Ondergang Romeinse Rijk en de Germaanse cultuur (college 1) Flashcards

1
Q

Welke onderzoeksvragen kun je stellen bij de ondergang van het Romeinse Rijk?

A

Oorzaak en gevolg: welke factor is hoofdverantwoordelijk voor het verdwijnen van het Romeinse Rijk.

Continuïteit en discontinuïteit: Is er sprake van plotseling verdwijnen of van een geleidelijke ondergang?

Oftewel: Wat is de betekenis van het jaartal 476?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Er worden sinds 1780 heel veel factoren genoemd (210) voor de ondergang van het Rijk.

Je kunt oorzaken beredeneren op twee manieren.

Welke twee?

A
  • Monocausaal redeneren (=onhistorisch denken, 1 factor aanwijzen als oorzaak zoals pestepidemie, loodvergisting of Christendom)
  • Multi-causaal redeneren (=samenwerking van diverse factoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Factoren kun je weer onderverdelen in twee soorten. Welke twee soorten? En noem per soort voorbeelden die worden aangeven om de ondergang van het Romeinse Rijk te verklaren.

A

Interne factoren en externe factoren.

Interne factoren:

  1. probleem met opvolgers. Soldatenkrijgers goed op het slagveld hebben geen weet van besturen van een Rijk.
  2. demografische en economische crisis zorgt voor wegtrek uit steden (bv door drukte en epidemieën), trekken naar platteland met veel grondbezit (villae)
  3. in mindere mate: concurrentie nieuwe godsdiensten
    Christendom en Mysteriegodsdiensten (= groepen met zwijgplicht en rituelen, accepteren onvrije burgers)

Externe factoren:

  1. Opkomst Nieuw Perzisch Rijk, dus nieuwe vijanden (Sassanieden). In 259 wordt keizer Valerianus gevangen genomen en als voetenbankje gebruikt.
  2. Invallen Germaanse stammen: Goten, Vandalen, Angelen, Saksen en Longobarden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rome had twee mogelijke antwoorden om de de druk van de Germanen tegen te houden? Welke twee en wat is het uiteindelijk geworden?

A
  1. Achter de grens houden, kostte wat het kost
  2. Binnenlaten en hier laten wonen in de hoop dat ze zaken van de cultuur overnemen.

Uiteindelijk gaan ze bondgenootschappen aan met Germanen (foederati). Samen proberen ze een aantal Germaanse stammen aan zich te binden, om andere Germaanse stammen buiten te houden. Onderling hadden de Germaanse stammen veel vetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kun je zeggen over de Limes

A
  • Geen keiharde grens
  • Uitkijktorens om de natuurlijke grens te bewaken
  • Soldaten worden teruggetrokken om naar het Oosten te gaan, dus wordt het makkelijker om het Rijk binnen te dingen en te gaan plunderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke andere antwoorden hadden de Romeinen nog meer op de bedreigingen vanaf de derde eeuw?

A
  • Romanisering: Beginnend bij de elite bij de Germanen om door te stromen naar de onderste lagen.
  • Hervormingen: Diocletianus, 284 aan de macht (soldatenkeizers gaan dood aan het front). Moet interne problemen oplossen, invallen barbaren en economische depressie:
  • Tetrachie: 2 Augusti en 2 Caesares (opvolger) besturen allen een KWART van het RIJK
  • Dominaat: Keizer is deus (godheid voor het leven). Keizer domineert want hij is een godheid!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hervormingen zorgen voor een nieuwe ideologie - komst van het Christendom. Wat was de eerst de bedreiging en wanneer kwam de ommekeer?

A

Christenen wezen goddelijkheid keizer af.
Dus: staatsgevaarlijk
Leidend tot periodieke vervolgingen: Structureel onder Diocletianus

Ommekeer: droom van Constantijn voor veldslag
In hoc signo vinces IHS
312 Edict van Milaan
394 Theodosius maakt van Christendom Staatsgodsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De volksverhuizingen zijn niet iets nieuws. Maar vanaf 376 komt het in een stroomversnelling. Daarom Grote Volksverhuizing genoemd. Maar duizenden, geen tienduizenden.

Waarom zoeken Germaanse volkeren (Allemannen, Goten, Vandalen etc) een toevlucht in het Romeinse Rijk?

