normen in psychologische testen Flashcards

1
Q

Waarom gaan we vergelijkingsschalen gebruiken?

A
  • Interpreteren van waarneembaar gedrag
    ->Wat willen we bekomen als we het gedrag interpreteren?
  • Doel: het gedrag allemaal op zelfde manier interpreteren
  • Omzetten van kwantitatieve ruwe score naar kwantitatieve gestandaardiseerde score
    ->Je wil dat iedereen die ruwe score op zelfde wijze interpreteert
  • Verschillende testen hebben ook verschillende ruwe scores ->Bij 1 test kan een ruwe score van 5 heel hoog zijn, bij een andere heel laag
  • Verschillende soorten afgeleide standaardscores zijn gebaseerd op verschillende vergelijkingsschalen
  • Vergelijkingsschaal: ruwe score omzetten naar standaardscore
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vergelijkingsschalen heb je?

A
  • normgerelateerd
  • criteriumgerelateerd
  • persoonsgerelateerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit normgerelateerde vergelijkingsschaal

A
  • Vergelijken van de score client met een algemene of specifieke normgroep -> hoe heeft client gescoord tegenover normgroep (zeer laag – laag – gemiddeld – hoog- zeer hoog)
  • Algemene normgroep of steekproef vb Vlaamse populatie of alle Belgen -> heel groot
    ->Je kan nooit iedereen van Vlaamse populatie bevragen
    ->Daarom steekproef uit populatie nemen = normgroep
  • Specifieke normgroep of steekproef vb leerling uit 2e leerjaar vergelijken met z’n klasgenoten -> veel kleiner en is specifieke groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kwaliteitsvereisten van een normgerelateerde vergelijkingsschaal?

A
  • Voldoende groot
    ->Minimum tussen 300 – 400 personen
    ->Moet representatief zijn: spiegel zijn van populatie
    ->Moet voldoende divers zijn:
  • Geldigheidsduur (Flynn effect)
    ->Normen moeten om de 15 jaar vernieuwd worden
    ->Je wil resultaten van client het liefst vergelijken met recente resultaten van normgroep ipv resultaten van 30 jaar oud
    ->Flynn effect: over de generaties is er een stijging van intelligentie door verbeterd onderwijs, hogere welvaart, voeding enz.
  • Lokale normen
    ->Vlaamse client vergelijken met andere Vlamingen -> representatief
    ->Best vergelijken met mensen die zoveel mogelijk aa->sluiten
    ->Vele testen hebben geen Vlaamse normen maar Engelse
    ->Sluiten dicht bij ons aan maar vergelijkingen niet zomaar aannemen -> klinisch benaderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een criteriumgerelateerde vergelijkingsschaal?

A

Minder gebruikt-> vooral in onderwijslandschap

  • Vergelijken van client met op voorhand vastgelegd doel/criterium/absolute norm

Voorwaarden
->Zicht op de te bereiken doelen/criteria
->Op welke prestaties/gedrag ga je meting baseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn persoonsgerelateerde vergelijkingsschalen?

A
  • Vergelijken van client met door de client eerder behaalde resultaten (= ipsatieve vergelijking)
    ->In verleden heb je al testen ondergaan: resultaten van toen vergelijken met die van nu
    ->Minder gebruikt
    ->Vb gelijktijdige meting van 2 aparte eigenschappen van persoon of 2 metingen van zelfde eigenschap op ander moment
    ->Gelinkt aan vorderingstesten/interessetesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het doel van een standaardscore?

A

zorgt ervoor dat iedereen de scores op zelfde manier interpreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke andere manieren kan je waarneembaar gedrag interpreteren?

A
  • Beschrijven van ruwe scores van normgroep
  • Berekenen van centrale tendentie
  • Iemands positie berekenen binnen groep
  • Berekenen van spreiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 3 stappen om een ruwe score van een normgroep te beschrijven?

A
  • Stap 1 Frequentieverdeling
    ->Dit is de fundering – wetenschappelijk onderbouwd
    ->Je maakt overzicht van respondenten en hun scores
    ->Nodig om berekeningen zoals scheefheid te kunnen maken
    ->Tonen hoe vaak waarnemingen voorkomen

Onderscheid tussen
->Absolute frequentie: hoe vaak komt een waarde voor in absolute aantallen
->Relatieve frequentie: absolute frequentie in %

  • Stap 2 grafische voorstelling
    ->De plek waar de meeste scores liggen, daar ligt ook het gemiddelde
    ->Voornamelijk normaal of klokvormige verdeling
  • Stap 3: is er een normaalverdeling?
    ->In 1 oogopslag maak je duidelijk hoe de testresultaten zijn verdeeld
    ->Goeie manier om datasetting samen te vatten
    ->GAUSS curve
    ->Kan iets zeggen over de scheefheid van verdeling (links of rechts)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke verdeling heb je bij skewness of scheefheid?

A

Scheef: hoge top aan linker of rechterkant + andere kant vlakt uit in vorm van staart

Rechtsscheef: veel lage scores en staart van verdeling ligt rechts

Linksscheef: veel hoge scores en staart van verdeling ligt

Normaalverdeling: meeste scores liggen in het midden of rond gemiddelde vb IQ
->Weinig extreem hoge en lage scores
->klokvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom bereken je de centrale tendentie?

A
  • willen individuele scores vergelijken met de normgroep

* Centrale tendentie
= rond welke waarde zijn meeste scores gegroepeerd
->hoe ver van het gemiddelde ligt de score van client? Gebruik van centrale tendentie
->score ligt boven/onder gemiddelde
->Meer gedetailleerd dan ruwe score
->Toont welke waarneming het meest voorkomt in steekproef

* Maakt onderscheid tussen
->Vaak voorkomende waarden
->Uitzonderlijke waarden

**Afhankelijk van meetniveau **
->Modus= nominaal -> waarde die het meest voorkomt = hoogste frequentie
->Mediaan= ordinaal
->Rekenkundig gemiddelde= minimum interval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom bereken je iemands positie in groep?

A

Percentiel: positie van score client specifieker maken
->= welk % van de groep behaalde een score van minder dan of gelijk aan de score van client

  • Toont waar client zich bevindt in steekproef

**2 soorten **
* Cumulatieve frequentie tegenover het totale aantal groepsleden
->Hoeveel respondenten bekomen een score en lager
* Percentielen
->Cumulatieve frequentie in %

**Verschillende varianten **
* Percentielen
->Meest gebruikt
->Heel gedetailleerd en exact
->Geeft in % aan waar iemand z’n score zich bevindt in vergelijkingsgroep
* Decielen
* Kwartielen
* Klasse indeling (van 1 tot 5)
->Opgedeeld in delen van 10 tot 40%
->Klasse A= bovenste 10% van score
->Klasse B= 20 % onder A
->Klasse C= middenmoot
->Klasse D=20% onder C
->Klasse E= onderste 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is spreiding?

A
  • Toont in hoeverre individuele scores afwijken van gemiddelde of scores van anderen
  • Hoe groter de spreiding hoe meer variatie tussen individuele scores
  • Spreiding helpt bij inschatting
    ->Weinig spreiding enkel scores tussen 80-100
    ->Grote spreiding scores tussen 60 en 150
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschillende spreidingsmaten?

A
  • Variatiebreedte/range -> weinig gebruikt
    ->Hoogste score – laagste score
    ->Je houdt enkel rekening met 2 waarden
    ->Heel extreem hoge en lage waarden zorgen voor vertekening
  • Variantie
    ->Kwadraat van standaarddeviatie
    ->Gaat hele frequentieverdeling/alle testgegevens bekijken
    ->Uitspraken doen over steekproef en generaliseren naar populatie
    ->Verfijndere inschatting

Formule (alle individuele waarnemingen – gemiddelde)² / aantal respondenten

  • Standaardafwijking/standaarddeviatie
    ->Vierkantswortel van variantie
    ->Focus van spreiding van ruwe scores tov gemiddelde
    ->Gemiddelde afwijking tegenover rekenkundig gemiddelde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zegt de standaardscore?

A
  • Percentiel zegt waar individuele score van client in groep ligt
    ->Geen goed zicht op werkelijke prestatie client
    ->Maken geen vergelijking met groepsgemiddelde
  • Standaardscore zegt waar individuele score zich bevindt in hele groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een Z score?

A
  • Hoe sterk/laag presteert iemand tegenover groepsgemiddelde
    ->Gemiddelde 0
    ->Standaardafwijking 1
  • Neutrale schaal om tot gestandaardiseerde interpretatie te komen
  • Zegt hoeveel standaarddeviatie iedere uitslag boven/onder gemiddelde ligt

Wanneer gebruiken?
->Intelligentietesten vergelijken als ze gebaseerd zijn op verschillend gemiddelde/standaardafwijking

Formule Z score: ruwe score – gemiddelde/standaardafwijking

17
Q

Wat zijn de andere standaardscores?

A
  • T score
    ->gemiddelde 50 en standaardafwijking 10
  • C score
    ->gemiddelde 5 en standaardafwijking 2
  • Stanines
    ->gemiddelde van 5 en standaardafwijking 2
    ->Normale verdeling in slechts 9 categorieën
    ->loopt gelijk met C score maar categorie 0 en 10 worden eraf geknipt en versmelten met categorie 1 en 9
  • IQ gemiddelde 100 en standaardafwijking 15
  • Deviatie IQ
    ->Verstandelijke leeftijd gedeeld door kalenderleeftijd * 100
  • Wechsler schaalscore
18
Q

Wat is een betrouwbaarheidsinterval?

A
  • zone waarbinnen gemiddelde van populatie moet liggen
  • Tonen interval rond geobserveerde score waarin betrouwbare score van individu met bepaalde waarschijnlijkheid zal vallen
19
Q

Waaruit bestaat een betrouwbaarheidsinterval?

A
  • Testresultaat van client
  • Zekerheidspercentage van Z score
    ->90% z: meer informativiteit maar ten koste van zekerheid -> 10% kans op foute inschatting
    ->95%: balans tussen informativiteit en zekerheid -> meestal hiervoor kiezen
    ->99%: heel veel zekerheid maar ten koste van informativiteit
  • Standaardafwijking
20
Q

Hoe bereken je onder en bovengrens?

A
  • Ondergrens altijd aan linkerkant curve
    ->Formule: score client- (betrouwbaarheidsinterval*standaardafwijking)
  • Bovengrens altijd aan rechterkant curve
    ->Formule: score client + (betrouwbaarheidsinterval* standaardafwijking)
  • 95% kans dat score tussen 2 punten ligt
    ->5% kans dat het er niet tussen ligt dus 2,5% kans dat het onder de ondergrens ligt en 2,5% kans dat het boven de bovengrens ligt

Ligt de boven en ondergrens dicht bij elkaar hoe betrouwbaarder de test

21
Q

Wat is het belang van betrouwbare/valide testen?

A

Hoe betrouwbaarder en valider je test, hoe minder kans op meetfouten + hoe kleiner de standaardafwijking + hoe exacter het meetresultaat