benaderingswijzen en historiek Flashcards

1
Q

Welke 2 soorten benaderingswijzen zijn er in psychodiagnostiek

A
  • statistische en klinische
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit statistische benaderingswijze

A
  • Vertrekt vanuit empirische evidentie
    > Empirische evidentie -> gestuurd door cijfermateriaal
  • Objectieve maatstaven bekomen om iets te zeggen over gedrag
  • Cijfermatig gedrag beschrijven/ voorspellen
  • Vooral kwantitatieve data
  • Resultaat is het belangrijkste
    -> IQ test afnemen en beetje observeren
    ->Vooral kansuitspraken doen -> hoeveel % kans heb je om een IQ van 95 te meten?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit: wat is klinische benadering

A

Tegenhanger van statistische benadering

Kwalitatieve benadering: start vanuit wat we zien, horen,…
* Doel: uniek beeld vormen over client
->Ieder persoon is uniek
> Gesprek op ontspannen manier beginnen= verkennen

  • Individuele dynamiek beschrijven/verklaren
    -> Bevragen van context (omgeving) en voorgeschiedenis -> geeft handvaten om problemen op te lossen
  • Manier waarop is even belangrijk als resultaat
    -> Tijdens testfase gaan we ook observeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In de klinische benadering ga je op 3 niveaus genuanceerd en breed werken. leg uit

A
  • Observeren
    ->Beschrijven wat de mensen doen
  • Gespreksvoering
    ->Aanpassen testcontext
    ->Aanpassen houding testleider
    ->Attitudeprofiel: open houding en niet veroordelend tegenover client + Veel doorvragen en concretiseren zonder oordeel -> Op die manier voelt client zich veilig-> makkelijker info delen
    ->Aanpassen naar client: Werkrelatie opbouwen (sensitief) -> Hangt samen met houding testleider: actief luisteren en LSD is belangrijk
  • Verslaggeving
    ->Goed verslag= belangrijk voor andere hulpverlener
    ->Kunnen sneller starten met behandeling
    ->Client krijgt verslag ook te zien
    ->Kwalitatieve gegevens aan top
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen alledaags en professioneel observeren?

A
  • Alledaags observeren
    ->Wat zijn mensen aan het doen?
    ->Doen er verder niks mee
  • Professioneel observeren
    -> Veel bewuster observeren-> meer stilstaan bij welke info er binnenkomt via zintuigen
    ->Welke vertekeningen/misvattingen kunnen optreden?
    ->Objectief observeren=moeilijk
    ->Doelgericht observeren: Vooraf duidelijk weten wat je gaat observeren -> Doel= beeld vormen over gedrag client
    -> Systematisch karakter: Ga je observatie vrij aanpakken of via vast stramien?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 4 vragen stel je jezelf bij het professioneel observeren?

A
  • Waarom observeer je
  • Bij wie en wanneer ga je observeren?
    -> Client of betrokkenen (vb leerkracht, ouders)
    ->Tijdens de les of speeltijd observeren
  • Hoe ga je observeren?
    ->Op welk gedrag ga je letten
    ->Hoe ga je het observeren aanpakken? Vb noteren of filmen
  • Wat ga je observeren?
    ->Interacties, gedrag, tellen hoe vaak gedrag voorkomt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom ga je observeren? leg uit

A
  • Beschrijven
    ->gaan kijken naar dagdagelijkse situatie van persoon
    ->zorgleerkracht gaat gedrag van kind beschrijven in de klas
  • gedrag verklaren
    ->wat veroorzaakt dat gedrag?
    ->Kind droomt veel weg: komt dit door concentratieproblemen of zijn er teveel prikkels in de klas
    ->Kind leest traag: komt dit door moeilijk lezen van woorden of slecht zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie ga je observeren? leg uit

A
  • Client
  • Betrokkenen (leerkracht, ouders)
  • Interactie met hele klas (groep)
  • Als client niet genoeg Nederlands kan om gedrag/moeilijkheden onder woorden te brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg het verschil uit tussen participerend en niet participerend observeren

A
  • Participerend: observator neemt deel aan activiteit met client
    ->2 rollen: ik ben deelnemer en observator
    ->Je hebt de interactie met de client + je moet dan wel beschrijven wat de client allemaal doet
    ->Is insider perspectief-> maakt zelf deel uit van geheel