A

Er komt een druk op de Germaanse volkeren door o.a. Slavische Hunnen o.a. Atilla de Hun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf de tocht van de Goten.

A
  • Beginnen in oosten (wat nu Oekraïne/Wit Rusland is)
  • Door Oost-Romeinse Rijk (Griekenland)
  • Van Balkan naar Alpen
  • Tenen laar Italië, langs de westkust
  • Frankrijk, Pyreneeën, Spanje.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de belangrijke jaartallen bij de Volksverhuizing.

A

376 Visigoten oversteek Donau
378 Verslaan Valens bij Hadrianopolis

406 Vandalen oversteek Rijn

410 Plundering Rome door Visigoth Alarik = Complete ontreddering door rijk!

476 laatste klap: het afzetten van Odoaker zet Romolus Augustus af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er zijn aantal MILITAIRE redenen voor de oorzaak van de val van het Romeinse Rijk. Noem de redenen.

A
  • geen subsidie voor Germanen om ze te Romaniseren
  • Germaanse clans vormen confederaties.

Germanen willen graag oorlog voeren. Romeinen zien daar eerst de voordelen van in. Later gaan de Germaanse clans zich samenklonteren tot grote stammen en vormen confederaties. Dat betekent:

  • minder ruzie
  • meer overwinningen en dus buit
  • nog meer aantrekkingskracht om zich bij een confederatie aan te sluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het ECONOMISCHE gevolg van die confederaties?

Waardoor daalde de opbrengsten?

A

Verlies van inkomsten.

Romeinen hadden een professioneel leger dat werd betaald met belastingopbrengsten. Maar er was dus geen sprake meer van goede opbrengsten.

  • Plunderingen
  • gebieden zoals Gallië gingen verloren
  • 429 steken vandalen over naar Afrika (Romeinen hadden daar een graanschuur)
  • Val van Carthago in 439, met gepoogde heroveringen in 441 en 468.

GEVOLG:

476 val van Rome, verliest militaire kracht en allure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komt het dat het WRR verdween, maar ORR tot 1453 kon blijven bestaan?

A
  • Krachtigere vestingwerken
  • Achterland klein-Azië bleef behouden (goede aanvoer van producten)
  • In het byzantijnse Rijk had je een hoge mate van verstedelijking waardoor het innen van belasting veel efficiënter ging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor viel het ORR (Constantinopel) uiteindelijk?

A
  • Opmars Turken (Ottomanen) begin 14e eeuw.

* Inname Constantinopel 1453 (TEVENS einde 100 jarige oorlog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 4 wezenlijke verschillen tussen de oudheid (Romeins) en middeleeuwen (Germaans) op de volgende deelgebieden:

  1. Schrift
A

R: Hellenistische, geletterde beschaving

G: Na Grote Volksverhuizing: vroege middeleeuwen  Dark Ages Analfabetisme overheersend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Imperium
A

R: Eenheidsrijk Rome, van Syrië tot Engeland

G: eerst instabiele Germaanse rijkjes Pas rond 750 (voor Karel de Grote): ontstaan van drie stabiele rijken
 Aken
 Constantinopel
 Mekka, later Damascus

17
Q
  1. Geloof
A

R: Tot 312 met polytheïsme: verering traditionele Romeinse goden

G: Met monotheïsme: Romeinse variant christendom, Oosterse orthodoxe christendom en Islam.

18
Q
  1. Handel
A

R: Met stedelijke handelseconomie en internationale eenheid denarius

G: West-Europa afgesneden van Oosterse handel. Gevolg:

Autarkie → domeinstelsel (eigen bonen doppen)

Beloningen voor diensten uitgedrukt in grondbezit → feodaliteit (leenstelsel)

19
Q

Noem 4 wezenlijke cultuurverschillen staatkundig gezien tussen de Romeinen en de Germanen.

A

R1: Res publica Het redeneren vanuit de publieke zaak Met abstractieniveau: staatsbesef (we doen het voor elkaar)
G1: Nadruk op privéverhoudingen_ Een ‘rijk’ is bundel van concrete privénetwerken zonder hoger staatsbesef. (Vrienden onder elkaar)

R2: Imperiumgedachte: ideaal van eenheidsrijk
G2: Nadruk op concrete verwantschap: clan, stam, volk. Maar ideaal van Romeins Imperium blijft bestaan

R3: Dominaat: absoluut en goddelijk keizerschap.
G3: Beperkt en voorwaardelijk koningschap: leider van de gelijken en er net iets boven. Nadruk ligt op adel.

