Ondergang Romeinse Rijk en de Germaanse cultuur (college 1) COPY Flashcards

1
Q

Factoren kun je weer onderverdelen in twee soorten. Welke twee soorten? En noem per soort voorbeelden die worden aangeven om de ondergang van het Romeinse Rijk te verklaren.

A

Interne factoren en externe factoren.

Interne factoren:

  1. probleem met opvolgers. Soldatenkrijgers goed op het slagveld hebben geen weet van besturen van een Rijk.
  2. demografische en economische crisis zorgt voor wegtrek uit steden (bv door drukte en epidemieën), trekken naar platteland met veel grondbezit (villae)
  3. in mindere mate: concurrentie nieuwe godsdiensten
    Christendom en Mysteriegodsdiensten (= groepen met zwijgplicht en rituelen, accepteren onvrije burgers)

Externe factoren:

  1. Opkomst Nieuw Perzisch Rijk, dus nieuwe vijanden (Sassanieden). In 259 wordt keizer Valerianus gevangen genomen en als voetenbankje gebruikt.
  2. Invallen Germaanse stammen: Goten, Vandalen, Angelen, Saksen en Longobarden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rome had twee mogelijke antwoorden om de de druk van de Germanen tegen te houden? Welke twee en wat is het uiteindelijk geworden?

A
  1. Achter de grens houden, kostte wat het kost
  2. Binnenlaten en hier laten wonen in de hoop dat ze zaken van de cultuur overnemen.

Uiteindelijk gaan ze bondgenootschappen aan met Germanen (foederati). Samen proberen ze een aantal Germaanse stammen aan zich te binden, om andere Germaanse stammen buiten te houden. Onderling hadden de Germaanse stammen veel vetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke andere antwoorden hadden de Romeinen nog meer op de bedreigingen vanaf de derde eeuw?

A
  • Romanisering: Beginnend bij de elite bij de Germanen om door te stromen naar de onderste lagen.
  • Hervormingen: Diocletianus, 284 aan de macht (soldatenkeizers gaan dood aan het front). Moet interne problemen oplossen, invallen barbaren en economische depressie:
  • Tetrachie: 2 Augusti en 2 Caesares (opvolger) besturen allen een KWART van het RIJK
  • Dominaat: Keizer is deus (godheid voor het leven). Keizer domineert want hij is een godheid!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hervormingen zorgen voor een nieuwe ideologie - komst van het Christendom. Wat was de eerst de bedreiging en wanneer kwam de ommekeer?

A

Christenen wezen goddelijkheid keizer af.
Dus: staatsgevaarlijk
Leidend tot periodieke vervolgingen: Structureel onder Diocletianus

Ommekeer: droom van Constantijn voor veldslag
In hoc signo vinces IHS
312 Edict van Milaan
394 Theodosius maakt van Christendom Staatsgodsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Er zijn aantal MILITAIRE redenen voor de oorzaak van de val van het Romeinse Rijk. Noem de redenen.

A
  • geen subsidie voor Germanen om ze te Romaniseren
  • Germaanse clans gaan samenklonteren.

Steeds meer confederaties betekent:

  • minder ruzie
  • meer overwinningen en dus buit
  • nog meer aantrekkingskracht om zich bij een confederatie aan te sluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het ECONOMISCHE gevolg van die confederaties?

Waardoor daalde de opbrengsten? (4)

A

Verlies van inkomsten.

  • Plunderingen
  • Gallië verloren
  • 429 Vandalen plunderen graanschuur in Afrika
  • Val van Carthago in 439, met gepoogde heroveringen in 441 en 468. Kost geld!

nb: Romeinen hadden een professioneel leger dat werd betaald met belastingopbrengsten. Maar er was dus geen sprake meer van goede opbrengsten.

GEVOLG:

476 val van Rome, verliest militaire kracht en allure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe komt het dat het WRR verdween, maar ORR tot 1453 kon blijven bestaan?

A
  • Krachtigere vestingwerken
  • Achterland klein-Azië bleef behouden (goede aanvoer van producten)
  • In het byzantijnse Rijk had je een hoge mate van verstedelijking waardoor het innen van belasting veel efficiënter ging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor viel het ORR (Constantinopel) uiteindelijk?

A
  • Opmars Turken (Ottomanen) begin 14e eeuw.

* Inname Constantinopel 1453 (TEVENS einde 100 jarige oorlog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 4 wezenlijke verschillen tussen de oudheid (Romeins) en middeleeuwen (Germaans) op de volgende deelgebieden:

  1. Schrift
A

R: Hellenistische, geletterde beschaving

G: Na Grote Volksverhuizing: vroege middeleeuwen  Dark Ages Analfabetisme overheersend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Imperium
A

R: Eenheidsrijk Rome, van Syrië tot Engeland

G: eerst instabiele Germaanse rijkjes Pas rond 750 (voor Karel de Grote): ontstaan van drie stabiele rijken
 Aken
 Constantinopel
 Mekka, later Damascus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Geloof
A

R: Tot 312 met polytheïsme: verering traditionele Romeinse goden

G: Met monotheïsme: Romeinse variant christendom, Oosterse orthodoxe christendom en Islam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Handel
A

R: *stedelijke handelseconomie

*internationale eenheid

G: West-Europa afgesneden van Oosterse handel. Gevolg:

→ domeinstelsel (eigen bonen doppen / autarkie)

→ feodaliteit (leenstelsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 4 wezenlijke cultuurverschillen staatkundig gezien tussen de Romeinen en de Germanen.

A

R1: Res publica (we doen het voor elkaar)
G1: Nadruk op privéverhoudingen
(Vrienden onder elkaar)

R2: Imperiumgedachte: ideaal van eenheidsrijk
G2: Nadruk op verwantschap: clan, stam, volk. (ideaal Romeins Imperium blijft bestaan

R3: Dominaat: (keizer is Deus)
G3: Beperkt koningschap: staat er net boven. Nadruk ligt op adel.

R4: Keizer ook als hoofd van religie.
G4: Wisselende verhouding Kerk-Staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een samenvatting van de Germaanse Maatschappij.

A

In theorie:

  • Vrijen (hieruit adel en hieruit koning)
  • Onvrijen

In de praktijk:

Toplaag:

  • Koning, Adel en bisschoppen

Werkers:

  • Vrije boeren
  • Horigen:

 op vrije grond
 op onvrije grond

  • Incidenteel: Slaven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke twee vormen van Germaans koningschap heb je?

A
  1. Heilig koningschap door ‘Mana’: gelukbrengend door:
  • Welvaart van de stam
  • goede oogst
  1. Oorlogskoningschap
  • Vechtgenootschap
  • persoonlijke getrouwen
  • Binding: buit
  • Trouw op het slagveld
  • Vrijgevigheid: de koning neemt, de koning geeft.
  • gekozen
  • erfelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly