Onregelmatige werkwoorden, группа ( IJ-EE-E) Flashcards
понимать
begrijpen, begreep/begrepen, (hebben) begrepen
кусать
bijten, beet/beten, (hebben) gebeten
доказывать
bewijzen, bewees/bewezen, (hebben) bewezen
описывать
beschrijven, beschreef/beschreven, (hebben) beschreven
осматривать/проверять/рассматривать
bekijken, bekeek/bekeken, (hebben) bekeken
oказываться
blijken, bleek/bleken, (zijn) gebleken
оставаться
blijven, bleef/bleven, (zijn) gebleven
проезжать мимо
doorrijden, reed door/ reden door, (zijn) doorgereden
плыть по поверхности воды
drijven, dreef/dreven, (hebben/zijn) gedreven
скользить
glijden, gleed/gleden, (hebben/zijn) gegleden
подниматься
hijsen, hees/hesen, (hebben) gehesen
смотреть
kijken, keek/keken, (hebben) gekeken
щипать
knijpen, kneep/knepen, (hebben) geknepen
получать
krijgen, kreeg/kregen, (hebben) gekregen
проверять
nakijken, keek na/ keken na, (hebben) nagekeken
страдать/терпеть/выносить
lijden (aan), leed/leden, (hebben) geleden
казаться
lijken, leek/leken, (hebben) geleken
завтракать
ontbijten, ontbeet/ontbeten, (hebben) ontbeten
записывать
opschrijven, schreef op/schreven op, (hebben) opgeschreven
умирать
overlijden, overleed/overleden, (zijn) overleden
ехать
rijden, reed/reden, (hebben/zijn) gereden
светить
schijnen, scheen/schenen, (hebben) geschenen
гладить
strijken, streek/streken, (hebben) gestreken
писать
schrijven, schreef/ schreven, (hebben) geschreven