Gevaar
->Aandacht hebben voor alles wat gebeurt = objectief beschrijven
->Mijn aanwezigheid kan gedrag van client beïnvloeden -> kan zich anders/sociaal wenselijk gedragen= controle effect
->Teveel eigen interpretatie betrekken ->ik maak zelf teveel een selectie van wat ik meeneem over gedrag van client

  • Niet participerend: aan zijlijn staan
    ->Zuivere vorm van observatie
    ->Erop letten dat client mijn observatie niet doorheeft: Doet zich misschien dan anders/beter voor dan in werkelijkheid= observator effect
    ->Outsider perspectief -> deel van info/gedrag mis je want niet altijd aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg het verschil uit tussen gestructureerd en niet gestructureerd observeren

A
  • Gestructureerd
    ->Op voorhand vastleggen wat je wil observeren
    ->Via meetinstrumenten vb schema
    ->Op voorhand nadenken welke thema’s je wil observeren (taal, motoriek,..)
  • Niet gestructureerd of vrije observatie
    ->Vooral bij verkennend onderzoek
    ->Waarnemingen vrije loop
    ->Geen verfijnde opdeling in verschillende thema’s -> wel 1 specifiek onderwerp waarop je gaat letten
    ->Minder voorbereidingswerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat ga je observeren?

A
  • Verbaal en non verbaal gedrag
    ->Non verbaal: lichaamshouding, hoe ziet client eruit, gelaatsuitdrukking
    ->Verbaal: wat zegt client tegen mij of anderen -> letten op intonatie
  • Uiterlijke gedragskenmerken
    ->Filmisch observeren : letterlijk accuraat beschrijven wat je ziet
    Vb client beweegt steeds van links naar rechts op stoel
    ->Niet interpreteren!
  • Innerlijke gedragskenmerken -> moeilijk
    ->Doel: intelligentie meetbaar maken = operationaliseren
    ->Belangrijk om uitspraken te doen over psychologische eigenschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van klinische benadering?

A
  • Klinisch nadeel
    ->Minder objectief
    ->Vertrekken teveel vanuit onze intuïtie
    ->Kan tot foutieve interpretatie leiden
    ->Altijd nadenken en reflecteren hierover
  • Klinisch voordeel
    ->Meer nuance
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de voor-en nadelen van statistische benadering?

A
  • Statistisch nadeel
    ->Te simpel voorstellen dmv getal
    ->Alles van omgevingsfactoren enz. worden genegeerd
  • Statistisch voordeel
    ->Snelle indruk krijgen van client (wel oppervlakkig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat heeft het oude Chinese rijk bijgedragen aan de psychodiagnostiek

A

Om ambtenaar te worden moest men toen al selectieproeven afleggen (vb kunde van Mandarijns)
-> Gebeurde via selectierondes

  • Bijdrage aan huidig psychodiagnostisch werken
    ->eerste stappen in recruitment
    ->selectie door testen, gesprekken
    ->zien of iemand in bepaalde functie past= bekwaamheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat hebben de Grieken en Romeinen bijgedragen aan psychodiagnostiek (oa. hippocrates)?

A
  • personeelsselectie voor Romeins leger
    ->soldaat moest zichzelf beschrijven
    ->indien niet dapper -> niet naar volgende ronde
    ->water drinken uit beek: niet bukken of op knieën
  • Bijdrage Hippocrates
    ->Eerste persoon die zei dat psychische problemen door natuurlijke oorzaak wordt veroorzaakt
    ->Vroeger dacht men dat dit straf van goden was
    ->Klachten/gedrag observeren -> dan diagnose ->
    Via beschrijving van diagnose werd therapie voorgeschreven
    ->Biologische en psychologische staat met elkaar in verband Vb burn-out: fysiek en mentaal is men op
    ->Humeurenleer: lichaamssappen niet in evenwicht-> fysiek of psychisch ziek -> Maakte categorieën = eerste stappen van ordenen en classificeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de bijdrage van de Arabische wereld aan psychodiagnostiek?