R4: Keizer ook als hoofd van religie.
G4: Wisselende verhouding Kerk-Staat

20
Q

Is Rome compleet verdwenen? De middeleeuwen kun je eigenlijk zien als een samensmelting van twee culturen. Wat is de erfenis van Rome en de cultuur van de Germanen?

A

R: Doorwerking van ‘superieure’ Romeinse ideeën, vooral in theorie en als ideaal.
G: Invloed van Germaanse gebruiken/gewoonten:
Vooral in de praktijk voelbaar

R:Deze ideeën waren bekend bij de dragers van Romeinse erfenis
 Tot 1000 Kerk verbindingsschakel tussen tijdvakken.  Na 1000: Steden herontdekken het Romeins recht.
G:Invloed aanwezig bij de adel: wil ‘Germaanse’ vrijheid ten opzichte van een zwakke koning

21
Q

Bij wie ligt de macht in de Germaanse maatschappij?

A

Enerzijds; belangrijke positie voor de ‘vrije persoon’. Heeft rechten en plichten. Je moet meevechten en gaan betalen (belastingen) om zo een stem te krijgen in die stamvergaderingen die zich ontwikkelen tot volksvergaderingen. (Deze ideeën uit tijdvak 3 zijn pas in de 19e eeuw zijn geïdealiseerd.)

Anderzijds: De macht lag echt bij de Adel (de elite) de supervrije. Adel heeft macht militair, staatkundig en economisch.

22
Q

Wat waren horigen?

A

Onvrije boeren die aan grond (domein) gebonden waren met rechten over lijf en handelingsbekwaam, met rechten bij overerving bezit

23
Q

Wat kun je vertellen over de slaven in de middeleeuwen?

A

Er waren slaven (lijfeigenen), maar anders dan antieke slaven:

  • Geen plantageslaven
  • Niet verhandelbaar
  • Bovendien beschermd door ‘slaafvriendelijk’ Christendom
24
Q

Je hebt ook de vrije boeren. Wat is een heervaart?

A

Dienstplicht, maar probleem, weinig mensen die achterblijven om het land te doen. Gevolg: worden dan maar onvrije boeren. Meer zekerheid.

25
Q

Geef een samenvatting van de Germaanse Maatschappij.

A

In theorie was het belangrijkste onderscheid:

  • Vrijen (hieruit adel en hieruit koning)
  • Onvrijen

In de praktijk:

Toplaag:

  • Koning, eerste onder gelijken -
    Adel en bisschoppen – soort supervrijen

Werkers:

  • Vrije boeren, op vrije grond (allodiaal)
  • Horigen:

 op vrije grond
 op onvrije grond

  • Incidenteel: Slaven
26
Q

Welke korte vergelijking kun je trekken met de koningen in de middeleeuwen vergeleken met de Romeinse Keizers?

A

In vergelijking met Romeinse keizers: zwakke koningen, soms meerdere naast elkaar.

27
Q

Welke twee vormen van Germaans koningschap heb je?

A
  1. Heilig koningschap Gekozen vanwege ‘Mana’: gelukbrengend
     Welvaart van de stam
     Vooral: goede oogst
  2. Oorlogskoningschap

Met persoonlijke getrouwen: Gefolgschaft of comitatus

Vechtgenootschap

Binding: buit
 Trouw op het slagveld
Vrijgevigheid Ook wel genoemd: redistributie= de koning neemt, de koning geeft.

In principe: gekozen

Met neiging tot erfelijkheid / bloedverwantschap

28
Q

Wat is de betekenis van de vaas van Soissons?

A

Troepen van Clovis plunderden de kerken en maakte de vaas buit. Bisschop stuurt afgevaardigde naar Clovis met verzoek vaas terug te geven. Clovis gaat met afgevaardigde naar Soissons bij de buitverdeling. Clovis vraagt of hij de vaas wil hebben om deze uiteindelijk terug te geven aan de afgevaardigde. De vrije krijgsmannen stemden hier mee in. Een jaloerse krijger niet. Die sloeg de vaas stuk en werd later bij een legerschouwing door Clovis teruggepakt.

Betekenis: vergiffenis ?