OM hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

wat zijn 3 redenen voor laboratorium onderzoek?

A
  1. de setting (omgeving) van het onderzoek beïnvloeden
  2. manipulatie toedienen aan het onderzoek
  3. controle krijgen over de inhoud van het onderzoek, wat er gebeurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat betekent labonderzoek voor het statistisch vermogen?

A

je kan bepaalde effecten beter meten omdat er minder externe variabele zijn. hierdoor kan je sneller een statistisch verband leggen en heeft het onderzoek een hoger statistisch vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is universalistisch onderzoek? is dit makkelijk in een labonderzoek te onderzoeken?

A

een grote en brede vraag. Het onderzoekt verbanden van constructen in een theorie.

goed te onderzoeken in labonderzoek, omdat je makkelijk de variabele kan manipuleren. bijv. angst heeft een negatief effect op toetsing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is particularistisch onderzoek? is dit makkelijk in een labonderzoek te onderzoeken?

A

een specifieke en kleine vraag. wanneer de vraag is hoeveel/vaak iets voorkomt of hoe groot iets is.

moeilijk toe te passen in labonderzoek omdat er moet worden gekeken naar hoe vaak iets voorkomt, waarbij je vaak een natuurlijke omgeving nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is fundamenteel onderzoek (basic research)?

A

wanneer je nieuw kennis ontwikkelt of verfijnd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is toegepast onderzoek (Applied research)?

A

wanneer je onderzoekt wat je kan doen om iets toe te passen in de parktijk om de mensheid te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het meeste ….. is ….. en het meeste ….. is …….

vul in: fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, particularistisch onderzoek, universalistisch onderzoek

A

het meeste fundamentele onderzoek is universalistisch, en het meeste toegepaste onderzoek is particularistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het nadeel van het gebruik van manipulatie in labonderzoek?

A

het veranderd de vraag van “wat gebeurd er” naar “wat kan er gebeuren” je kan het minder goed generaliseren naar de echte wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat betekent labonderzoek voor de interne validiteit? en voor de externe validiteit?

A

hoge interne validiteit, omdat je de invloeden van buitenaf kan beïnvloeden en dus een betere causale relatie kan trekken.

een lagere externe validiteit, omdat je door de manipulatie niet in een natuurlijke omgeving bent. hierdoor kan je het moeilijker generaliseren naar de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat kan je zeggen over de lengte van onderzoek in een lab?

A

in een lab kan een onderzoek maar kort duren. belangrijke sociale gebeurtenissen duren soms veel langer, deze kunnen moeilijk worden onderzocht in een lab.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een nadeel van labonderzoek?

A

participanten zijn zich bijna altijd bewust van het feit dat ze worden onderzocht doordat ze niet in hun eigen natuurlijke omgeving zitten en de meeste invloeden van buitenaf zijn weggehaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 3 type labonderzoeken zijn er? leg ze uit

A
  1. impact studies: wanneer de manipulatie direct effect heeft op de participanten. Hierbij moet de manipulatie zo “echt” mogelijk lijken, zodat de participanten er zo natuurlijk mogelijk op reageren
  2. judgement studies: wanneer de participanten (snel) direct hun mening/beoordeling moeten geven. manipulatie van objecten bijv. een foto waar de participant een mening over moet geven.
  3. observation studies: wanneer er geen directe manipulatie plaatsvind en de focus ligt op sociale gedragingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is mundame realism?

A

voor de participanten moet de manipulatie als echt aanvoelen. in de werkelijkheid hoeft het niet echt te gebeuren, maar het moet voelen van wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom is labonderzoek gevoelig voor experimentele bias? noem 2 redenen

A
  1. onderzoekers staan meestal in directe communicatie met de deelnemers. hierdoor kan de mening van de onderzoeker het onderzoek beïnvloeden
  2. deelnemers in geïsoleerde ruimtes kunnen extra letten op de subtiele effecten van het gedrag/omgeving van de onderzoeker, om het doel van het onderzoek te achterhalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de risico’s van veel contact met participanten als proefleider? hoe kan je deze risico’s verkleinen? noem 4 oplossingen

A

participanten kunnen sociaal wenselijke antwoorden gaan geven, omdat ze weten dat ze worden onderzocht.

  1. door dubbel blind onderzoek weet de proefleider zelf ook niet wat het doel van het experiment is.
  2. vragen kunnen op papier worden gesteld zodat alleen er hoognodig contact met de proefleider is
  3. het gebruik van meerdere proefleiders
  4. proefleiders trainen wat ze wel en niet mogen doen en zeggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat brengt de constructvaliditeit in labonderzoek in gevaar? noem 2 redenen

A
  1. demand characteristics, doordat participanten zich anders gaan gedragen omdat ze weten wat er wordt onderzocht meet je niet meer wat je wil meten
  2. verwachtingen/meningen van de onderzoeker. doordat de mening van de onderzoeker subjectief is en invloed heeft op de resultaten, meet je niet meer juist wat je wil meten
17
Q

wat zijn demand characteristics? hoe kan je dit controleren? noem 2 manieren

A

Deelnemers pakken subtiele signalen op in het gedrag, de taak of de setting van de onderzoeker, die het gedrag van de deelnemers beïnvloeden.

  1. door pilottesten (oefentest vooraf aan het onderzoek). hierdoor kan je de meest opvallende demand characteristics eruit halen.
  2. onderzoekers checken bewust de omgeving om demand characteristics weg te halen
18
Q

wat zijn de richtlijnen voor labonderzoek?

A
  1. denk goed na over de je setting, het speelt een grote rol binnen je experiment
  2. bedenk een coverstory, een breed en makkelijk aannemend verhaal dat de participant net genoeg vertelt dat het geïnformeerd is. hierdoor blijven participanten gemotiveerd en gaan ze geen eigen interpretaties maken.
19
Q

wat is een afhankelijke variabele?

A

vaak het gevolg van een onafhankelijke variabele. bijv. omega 3 leidt tot agressiviteit.

20
Q

wat is een onafhankelijke variabele?

A

vaak de oorzak van de afhankelijke variabele. je kan de onafhankelijke variabele manipuleren waardoor de afhankelijke variabele ook veranderd.

21
Q

wat doe je bij cross-national replications/niveau?

A

onderzoeken of bevindingen in 1 land ook gelden voor een ander land

22
Q

wat is een covariaat?

A

een bijzondere soort confounder. deze confounder is namelijk helemaal opgenomen in het onderzoek als statisch gegeven

23
Q

wat probeer je bij statistische controle?

A

Door gebruik covariaten om alternatieve verklaringen te exploreren. Geen vervanging voor random toewijzing aan condities, maar het is een strategie om de plausibiliteit van alternatieve verklaringen te toetsen wanneer random toewijzen onmogelijk is.

24
Q

wat doe je bij een analyse van het covariaat?

A

Als je het idee hebt over de mogelijke alternatieve verklaring, deze meten en daarmee uit de analyse halen, kijken naar de relatie tussen de behandeling en uitkomstvariabele nadat de mogelijke derde variabele eruit is gehaald.