A
  • Uitvinder van vakgebied psychiatrie
    ->Legde basis van psychodiagnostiek in Europa
  • Neuropsychologie: men ontleedde hersenen
  • Verdere uitbreiding van classificatie op basis van gedrag: diagnose stellen
  • Psychische stoornis gaan behandelen
  • Verbinding tussen lichamelijke en psychische ->
    Eerste behandeling via therapie (droomduiding, muziek, ergo,..)
17
Q

Leg uit fysiognomie

A
  • Intellectuele of karaktereigenschappen afleiden uit gezicht (vorm/expressie)
  • Verband tussen lichaam en psyche (Aristoteles) ->
    Iemands lichaamsexpressie heeft invloed op karakter/gemoed en vice versa
  • Cesar Lombroso
    ->Op basis van vorm gezicht kan je karaktereigenschappen afleiden

Vb iemand ziet er als schaap uit-> koppig

Vb iemand is aanhankelijk-> zo trouw als hond

Vb aan iemand z’n gezicht zie je of die misdadiger wordt

18
Q

Leg uit Frenologie (schedelleer)

A

Ontstaan vanuit kritiek op fysiognomie

  • Gall
    ->Ontdekt dat hersenen opgebouwd zijn uit grijze en witte stof
    ->Verschillende zones van brein besturen specifieke delen van het lichaam
    ->Grondlegger cranioscopie
    ->Voelen aan schedel: aan hand van knobbels kan je psychologische eigenschappen afleiden vb wiskunde of taalknobbel
  • Spurzheim
    ->Frenologie: Vorm van hersenen zegt iets over waar je goed/slecht in bent

Vergissing van beide
->Vooringenomen werken -> wilden enkel hun vooropgestelde ideeën bevestigen
->Onderzoek gebaseerd op vage gedragseigenschappen ipv fundamentele zoals waarneming

  • Bijdrage
    ->Bepaalde hersendelen staan in voor cognitieve/psychologische functies van iemand -> dit klopt en is bewezen
    ->Was toen revolutionair!
19
Q

Wie is Pinel?

A
  • Radicale verandering in behandeling psychische stoornissen
    ->Meesten dachten dat ze gestoord waren of misdadigers
    ->Hij vond dat ze ziek waren en geholpen moesten worden
    ->Psychische stoornis-> Geen straf van goden maar natuurlijke/fysieke oorzaak
  • Grondvesten begeleidende aanpak
    ->Direct behandelen met respect -> naar hen luisteren
    ->Voorlichting, cognitieve therapie, inzetten op beweging
  • Observeren en classificeren
    ->Ging dingen beschrijven en observeren -> doen we nu nog
    ->Op basis van symptomen classificaties maken
20
Q

Wie is Esquinol?

A
  • Leerling Pinel
  • Verdere classificatie -> meer psychische stoornissen toegevoegd
  • Populariteit Pinel steeg
21
Q

Wie is Seguin?

A
  • Ontwikkeling eerste psychodiagnostische test -> daarvoor waren er geen psychodiagnostische testen
  • Statistische benadering in leven geroepen
  • Vooral voor scholen (kinderen verstandelijke beperking)
    ->Eerst test afleggen met een score
    ->Dan sensorische/motorische oefeningen geven
    ->Dan opnieuw test: is er groei?
22
Q

Wat is de rode draad van de moderne psychologie?

A
  • Vertrek: belang van observeren
  • Dan psychische stoornissen humaniseren
  • Meer begeleidende aanpak
  • Verdere classificatie van stoornissen
  • Ontwikkeling eerste psychodiagnostische tests
23
Q

Wie is Wundt?

A
  • Op zoek naar wetmatigheden -> aansluiting bij statistische benadering
  • Exacte beschrijving van experimentele condities
    ->Via experimentele methodes (meetbare prikkels) ga je uitspraak doen over psychologie
  • strikte controle van onafhankelijke variabelen
  • Beperkt zich tot primaire/sensorische metingen
    ->Zich richten op zintuigen en concrete handelingen
    ->Niet bezig met aandacht/intelligentie
  • Hypothesetoetsend werken
    ->Stelling opbouwen -> doen we nog steeds
    ->Onderzoeken of stelling klopt vb via test of vragenlijst
  • Nauwkeurige verwerking van uitkomsten
    ->Paraplu= objectiveren en standaardiseren
    ->Waarom? Meetfouten voorkomen

Nadelen
->Wundt dacht dat verschillen tussen personen meetfouten waren
->Geen aandacht voor individuele verschillen
->Had remmend effect op evolutie psychodiagnostiek

Bijdrage van Wundt
->Nastreven van standaardisatie in psychologie
->Objectief/wetenschappelijk onderbouwd aan de slag gaan

24
Q

Wie is Darwin?

