harry potter en de Steen der Wijzen deel 2 Flashcards
kolonie
colony
De kolonie groeide snel uit tot een stad.
The colony quickly grew into a city.
kom
come
Kom hier en kijk naar dit uitzicht.
Come here and look at this view.
konijnenoog
rabbit eye
Het konijnenoog glinsterde in het maanlicht.
The rabbit eye glistened in the moonlight.
koning
king
De koning regeerde met wijsheid en kracht.
The king ruled with wisdom and strength.
kont
butt
Hij viel op zijn kont en lachte.
He fell on his butt and laughed.
koop
buy
Ik wil een nieuw boek kopen.
I want to buy a new book.
kop
head
Hij schudde zijn kop in ongeloof.
He shook his head in disbelief.
kopen
to buy
We gaan een nieuw huis kopen.
We are going to buy a new house.
koppen
heads
De koppen van de standbeelden waren indrukwekkend.
The heads of the statues were impressive.
kortste
shortest
Dit is de kortste weg naar het station.
This is the shortest way to the station.
korzel
grumpy
Hij was korzel na een lange dag werken.
He was grumpy after a long day of work.
kotssmaak
vomit taste
De kotssmaak bleef hangen na de ziekte.
The vomit taste lingered after the illness.
kracht
strength
Zijn kracht is ongeëvenaard.
His strength is unmatched.
krachten
powers
De superheld gebruikte zijn krachten om de stad te redden.
The superhero used his powers to save the city.
krankzinnig
insane
Het was een krankzinnig plan, maar het werkte.
It was an insane plan, but it worked.
kreeg
got
Hij kreeg een cadeau voor zijn verjaardag.
He got a gift for his birthday.
kregen
got
Ze kregen veel complimenten voor hun werk.
They got many compliments for their work.
kreng
bitch
Ze noemde hem een kreng na de ruzie.
She called him a bitch after the argument.
krinkel
crinkle
De krinkel in het papier was duidelijk zichtbaar.
The crinkle in the paper was clearly visible.
krinkels
crinkles
De krinkels in het laken waren moeilijk glad te strijken.
The crinkles in the sheet were hard to smooth out.
kroeg
pub
We gingen naar de kroeg voor een drankje.
We went to the pub for a drink.
kruk
stool
Hij zat op een kruk aan de bar.
He sat on a stool at the bar.
kunst
art
Kunst is een belangrijk onderdeel van cultuur.
Art is an important part of culture.
kunt
can
Je kunt het doen als je je best doet.
You can do it if you try your best.
kwaad
angry
Hij was kwaad over de situatie.
He was angry about the situation.
kwalijk
blame
Ik neem het je niet kwalijk.
I don’t blame you.
kwam
came
Hij kwam te laat voor de vergadering.
He came late for the meeting.
kwast
brush
Hij gebruikte een kwast om de muur te schilderen.
He used a brush to paint the wall.
kwekkeboom
Kwekkeboom
Kwekkeboom is een merk van snacks.
Kwekkeboom is a brand of snacks.
kwijt
lost
Ik ben mijn sleutels kwijt.
I have lost my keys.
laat
late
Ze kwam laat op het feest.
She arrived late at the party.
laatst
last
Hij was de laatst die vertrok.
He was the last to leave.
laatste
last
Dit is de laatste kans om te slagen.
This is the last chance to succeed.
lacarnum
Lacarnum
Lacarnum is een onbekend woord.
Lacarnum is an unknown word.
lach
laugh
Zijn lach was aanstekelijk.
His laugh was infectious.
lafaard
coward
Hij werd een lafaard genoemd omdat hij wegrende.
He was called a coward for running away.
lamp
lamp
De lamp gaf een warm licht.
The lamp gave a warm light.
landen
countries
De landen kwamen samen voor de conferentie.
The countries came together for the conference.
landkaart
map
De landkaart toonde de weg naar de schat.
The map showed the way to the treasure.
langs
along
We liepen langs het strand.
We walked along the beach.
lastig
difficult
Het was een lastig probleem om op te lossen.
It was a difficult problem to solve.
lastiger
more difficult
De tweede vraag was lastiger dan de eerste.
The second question was more difficult than the first.
late
late
Ik moet gaan, het is al laat.
I have to go, it’s already late.
laten
to let
Kun je me binnen laten?
Can you let me in?
later
later
We praten er later over.
We’ll talk about it later.
ledereen
everyone
Lederaan is welkom op het feest.
Everyone is welcome at the party.
leer
learn
Ik wil graag meer leren over geschiedenis.
I would like to learn more about history.
leerlingen
students
De leerlingen luisterden aandachtig naar de leraar.
