Monniken en Magiërs en de Opkomst Islam (college 4) (KA 10 en 12) Flashcards
Wat zijn de drie IBQ’s?
Onderzoeksvragen:
- Op welke wijze geschiedt verspreiding van het Christendom?
- Welke functie krijgt geestelijkheid hierbij?
- Welke verhouding bestaat in vroegmoderne tijd tussen religie en magie?
Wat zijn de IBQ’s?
Onderzoeksvragen
Wat is Orthodoxie?
Enig toegestane Kerkleer volgens Canon en Credo, in Westen: de Rooms-katholieke = alleenzaligmakende Kerk.
Wat is het Christianitas?
Verzamelnaam voor Godsvolk onder Gods hoede. (onverdeeld ‘Europa’)
Wat is Heterodoxie?
Afwijking van deze Kerkleer.
Wat is Syncretisme?
Het naar elkaar toegroeien van godsdiensten, vgl met acculturatie (overnemen van sociale en culturele kenmerken)
Wat is Ketterij?
Veroordeelde afwijking in geloofsleer en riten (godsdienstige handelingen, waaronder: Liturgie
=(het geheel van voorgeschreven gebeden, ceremoniën en handelingen die een eredienst uitmaken)
Wat is Schisma?
Scheuring binnen Kerkorganisatie. (1054 Oosters Schisma // 1378-1417 Westers Schisma)
Wat is Heidendom?
Voorchristelijke ‘oude’ godsdienst (met voorouderverering en animisme)
Bisschoppelijke Hiërarchie en Monniken.
Welke twee soorten geestelijken heb je?
- Geestelijken: passend binnen Roomse gezagslijnen, zoals de Paus, Centraal toezichthoudende bisschoppen
Parochiale geestelijkheid.
2.Kloosterlingen:
Met ‘bijzondere’ positie: bruikbaar, maar toch ‘gewantrouwd’
Beschrijf de ontwikkelingen van de Monnikenorden.
*Heremieten in het Oosten (is een religieuze man of vrouw die in afzondering leeft in een kluizenarij) als boetedoening in eenzaamheid.
*Monniken in kloosters vanaf 500 in het Westen
NB: beroepsuitboeters levend op één plaats volgens een kloosterregel. Zijn de REGULIERE geestelijken.
- In concurrentie met seculieren = wereldlijke geestelijken vanuit parochiekerken, die zitten binnen een hiërarchie in Concurrentie de kloosterlingen die een afgezonderd bestaan leven.
- Vanaf 500 komen er meerdere Leefregels Benedictijnen en Augustijnen
- Vanaf 816 (Karel de Grote) ontstaat er één orde binnen de Kerk, de Benedictijnen.
- Hervorming in de 10e eeuw. Kloosterwezen Cluniacenzers: autonoom, machtig en rijk.
Nieuwe Orden vanaf 1000. Benoem ze!
Nieuwe orden:
11e-12e eeuw: ontginningsorden op platteland:
*Premonstratenzers of Norbertijnen
*Cisterciënzers
13e eeuw: armoede- of bedelmonniken in steden, predikend vanuit hun convent
*Franciscanen en Dominicanen
Daarnaast: kanunniken in kapittelkerken – met koorbanken.
Na middeleeuwen: orden van de contrareformatie:
Capucijnen,
Jezuïeten,
Ursulinen
Daarna: orden uit 19e eeuw (congregaties)
Verspreiding Christendom: bekeringsproces
Geef drie kenmerken van de verspreiding en licht deze toe met een voorbeeld.
Eerste kenmerk: De traditionele weg van verspreiding in tijdvak 3
- Top-down, via stamhoofden/koningen
- Klassiek: 496 doop Clovis
Tweede kenmerk: Verspreiding vanuit kloosters
- Ierland – Schotland – Northumbrië
- Stichters van dochterkloosters op vasteland: Luxeuil, Bobbio, Sankt-Gallen
- Uitzonderlijk: erop uittrekkende monniken: ‘peregrinatio’
- Legende Sint Brandaan, je mee laten voeren op boot zonder roeiriemen
- Gevolg: Christendom neemt Ierse gebruiken over: biecht en boetedoen
Via Missionarissen (Apostelen)
Meest relevante voorbeeld: Willibrord – vanuit York
Apostel der Friezen (Lage Landen)
Opvolger: Bonifatius – vanuit Exeter
Apostel van Duitsland, Dokkum 754
Contactpersoon Karoling Pippijn de Korte – paus Zacharias
Architect van de ‘christelijke middeleeuwen’: 754 – bondgenootschap Kerk-Staat
Derde kenmerk: overtuigingskracht
*Overtuigen door: indrukwekkende voorwerpen
Geïllustreerde bijbels
*Draagbaar altaar Willibrord, apostel der Friezen
*Aantonen van superioriteit: omhakken met botte bijl
*Karel de Grote: verbodsbepalingen voorouderverering etc.
*Kerkbouw ‘expres’ op plek van heidens heiligdommen
Overname Heidense gebruiken.
Nadruk niet op de theologie, maar op rituelen, zoals doop – begrijpelijke uiterlijkheden
Ombuiging van oude voorstellingen: naar elkaar toegroeien (syncretisme) vb: Feest Zonnewende – Maria als vruchtbaarheidsgodin – boomverering met Mariabeeldjes – Kerstboom – Wodanshamer en Kruis
Welke kritiek is er op deze analogie?
En wat is het gevolg van deze overname van heidense gebruiken?
Kritiek hierop: vaak nattevingerwerk, analogie wil nog niet zeggen ‘overname’
Gevolg: voortleven bijgeloof in dagelijks leven, dus: geen zwart-wit beeld religie-magie