Leenstelsel en hofstelsel (=domeinstelsel) (college 3) (KA 11) COPY Flashcards

1
Q

Wat is de betekenis van Vazalliteit?

Had je dit in de Romeinse tijd ook al ?

A

Gaat om een relatie tussen een zwakkere en een sterkere.

  • Zwakere zoekt bescherming bij sterkere
  • Zwakkere belooft hem trouw,
  • Sterkere zoekt politieke aanhangers
  • Sterkere geeft bescherming en onderhoud.

In de Romeinse tijd heette dit:

  • Patronage
  • Clientele
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is altijd aanwezig bij patroon-cliënt relatie?

A
  • Een individuele, persoonlijke band, man tot man
  • Maar in principe ook adellijke vrouwen
  • Met wederzijdse voordelen
  • Met vaste rituelen, zoals knielen, omhelzen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vazalliteit bestaat al veel langer. In de 8e eeuw komt daar een element bij. Welke?

A

Een stuk grond wordt uitgeleend als beneficium (beloning) of feodum. Of van een ambt: honor,
bijv:
-Als beloning militaire diensten
-Als onderpand voor te verrichten militaire diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de formule van Feodaliteit?

A

Feodaliteit = Vazalliteit + Leengoed

Een vazal wordt hierbij een LEENMAN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat waren de diepere oorzaken van het feodalisme stelsel? En welke gevolgen hadden deze oorzaken?

A

*Laat-Romeinse rijk: economische neergang
Minder handel, minder geldverkeer
Neergang ging door in Vroege Middeleeuwen

*Scheiding tussen oost en west:
Negatieve ‘betalingsbalans’ met Byzantium: goud vloeide naar oosten

Gevolg:

geldarme economie, met gevolgen:
Economisch = landbouwkundig: grootgrondbezit met autarkie → domeinstelsel
Politiek en sociaal: sociale positie, diensten en beloningen uitgedrukt in grondbezit → feodaliteit (leenstelsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zit het met de rechten plichten tussen leenheer (koning of edelman) en leenman (meestal ook vazal)?

Wat zijn de specifieke plichten voor de leenheer?

A

wederzijdse verplichtingen

  • Biedt bescherming aan ‘zwakke’ vazal
  • Geeft onderhoud: deel van buit, wapenuitrusting, maar ook leengoed of ambt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kun je concluderen uit het Tapijt van Bayeux?

Welke twee vragen kun je stellen?

A
“Hier geeft Willem aan Harold een wapenuitrusting” = onderhoud
Vaandel (gonfanon)
Helm
Maliënkolder
Zwaard

vraag 1: Bestond volgens deze bron feodaliteit in Engeland?
Nee, want geen uitlening leengoed

vraag 2: Bestond vazalliteit?
Volgens maker van Tapijt: ja!
Harold wordt beloond voor militaire diensten
Maar wordt tevens ‘Willems man’ = ondergeschikte = vazal

Volgens Harold: nee, want hij kende uit zijn land (Engeland) dit gebruik niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke plichten had de vazal?

A
  1. Trouw (fidelitas)
    Hiervan afgeleid is andere benaming voor vazal: fidelis / fideles
  2. Diensten verrichten = bijstaan van heer
    Standaardbegrip: met “raad en daad”
    Latijn: “consilium et auxilium”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

C en A (Consilium et Auxilum) nader uitgelegd.

Wat behelst Consilium?

Wat is Curia?
Wat is Curia Regis?

A

Consilium = voorkomend uit Germaans stamoverleg
Koning moést zijn stamoudsten raadplegen
Tijdvak 3: vooral over oorlogszaken krijgsraadoverleg
Binnen feodale stelsel: verplichte raadgeving binnen het leenhof van de leenheer.

Curia = feodale overleg- en rechtsorgaan.

Het hoogste in het land heet curia regis = leenhof van de koning

Vazal is verplicht te verschijnen: hofraad (of hofdienst) = adviseren in bestuur en rechtspraak

Dit is dus zowel een recht: hij mág meebesturen
als een plicht: bevestiging van onderdanigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

C en A (Consilium et Auxilum) nader uitgelegd.

Wat behelst Auxilum? Geef 3 voorbeelden.