A
  • Evolutietheorie: beschrijving evolutie van de soorten
  • Bioloog- geen psycholoog
  • Survival of the fittest
  • Vooral het erven van fysieke kenmerken
25
Wie is Gallon?
* Sterke voorvechter van eugenetica en sociaal darwinisme ->Sociaal darwinisme Basis voor eugenetica * Eugenetica ->Maatregelen bedenken en propageren om menselijke soort te verbeteren ->Gaf psychologische twist aan de leer van Darwin * Mentale eigenschappen zijn ook erfelijk ->Sociale klasse, intelligentie, etniciteit * Interesse in individuele verschillen (vooral qua intelligentie) * Menselijk ras propageren ->Enkel bepaalde etniciteiten mochten zich voortplanten wegens intelligentie Bijdragen Galton ->Focus op individuele verschillen (vooral qua intelligentie) ->Standaardiseren van objectieve metingen ->Standaardiseren van verwerking resultaten ->Testresultaten in statistische termen gieten ->Betrouwbaarheid/validiteit/correlaties opnemen in psychologie ->Psychometrie uitgevonden (= manier om naar resultaten te kijken)
26
Wie is McKeen Cattell?
* Eigenlijke vader van psychometrie * Interesse in individuele verschillen -> fanatiek onderzoek hiernaar * Psychologie= geen exacte wetenschap * Ontwikkeling mental tests
27
Wie is Wissler?
* Leerling van McKeen Cattell * Verband tussen mental tests en examenresultaten nagaan Wil dit zeggen: goed resultaat op test is goed resultaat op examen? -> Geen correlatie gevonden * Bijdrage Wissler ->Predictieve validiteit: hoe goed kan onze test het gedrag in maatschappij voorspellen? ->Predictieve validiteit -> nog altijd gebruikt -> kwaliteit test inschatten
28
Wat wil begripsvaliditeit zeggen?
* Test afnemen bij iemand -> zegt iets over psychologische eigenschap ->In welke mate zeggen de oefeningen samen iets over eigenschap zoals intelligentie? * Gaat ervan uit dat er een sterk verband is tussen oefeningen en zeggen iets over IQ (eigenschap) ->Beide wetenschappers konden niet bewijzen dat er verband was -> losstaande oefeningen
29
Wie zijn Binet en Simon?
* Beide Frans * Leerplicht opgelegd in Frankrijk->sommige kinderen kregen problemen -> pedagogisch onderzoek dus test ontwikkeld Selectie van gespecialiseerd onderwijs -> wie heeft nood aan speciaal onderwijs en wie niet * Opdracht met oplopende moeilijkheidsgraad ->Test: opdracht geordend volgens leeftijd ->Hoe jonger hoe makkelijker de test start * Bepalen van verstandelijke leeftijd * Samenhang testresultaten en schoolprestaties ->Goeie predictieve validiteit = voorspellende waarde van test ->Goeie begripsvaliditeit = in welke mate zegt test iets over eigenschap * Bijdragen van beide ->Intelligentie in 1 cijfer uitdrukken ->Aantonen dat test voorspellende waarde heeft Probleem ->Geen duidelijk theoretisch model van intelligentie -> lag nog niet vast Binet ->tegen ongenuanceerd gebruik van exact getal als score ->Voorkeur= kwalitatieve omschrijving van iemands verstandelijk niveau (rekening houden met andere aspecten) ->Wou niks zeggen over herkomst van intelligentieverschillen
30
Wie zijn Goddard en Terman?
* Eigen intelligentietest ontwikkeld = Standford-Binet test ->Universele standaard: voor 1ste keer duidelijke testhandleiding erbij = STANDAARDISEREN ->Bijdrage van deze test: meetfouten voorkomen * Verdere kwantificering IQ ->Test Binet-Simon -> vooral observeren van verstandelijke leeftijd -> niet objectief ->Nieuwe test: waarnemingen via statistiek omgezet naar IQ score ->Niet enkel actueel mentaal niveau meten maar ook onveranderlijke verstandelijke aanleg -> Ontstaan van begrip IQ Gauss curve: IQ visualiseren -> duidelijker * Ontwikkeling non- verbale IQ test ->Veel immigratie in Amerika ->West-Europese mensen zelfde cultuur dus makkelijke integratie ->Oost en Midden Europese mensen andere cultuur dus moeilijke integratie ->Op vraag van immigratie autoriteiten intelligentie meten los van taal (non verbaal) ->Mensen lange reis achter de rug dus moe/honger -> negatieve impact op testprestatie ->Mensen onterecht als zwak begaafd bestempeld * Opstellen van normgroepen -> gebruiken we nog Bijdrage van beide ->Gestandaardiseerd afnemen van test met handleiding ->Gestandaardiseerd interpreteren ->Non- verbale IQ test ->Opbouw/gebruik van normgroepen