The students listened attentively to the teacher.
leerlingenkamer
student room
De leerlingenkamer was gezellig ingericht.
The student room was cozily furnished.
lef
guts
Hij had het lef om zijn mening te geven.
He had the guts to give his opinion.
leg
lay
Leg het boek op de tafel.
Lay the book on the table.
lege
empty
De lege fles stond op de grond.
The empty bottle was on the floor.
leid
lead
Hij leidde de groep door het bos.
He led the group through the forest.
lelijke
ugly
De lelijke eend zwom in de vijver.
The ugly duckling swam in the pond.
lenen
to borrow
Mag ik je pen lenen?
Can I borrow your pen?
leraar
teacher
De leraar legde de lesstof uit.
The teacher explained the lesson.
leraren
teachers
De leraren zijn erg behulpzaam.
The teachers are very helpful.
leren
to learn
Ik wil leren hoe ik moet koken.
I want to learn how to cook.
les
lesson
De les begon om negen uur.
The lesson started at nine o’clock.
let
pay attention
Let goed op tijdens de uitleg.
Pay close attention during the explanation.
letten
to pay attention
Je moet goed letten op de details.
You need to pay attention to the details.
leugenaar
liar
Hij werd een leugenaar genoemd omdat hij de waarheid niet vertelde.
He was called a liar because he didn’t tell the truth.
leuke
nice
Het was een leuke dag in het park.
It was a nice day in the park.
leun
lean
Leun niet te ver naar achteren.
Don’t lean too far back.
leven
life
Het leven is mooi.
Life is beautiful.
levende
living
De levende wezens in het bos zijn divers.
The living creatures in the forest are diverse.
levenselixer
elixir of life
Het levenselixer verlengt het leven.
The elixir of life extends life.
lever
liver
De lever is een belangrijk orgaan.
The liver is an important organ.
leveren
to deliver
Ze leveren de goederen binnen twee dagen.
They deliver the goods within two days.
levitatie
levitation
Levitatie is een magische vaardigheid.
Levitation is a magical skill.
lezen
to read
Ik hou van lezen in mijn vrije tijd.
I love to read in my free time.
lichaam
body
Het lichaam heeft rust nodig.
The body needs rest.
liefde
love
Liefde is een krachtig gevoel.
Love is a powerful feeling.
liegt
lies
Hij liegt over zijn leeftijd.
He lies about his age.
liep
walked
Hij liep naar het park.
He walked to the park.
liet
let
Ze liet hem binnen.
She let him in.
liever
rather
Ik drink liever thee dan koffie.
I would rather drink tea than coffee.
lieverd
darling
Ze noemde hem haar lieverd.
She called him her darling.
liggen
to lie
De boeken liggen op de tafel.
The books are on the table.
ligt
lies
Het dorp ligt in een vallei.
The village lies in a valley.
ligusterlaan
Privet Drive
Ligusterlaan is de straat waar Harry Potter woont.
Privet Drive is the street where Harry Potter lives.
lijkt
seems
Het lijkt alsof het gaat regenen.
It seems like it’s going to rain.
linkerkant
left side
De linkerkant van de straat is afgesloten.
The left side of the street is closed.
linksaf
left
Sla linksaf bij het stoplicht.
Turn left at the traffic light.
lippen
lips
Haar lippen waren rood gekleurd.
Her lips were colored red.
litteken
scar
Hij heeft een litteken op zijn arm.
He has a scar on his arm.
logisch
logical
Het is logisch om eerst te plannen.
It’s logical to plan first.
londen
London
Londen is de hoofdstad van Engeland.
London is the capital of England.
loopt
walks
Hij loopt elke dag naar zijn werk.
He walks to work every day.
lopen
to walk
We gaan een rondje lopen in het park.
We’re going for a walk in the park.
loper
runner
De loper was de snelste van allemaal.
The runner was the fastest of them all.
losgelaten
released
De vogel werd losgelaten in het wild.
The bird was released into the wild.
lubbermans
Lubbermans
Lubbermans is een fictieve naam.
Lubbermans is a fictional name.
lucht
air
De lucht was fris en helder.
The air was fresh and clear.
luchtig
airy
Het luchtige gebak smolt in de mond.
The airy pastry melted in the mouth.
luchtigs
airy things
De luchtigs in de kamer maakten het gezellig.
The airy things in the room made it cozy.
luik
shutter
Het luik werd gesloten voor de storm.
The shutter was closed for the storm.
luister
listen
Luister goed naar wat ik zeg.
Listen carefully to what I say.
lukt
succeeds
Het lukt me niet om op tijd te komen.
I can’t succeed in arriving on time.
lumus
Lumus
Lumus is een spreuk in Harry Potter.