A

Auxilium = hulp
Normale krijgsdienst
maar ook: bijzondere diensten en betalingen (aide)

3 voorbeelden:

  • voor huwelijk van kinderen van leenheer
  • voor bedevaart van leenheer
  • voor krijgsgevangenschap van leenheer (losgeld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werd de leenovereenkomst vastgesteld tussen leenheer en leenman?

Welke rituelen horen hierbij?

A

In een mondelinge overeenkomst. Een trouwbelofte: manschap = hommage = leenhulde.

Bekrachtigt door rituelen:

  • Knielen = onderwerpen
  • Vazal vouwt handen tussen handen leenheer
  • Heer slaat beschermende armen om schouders vazal
  • Investituur: bekleding met leengoed
  • Kan zijn symbolisch: kluit aarde
  • Kus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vazal had recht tot onderbelening: relatie met ondervazallen. Met welk doel?

A

Reikwijdte van bestuur van leenheer vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ziet de leenpiramide eruit?

A

Hoofd piramide: opperleenheer

Daaronder: kroonvazallen: magnaten, Duitsland: rijksgroten, Engeland: ‘barons’

Daaronder: ondervazallen

Eventueel: onderondervazallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In principe een verhouding voor het leven ook beëindigd worden. Leg dit duidelijk uit.

A

Beëindiging slechts bij het in gebreke blijven bij verplichte trouw (= misdrijf van ‘felonie’ = ontrouw)

Leenheer mag leenverhouding opzeggen
Of omgekeerd: leenman mag opzeggen indien leenheer onvoldoende ‘schut en scherm’ biedt
In modernere woorden: indien leenheer zijn plicht tot goed bestuur niet nakomt

Dan: recht op défi (= verlating: opzegging trouw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke benamingen worden er allemaal gebruikt voor de term ‘domeinstelsel’ ?

En wat is dan de meeste simpele omschrijving?

A
domeinstelsel
domaniale stelsel 
hofstelsel 
grondheerlijkheid
Engels: manor

Grootgrondbezit met autarkie
Eigenaar: adellijke grondheer
met verplichte arbeid door pachters, behorend bij de grond: afhankelijke boeren, meestal ‘horigen’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het ‘tweeledige domein’, bevat twee delen.

Welke? En geef de kenmerken weer.

A
  1. Saalland of Vroonland (Engels en Frans: demesne)
    Gedeelte rechtstreeks geëxploiteerd door de eigenaar,
    met daarop de vroonhoeve van heer.

(hofboerderij, villa, Engels: manor house)
vaak versterkt
Dan: nauwelijks te onderscheiden van een kasteel

  1. het hoevenland
    Individuele akkertjes van horigen (pachters of hoevenaars) – Engels: manses
  • Met beperkte rechten bij vererving, vertrek en huwelijk
  • Maar wel met vrijheid van lijf en leden (dus géén slaven)
  • Met vruchtgebruik van akkertjes, voor tegenprestaties: corvee of karwei, grondbelasting (cijns)
17
Q

Wat is het verschil tussen een leenstelsel (feodaliteit) en een domeinstelsel?

A

Feodaliteit heeft te maken met militaire en politiek-bestuurlijke zaken. Gaat over gezagsverhoudingen: wie is de baas?

Dus: feodaliteit heeft niets te maken met landbouw
Dus: niets met domeinstelsel = hofstelsel
= stelsel dat behoort bij de exploitatie van een grootgrondbezitting.

Gaat over de vraag: wie werkt op de grond?
Twee stelsels, maar met overlap in praktijk:
*Feodaal heer is meestal ook een domeinheer
*Feodaal kasteel is meestal ook hofboerderij

Maar toch principieel onderscheid! Onthoud dat altijd!

18
Q

Maak nog duidelijker dat Feodaliteit niks met een domeinstelsel (boeren) te maken heeft.

A
  • Feodaliteit is een persoonlijke band, van individu tot individu
  • Aansluitend bij Germaanse gewoonten: nadruk op individuele banden

Tussen alle individuen?

Nee, feodaliteit is een band binnen toplaag (aristocratie)

Dus: heeft niets te maken met boeren

Onthoud: Een vazal is geen boer of halfvrije boer of horige!

Een vazal spit niet! NOOIT EN NEVER NIET!

19
Q

Wat is de fout in deze feodale piramide?

leenheer (koning)
leenmannen (graven)
onderleenmannen (ridders)
vrije boeren 
halfvrije boeren (horigen)
A
vrije boeren 
halfvrije boeren (horigen)

Deze horen niet in de piramide.

