no te meterse en mis asuntos 2 Flashcards

1
Q

Estoy hasta las narices!

A

Het zit me tot hier!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het zit me tot hier!

A

Estoy hasta las narices!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

No aguanto más!/No lo soporto!

A

Dat houd ik niet meer (uit)!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

No aguanto más!/No lo soporto!

A

Dat houd ik niet meer (uit)!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik doe mijn best.

Ik doe mijn uiterste best.

A

Hago lo que puedo.

Hago lo imposible.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hago lo que puedo.

Hago lo imposible.

A

Ik doe mijn best.

Ik doe mijn uiterste best.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik ben je er dankbaar voor.

A

Te lo agradezco mucho.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Te lo agradezco mucho.

A

Ik ben je er dankbaar voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zo erg is het toch niet.

A

No es para tanto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

No es para tanto.

A

Zo erg is het toch niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik kan het ook nooit goed doen.

A

Por más que quiera nunca lo hago bien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Por más que quiera nunca lo hago bien

A

Ik kan het ook nooit goed doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

En maar kankeren…

A

Venga quejarse…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Venga quejarse…

A

En maar kankeren…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dat lucht op?

A

Qué alivio!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Qué alivio!

A

Dat lucht op!

17
Q

Ik wou dat hij daarmee eens ophield.

A

Quisiera que él acabara de una vez.

18
Q

Quisiera que él acabara de una vez.

A

Ik wou dat hij dar eens mee ophield.

19
Q

Was/ had ik maar…!

A

Quién fuera/tuviera…!

20
Q

Quién fuera/tuviera…!

A

Was/had ik maar…!

21
Q

Ik vind het heel leuk samen met jou.

A

Me encanta tu compañía.

22
Q

Me encanta tu compañía.

A

Ik vind het heel leuk samen met jou.

23
Q

Als het niet voor jou was, weet ik niet wat ik zou doen.

A

No sé qué haría si no fuera por ti.

24
Q

No sé qué haría si no fuera por ti.

A

Als het niet voor jou was, weet ik niet wat ik zou doen.

25
Je bent een engel. Je bent een zonnetje.
Eres un ángel. Eres un sol.
26
Eres un ángel. Eres un sol.
Je bent een engel. Je bent een zonnetje.
27