31
Wie zijn Goddard, Terman en Yerks?
WOI: selecteren wie soldaat/officier werd * Test ontwikkeld ->Ontstaan Army Alfa (verbaal) en Army Beta (non-verbaal - voor niet Engelstaligen) ->Army Alfa= vraagstukken, zinnen vervolledigen, woordbegrippen ->Army Beta= instructies ondersteund met gebaren en tekeningen * Nieuwe oefeningen ontwikkeld -> nu nog gebruikt * Oplopende moeilijkheidsgraad * NIEUW: tijdslimiet toegevoegd
32
Wie is Brigham?
* Samen met Yerks onderzoek doen ivm grote normgroep * Study of Americal intelligence ->Uitspraken doen over bepaalde bevolkingsgroepen -> minder intelligent ->Gevolg: migratiebeperkingen toepassen ->Einde maken aan massale immigratie naar Amerika Alfa en Beta ->Test ging niet over intelligentie maar over integratie * Bijdrage ->Nieuwe oefeningen ->Tijdslimiet ->Army Beta-> verder ontwikkeling van non verbale IQ test ->Oplopende moeilijkheidsgraag ->Verdere opbouw van normgroepen (aculturatie -> hier negatief bedoeld)
33
Leg uit Correlaties Pearson
* Correlatie= opsporen van verband tussen 2 of meerdere oefeningen * Pearson= aanhanger van sociaal darwinisme ->Oorlog tegen mindere rassen is logisch * Grondlegger van Pearson concept ->Hoe groot is de samenhang tussen verschillende eigenschappen ->In welke mate meten 2 verschillende testen (die iets anders meten) dezelfde eigenschap? ->Conclusie: mogelijk meten beide tests dezelfde eigenschap -> nagaan via factoranalyse * Correlatie tussen –1 en +1 ->Hoe dichter bij 1 hoe beter correlatie
34
Leg uit Factoranalyse- begripsvaliditeit van Spearman
-> bouwt voort op correlatie van Pearson * Ontdekte dat er gemeenschappelijke eigenschap is (= factor g= algemene intelligentie) ->Elke intellectuele activiteit wordt beïnvloed door factor algemene intelligentie * Daarnaast zijn er nog aparte soorten intelligentie (deelvaardigheden of s-factoren) * statistisch wetenschappelijk onderbouwde structuur om intelligentie vast te leggen
35
Leg uit: factoranalyse Cattell en Horn
* Voortbouwen op Spearman * Naast deelvaardigheden (s factor) en G factor bestaan er specifiekere vaardigheden -> nog fijnere structuur van intelligentie Vb. Gf (vloeiende intelligentie= mogelijkheid om nieuwe problemen op te lossen zonder voorkennis) Vb. Gc (verworven kennis/vaardigheden die we gebruiken bij oplossen problemen) Kortetermijngeheugen/ lange termijngeheugen
36
Leg uit factoranalyse Carroll
* Kers op de taart = opstellen van CHC model (CHC= Cattell – Horn- Carroll) * Nog altijd gebruikt * Naast G en s factoren zijn er ook nauwe cognitieve vaardigheden * Gebruik van 3 strata ->Stratum 3= intelligentie ->Stratus 2= brede cognitieve vaardigheden (verbale intelligentie) ->Stratum 1= fijnere vaardigheden ->Hoe meer vaardigheid naar links hoe meer die bijdraagt tot totale intelligentie ->Heel objectief en statistisch ->Je kan ook meer klinisch en menselijk naar intelligentie kijken
37
Wie is Thorndike?
* Kritiek op intelligentietest ->geen zicht op potentieel van leerlingen ->Test= momentopname * Cognitieve vermogens meten duurt langer -> je moet evolutie zien * Heeft test opgebouwd om cognitieve vaardigheden op te volgen gedurende lange periode * Vergelijken met normgroep (klasgenoten, leeftijdsgenoten)
38
Geef meer info over persoonlijkheids en attitudetesten
* vroeger gebeurde dit via observatie en klinische interviews ->was niet objectief + men gaf sociaal wenselijke antwoorden (beter voordoen dan hij is) * 2 bewegingen Persoonlijkheidsvragenlijst en attitudemetingen ->Meer objectievere vragenlijst = gestandaardiseerd -> nog steeds gebruikt ->Gebruik van Likert schaal Projectieve tests ->Onduidelijke stimuli of tekeningen zien: zeggen wat er in je opkomt ->Als consulent subjectieve vragen stellen: zitten er onbewuste gevoelens/verlangens achter