Lumus is a spell in Harry Potter.
maag
stomach
Mijn maag knort van de honger.
My stomach is growling from hunger.
macht
power
De koning had veel macht over zijn volk.
The king had a lot of power over his people.
madame
madam
Madame Tussauds is een beroemd wassenbeeldenmuseum.
Madame Tussauds is a famous wax museum.
mag
may
Mag ik naar buiten gaan?
May I go outside?
magie
magic
Magie is een belangrijk onderdeel van sprookjes.
Magic is an important part of fairy tales.
magiër
magician
De magiër toonde zijn trucs aan het publiek.
The magician showed his tricks to the audience.
magworden
may become
Hij magworden een groot kunstenaar.
He may become a great artist.
maken
to make
We gaan een taart maken voor het feest.
We’re going to make a cake for the party.
maker
maker
De maker van het schilderij is onbekend.
The maker of the painting is unknown.
makkie
piece of cake
Het examen was een makkie.
The exam was a piece of cake.
mantel
cloak
Hij droeg een lange mantel tegen de kou.
He wore a long cloak against the cold.
margot
Margot
Margot is een Franse naam.
Margot is a French name.
mazzel
luck
Hij had mazzel met het weer tijdens zijn vakantie.
He had luck with the weather during his vacation.
mededelingen
announcements
De mededelingen werden aan het begin van de les gedaan.
The announcements were made at the beginning of the lesson.
meebrengen
to bring along
Je mag je vriend meebrengen naar het feest.
You may bring your friend along to the party.
meedoen
to participate
We gaan allemaal meedoen aan de wedstrijd.
We’re all going to participate in the competition.
meegenomen
taken along
Hij had zijn boek meegenomen naar het park.
He had taken his book along to the park.
meeste
most
De meeste mensen houden van chocolade.
Most people love chocolate.
meester
master
Hij is een meester in zijn vakgebied.
He is a master in his field.
meisje
girl
Het meisje speelde met haar pop.
The girl played with her doll.
meisjesslaapzaal
girls’ dormitory
De meisjesslaapzaal was netjes en schoon.
The girls’ dormitory was neat and clean.
meisjeswc
girls’ bathroom
De meisjeswc was onlangs gerenoveerd.
The girls’ bathroom was recently renovated.
meneer
mister
Meneer Smith is onze buurman.
Mister Smith is our neighbor.
meneertje
little mister
Het meneertje was erg beleefd.
The little mister was very polite.
mens
human
De mens is een sociaal wezen.
The human is a social being.
mensen
people
Veel mensen kwamen naar het concert.
Many people came to the concert.
merkwaardig
remarkable
Het was een merkwaardige gebeurtenis.
It was a remarkable event.
metaal
metal
Het beeld is gemaakt van metaal.
The statue is made of metal.
mezelf
myself
Ik heb het zelf gedaan.
I did it myself.
middag
afternoon
We hebben een afspraak in de middag.
We have an appointment in the afternoon.
middel
means
Het is een goed middel tegen hoofdpijn.
It’s a good means against headaches.
mijn
my
Dit is mijn boek.
This is my book.
ministerie
ministry
Het ministerie van Onderwijs heeft nieuwe regels ingevoerd.
The Ministry of Education has introduced new rules.
mis
wrong
Ik zat mis met mijn antwoord.
I was wrong with my answer.
misdaad
crime
Misdaad loont niet.
Crime does not pay.
misschien
maybe
Misschien kunnen we morgen afspreken.
Maybe we can meet tomorrow.
mocht
could
Hij mocht laat opblijven.
He could stay up late.
moed
courage
Hij had de moed om op te staan tegen onrecht.
He had the courage to stand up against injustice.
moedig
brave
Het was een moedige daad.
It was a brave act.
moeilijk
difficult
Het was een moeilijk examen.
It was a difficult exam.
moeite
effort
Het kostte veel moeite om het project af te ronden.
It took a lot of effort to complete the project.
moest
had to
Hij moest vroeg opstaan.
He had to get up early.
moet
must
Je moet je huiswerk maken.
You must do your homework.
moeten
to have to
We moeten op tijd vertrekken.
We have to leave on time.
mogen
may
Je mag hier niet roken.
You may not smoke here.
moment
moment
Ik heb een moment nodig om na te denken.
I need a moment to think.
momentje
moment
Wacht even, ik heb een momentje nodig.
Wait a moment, I need a moment.
monnikskap
monkshood
Monnikskap is een giftige plant.
Monkshood is a poisonous plant.
monsterlijks
monstrous
Het was een monsterlijks wezen.
It was a monstrous creature.
mooi
beautiful
De zonsondergang was erg mooi.
The sunset was very beautiful.
mooie
beautiful
Ze droeg een mooie jurk.
She wore a beautiful dress.
morgen
tomorrow
We gaan morgen naar het strand.
We’re going to the beach tomorrow.
muil
muzzle
De muil van de hond was groot.
The muzzle of the dog was large.
muur
wall
De muur was bedekt met graffiti.
The wall was covered with graffiti.
muziek
music
De muziek klonk door de hele kamer.
The music played throughout the room.
naar
to
We gaan naar de bioscoop.
We’re going to the cinema.
naast
next to
Ze zat naast haar vriend.
She sat next to her friend.
nacht
night
Het was een donkere nacht.
It was a dark night.
nachts
at night
Hij werkt ‘s nachts in de fabriek.
He works at night in the factory.
nagaan
to check
Kun je de cijfers nog eens nagaan?
Can you check the numbers again?
nagelaten
left behind
Hij heeft een groot fortuin nagelaten.
He left behind a great fortune.
natte
wet
De natte kleren hingen aan de lijn.
The wet clothes were hanging on the line.
natuurlijk
of course
Natuurlijk ga ik met je mee.
Of course I’ll go with you.
neef
cousin
Mijn neef komt op bezoek.
My cousin is coming to visit.
neem
take
Neemt u plaats, alsjeblieft.
Take a seat, please.
negendriekwart
nine and three-quarters
Peron negendriekwart is een magisch perron.
Platform nine and three-quarters is a magical platform.
nemen
to take
We moeten de trein van acht uur nemen.
We need to take the eight o’clock train.
neregeb
neregeb
Neregeb is een onbekend woord.
Neregeb is an unknown word.
net
just
Ik ben net klaar met mijn werk.
I just finished my work.
neus
nose
Zijn neus was rood van de kou.
His nose was red from the cold.
niemand
nobody
Niemand wist het antwoord op de vraag.
Nobody knew the answer to the question.
niets
nothing
Er is niets aan de hand.
There’s nothing wrong.
nietwaar
isn’t it
Het is een mooie dag, nietwaar?
It’s a beautiful day, isn’t it?
nieuwe
new
Ze kocht een nieuwe auto.
She bought a new car.
niks
nothing
Er is niks om je zorgen over te maken.
There’s nothing to worry about.
nogal
rather
Het is nogal koud vandaag.
It’s rather cold today.
noorse
Norwegian
De Noorse fjorden zijn prachtig.
The Norwegian fjords are beautiful.
norbert
Norbert
Norbert is een fictieve draak.
Norbert is a fictional dragon.
observeer
observe
Observeer de vogels in hun natuurlijke habitat.
Observe the birds in their natural habitat.
oculus
oculus
Oculus is een Latijns woord voor oog.
Oculus is a Latin word for eye.
oerstom
very stupid
Dat was een oerstomme fout.
That was a very stupid mistake.
offert
offers
Hij offert zijn tijd voor het goede doel.
He offers his time for charity.
ogen
eyes
Zijn ogen waren blauw als de zee.
His eyes were blue as the sea.
olifantenhuid
elephant skin
De olifantenhuid is dik en sterk.
The elephant skin is thick and strong.
olivander
Ollivander
Ollivander is een beroemde toverstafmaker.
Ollivander is a famous wandmaker.
olivier
Olivier
Olivier is een Franse naam.
Olivier is a French name.
omgekomen
perished
Hij is omgekomen in het ongeluk.
He perished in the accident.
omhoog
up
Kijk omhoog naar de sterren.
Look up at the stars.
omkomen
to perish
Veel soldaten kwamen om in de oorlog.
Many soldiers perished in the war.
omlaag
down
De lift gaat omlaag.
The elevator goes down.
onder
under
De kat zit onder de tafel.
The cat is under the table.
onderkomen
accommodation
Het onderkomen was eenvoudig maar comfortabel.
The accommodation was simple but comfortable.
ondertiteling
subtitles
De film had Engelse ondertiteling.
The movie had English subtitles.
onderwerp
subject
Het onderwerp van de les was interessant.
The subject of the lesson was interesting.
onduidelijk
unclear
De instructies waren onduidelijk.
The instructions were unclear.
ongelooflijk
incredible
Het was een ongelooflijke ervaring.
It was an incredible experience.
onsterfelijk
immortal
De legende vertelt over een onsterfelijk wezen.
The legend tells of an immortal being.
ontbijt
breakfast
Het ontbijt bestond uit eieren en toast.
Breakfast consisted of eggs and toast.
ontdekt
discovered
Hij heeft een nieuwe soort plant ontdekt.
He discovered a new species of plant.
ontdekte
discovered
Ze ontdekte een fout in de berekening.
She discovered a mistake in the calculation.