Onregelmatige werkwoorden, группа (E-IE-O) Flashcards

1
Q

помогать

A

helpen, hielp/hielpen, (hebben) geholpen

Mijn vader heeft me met mijn huiswerk geholpen.

Мой папа помог мне с домашним заданием.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

умирать

A

sterven, stierf/stierven, (zijn) gestorven

Vandaag is een ongeval gebeurt, maar gellukig niemant is gestorven.

Сегодня произошел несчастный случай, но, к счастью, никто не умер.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

портить, повреждать

A

bederven, bedierf/bedierven, (hebben/zijn) bedorven

Het vlees is bedorven.
Мясо испортилось.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

бросать, кидать

A

werpen, wierp/wierpen, (hebben) geworpen

Mijn zus heeft me de bal geworpen.
Моя сестра бросила мне мяч.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

бродяжничать, странствовать

A

zwerven, zwierf/zwierfen, (hebben) gezworven

In de zomer hebben wij door België gezworven.

Летом мы странствовали по Бельгии.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly