no te meterse en mis asuntos 2 Flashcards by annick Gregoor | Brainscape

Q

Estoy hasta las narices!

A

Het zit me tot hier!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het zit me tot hier!

A

Estoy hasta las narices!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

No aguanto más!/No lo soporto!

A

Dat houd ik niet meer (uit)!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

No aguanto más!/No lo soporto!

A

Dat houd ik niet meer (uit)!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik doe mijn best.

Ik doe mijn uiterste best.

A

Hago lo que puedo.

Hago lo imposible.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hago lo que puedo.

Hago lo imposible.

A

Ik doe mijn best.

Ik doe mijn uiterste best.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik ben je er dankbaar voor.

A

Te lo agradezco mucho.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Te lo agradezco mucho.

A

Ik ben je er dankbaar voor.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Zo erg is het toch niet.

A

No es para tanto.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

No es para tanto.

A

Zo erg is het toch niet.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik kan het ook nooit goed doen.

A

Por más que quiera nunca lo hago bien.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Por más que quiera nunca lo hago bien

A

Ik kan het ook nooit goed doen.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

En maar kankeren…

A

Venga quejarse…

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Venga quejarse…

A

En maar kankeren…

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dat lucht op?

A

Qué alivio!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Qué alivio!

A

Dat lucht op!

Q

Ik wou dat hij daarmee eens ophield.

A

Quisiera que él acabara de una vez.

Q

Quisiera que él acabara de una vez.

A

Ik wou dat hij dar eens mee ophield.

Q

Was/ had ik maar…!

A

Quién fuera/tuviera…!

Q

Quién fuera/tuviera…!

A

Was/had ik maar…!

Q

Ik vind het heel leuk samen met jou.

A

Me encanta tu compañía.

Q

Me encanta tu compañía.

A

Ik vind het heel leuk samen met jou.

Q

Als het niet voor jou was, weet ik niet wat ik zou doen.

A

No sé qué haría si no fuera por ti.

Q

No sé qué haría si no fuera por ti.

A

Als het niet voor jou was, weet ik niet wat ik zou doen.

Q

Je bent een engel.

Je bent een zonnetje.

A

Eres un ángel.

Eres un sol.

Q

Eres un ángel.

Eres un sol.

A

Je bent een engel.

Je bent een zonnetje.

Q

A