20
Q

Welke groep hoort helemaal niet in de piramide?

A

Stedelijke kooplieden nog minder!

21
Q

Behoren bisschoppen in de piramide?

Geef een voorbeeld?

A

Bisschoppen wel, maar dan als zijnde een schakel in het feodale bestuur:

Bijvoorbeeld: bisschop van Utrecht als leenman van Duitse keizer.

22
Q

In feite was de wereld in twee delen verdeeld? Welke twee?

A

Enerzijds:
Wereld van bestuur = koning en hoogverheven aristocraten
Afgesloten wereld door culturele gewoonten: hoofse liefde, toernooien

Anderzijds:
En wereld van het zwoegen op de akkers:
Met ploeterende boeren.
In de ogen van ridders hoog te paard: Aardwormen!!

23
Q

Er was een standenmaatschappij, met drie door God ingestelde standen. Welke?

A

Bidders – Geestelijkheid
Vechters – Adel
Werkers - Laboratores

In feite tweedeling:
Aristocratie contra volk/plebs/grauw = 90% boeren

24
Q

Feodaliteit: anarchie of duidelijke structuur?

Feodaliteit werd in oude literatuur als iets negatiefs gezien. Tegenwoordig ook meer positief. Geef voorbeelden!

A

negatief:

feodaliteit = anarchie: elkaar bevechtende regionale heersers
Met decentraliserende werking – afbraak van centraal gezag.

positief:

Een goed antwoord op gebreken uit tijd na 500:
Neergang Romeins wegenstelsel: controle over buitengebieden verdween
Teruggang economie, inkomsten en ook geldverkeer: geen geld voor salariëring

25
Q

Noem een aantal verschillen tussen de aristocratie en de boeren?

A

Aristocratie:

  • Adel als vechtersklasse binnen leenstelsel: kasteelheren
  • Adel als bezitters van rechtspraak en overheidsmacht: banrechten en monopolierechten over molen etc.
  • Adel als eigenaren van domein
  • Adel als bezitters van eigen kerken

Boeren:

  • Vechtersklasse niet relevant
  • Uitbuiting: hoofdbelasting
  • Uitbuiting: corvee en grondbelasting
  • Uitbuiting: tienden
26
Q

Feodaliteit wordt dus gezien als een goede oplossing. Noem drie relevante stappen die de heersers vanaf de 8e eeuw hebben gezet in die feodaliteit.

A

Antwoord van heersers vanaf 8e eeuw

  1. Bij gebrek aan wegennetwerk: bouw een relatienetwerk met lokale privéheersers.

En noem ze ‘je vazallen’.

  1. Bij gebrek aan geld: geef je vazallen andere dingen, zoals grond.
    Of liever: leen ze een stuk grond.
    Noem ze dan ‘je leenmannen’
  2. Geef aan grootgrondbezitters, die toch al hun eigen gang gaan, ook overheidstaken, die zij namens jou uitvoeren.
    Noem ze dan jouw ’jouw beambten: ‘comes’ of graven.
    Zo houd je de boel tenminste nog bijeen!

Feodaliteit is dus tijdsgebonden antwoord op onmacht van centraal bestuur.

27
Q

Graan: voedsel met hoogste calorische waarde, dus noodzakelijk!

Hoe onstond de lage graanopbrengst?

A

laag zaai-oogst verhouding: soms 1:4, waarvan weer 1 deel voor volgend jaar

Gevolg: weinig weidegrond, weinig veevoer, weinig bemesting

Dus: lage graanopbrengst

28
Q

Omdat al het grond gebruikt moest worden voor graan was er ook relatief weinig vee, dus ook weinig bemesting. Noem nog twee bijkomende nadelen voor de grond.

Wat gebeurde er uiteindelijk met de grond en hoe konden ze dit oplossen?

A
  • ijzergebrek
  • inefficiënte schraapploeg

Grond raakte uitgeput.

Langdurige braakperiode. Tweeslagstelsel of drieslagstel!

29
Q

Hoe werkte het drieslagstelsel?

A

land 1:

Wintergranen
die in de winter groeien op veld
(rogge en tarwe). Na oogst in late zomer: stoppelweide

land 2:

Zomergranen
(gerst en haver)

Na oogst in vroege zomer:
stoppelweide

Land 3:

Braakperiode