57
Q

Schuldig

A

Guilty

Hij voelde zich schuldig

58
Q

Scheuren

A

Tear apart

Het document was verkreukeld en gescheurd, maar nog goed leesbaar

59
Q

Voorzichtig

A

Careful

Wees wel voorzichtig (be careful)

60
Q

Naderen

A

Approach

Het einde nadert

61
Q

Vorderen

A

Make progress

Naarmate de dag vorderde (as the day progressed)

62
Q

Behoedzaam

A

Carefully

Iets behoedzaam ergens afhalen/uithalem (carefully take something off/out of somewhere)

63
Q

afbeelding

A

Illustration

een afbeelding van een bijzondere vogel in een dierenencyclopedie

64
Q

belangstelling

A

Interest in

Een man met een brede belangstelling

65
Q

Gerieflijk

A

Comfortably

Hij woonde in een gerieflijke woning

66
Q

Vertrouwen

A

Trust

Van de huisartsen in de Vlank en de omtrek was er niet één die hij blindelings vertrouwde.

67
Q

dergelijke

A

Similar

Dergelijk werk wordt vandaag niet meer vervaardigd

68
Q

ervaring

A

Experience

ervaring met de geneeskunde

69
Q

verantwoordelijkheid

A

Responsibility

Kon Erica verantwoordelijkheid dragen?

70
Q

Vooruit

A

Ahead;further

niet voor- of achteruit kunnen

be stuck, not be able to move in any direction

71
Q

aanwezigheid

A

Presence

In de aanwezigheid van een mooi meisje

72
Q

doorzichtige

A

Transparent

doorzichtige vloeistof

73
Q

Ernstig

A

Serious

Ernstig blijven

74
Q

Veronderstellen

A

Assume

Ik veronderstel dat je weet dat ze haar diploma heeft gehaald?

75
Q

Onbeschreven

A

Blank

Onbeschreven blad papier

76
Q

Zenuwachtig

A

Nervous

De student wacht zenuwachtig zijn examenresultaten af

77
Q

Gijzelaar

A

Hostage

Voor die gijzelaar werd het gevraagde losgeld betaald

78
Q

Bewondering

A

Admiration

Ik heb erg veel bewondering voor hem.

79
Q

Getroffen

A

Hit; struck

Dodelijk getroffen zijn

80
Q

verhinderen

A

Stop; prevent

Voor ik het kon verhinderen

81
Q

opzettelijke

A

Deliberately

Iemand opzettelijk beledigen

82
Q

ongerustheid

A

Anxiety
Er is geen reden tot ongerustheid