NLP Definities 1 - 27 Flashcards

1
Q

Accessing cues

A

Dit zijn subtiele non-verbale gedragingen die aangeven welk zintuiglijk respresentatiesysteem wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: oogpatronen, fysiologie (houding), ademhaling, stemgebruik (toon en tempo) en gebaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Alignment

A

Congruentie (overeenstemming) tussen intenties, overtuigingen, waarden en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Accessing cues

A

Dit zijn subtiele non-verbale gedragingen die aangeven welk zintuiglijk representatiesysteem wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: oogpatronen, fysiologie (houding), ademhaling, stemgebruik (toon en tempo) en gebaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alsof kader (engels: As-if frame)

A

Een manier om creatief problemen op te lossen door te doen alsof iets al heeft plaatsgevonden (is gebeurd) met de bedoeling om mogelijkheden te onderzoeken. “Stel je nou eens voor dat het wel is gebeurd zoals je wilde, wat was daarvoor nou nodig?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Afstemmen op (engels: Pacing)

A

Een methode die wordt gebruikt om snel af te stemmen door het eigen gedrag af te stemmen op het gedrag van de ander. Bijvoorbeeld; gebruiken van dezelfde accessing cues van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Analoge informatie

A

Analoge informatie komt overeen met zintuiglijk waargenomen informatie (het beeld, geluid, gevoel). De twee best bekende vormen van analoge communicatie zijn lichaamsuitdrukking en stembuiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anker (anchor)

A

Een anker is een externe (doelgerichte) stimulus de een bepaalde interne toestand oproept. Ankers zijn spontaan geïmplementeerd of worden doelbewust neergezet. Bijvoorbeeld een liedje genereert misschien een gevoel of herinnert je aan een plek en/of iemand. Er wordt ook gebruik gemaakt van podium ankers (bij het presenteren van theorie en beantwoorden van vragen wordt onderscheidt gemaakt in de presentatieplek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anker (anchor)

A

Een anker is een externe (doelgerichte) stimulus die een bepaalde interne toestand oproept. Ankers zijn spontaan geïmplementeerd of worden doelbewust neergezet. Bijvoorbeeld een liedje genereert misschien een gevoel of herinnert je aan een plek en/of iemand. Er wordt ook gebruik gemaakt van podium ankers (bij het presenteren van theorie en beantwoorden van vragen wordt onderscheidt gemaakt in de presentatieplek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ankerketting

A

Een serie ankers die in een vaststaande volgorde worden geactiveerd zodat in een aantal stappen van een huidige ervaring (stemming) naar een gewenste (stemming) wordt toegewerkt. Het is een techniek die kan worden gebruikt als de gewenste, vermogende stemming aanzienlijk afwijkt van de huidige stemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ankeren

A

Het proces waarin op het hoogtepunt van een interne ervaring (intense, emotionele stemming) een externe, specifieke stimulus aan deze ervaring gekoppeld wordt. Iedere keer als de externe stimulus opnieuw wordt aangeboden volgt de interne ervaring automatisch. Ankeren kan visueel, auditief, gevoelsmatig via geur en via smaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Associatie (Association)

A

Je zit in de ervaring. De respresentatiesystemen (visueel, auditief, gevoel, geur en smaak) zijn bij de herinnerde ervaring betrokken. Je kijkt vanuit het perspectief van je eigen ogen, je hoort wat je toen hoorde, je voelt wat je toen voelde. Dit noemen we geassocieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Auditief (Auditory)

A

Betrekking hebbende op geluid, luisteren, horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Back-track (terugspoelen)

A

Je herhaalt in dezelfde tonatie in het kort de informatie die je hebt gehoord, je vat het als het ware samen. Hiervoor gebruik je de sleutelwoorden van de persoon. Handig bij een eenduidige samenvatting tijdens vergaderingen of samenvatten zonder oordeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Change personal history (veranderen persoonlijk geschiedenis)

A

Een NLP techniek (auditief) waarbij ervaringen in het verleden met behulp van je huidige hulpbronnen kunnen worden herbeleefd, met als doel de ervaring met nieuwe keuze mogelijkheden te voeden. Het is een manier om emotionele impact van een herinnering in beweging te zetten. Een negatieve ervaring verandert en/of je kunt nieuwe conclusies/keuzes verbinden aan de ervaring uit het verleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chunking down

A

Schakelen naar een lager abstractieniveau.Voorbeeld: van organisatie naar team, van team naar individu, van individu naar gedrag van gedrag naar …etc…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chunken (schakelen)

A

Schakelen naar een hoger of lager niveau. Informatie wordt globaler weergegeven of juist in kleine stukjes verdeeld. Er worden drie manieren onderscheiden.1. Chunken (schakelen)2. Chunking down3. Chunking up

17
Q

Chunking up

A

Schakelen naar een hoger abstractieniveau, waar meerabstracte, globale informatie wordt gegeven. Voorbeeld: van organisatie naar markt van markt naar maatschappij van maatschappij naar continent van continent naar ..etc…

18
Q

Chunking laterally

A

Schakelen op hetzelfde abstractieniveau, waarbij zijwaarts wordt gezocht naar voorbeelden die zijwaartse informatie geven. Voorbeeld: team A, team B, team C zijn voorbeelden van bijvoorbeeld 1 afdeling of 1 organisatie.

19
Q

Circle of excellence

A

NLP techniek waarbij hulpbronnen worden geankerd(geconditioneerd) aan een ingebeelde cirkel op de grond. Handig bij presentaties en/of situaties waarbij maximale keuzemogelijkheden van belang zijn.

20
Q

Collapsing anchors (Verwijderen van ankers)

A

NLP techniek voor het neutraliseren van gevoelens (negatief of in positief). Twee geankerde (geconditioneerde) gevoelens worden tegelijkertijd geactiveerd. Er wordt verwarring ervaren doordat beide gevoelens door elkaar lopen, dit verdwijnt snel, waarbij de gewenste hulpbron overstijgend wordt.

21
Q

Communicatieve sturing, leiden en volgen

A

In staat zijn effectief en efficiënt te communiceren m.b.t. wat je over wilt brengen, bijvoorbeeld doordat je verschillende modellen van de werkelijkheid parallel hanteert. Een gevorderde vorm van feedback geven.

22
Q

Competentie

A

Een bekwaamheid die voortkomt uit ervaren gedrag.

23
Q

Communicatiemodel

A

Beschrijving van de structuur van de ervaring. Het model laat zien dat er buiten ons allerlei gebeurtenissen plaatsvinden die wij waarnemen via onze zintuigen. Vanaf het moment dat de externe prikkel, visueel, geluid (woord) gevoel (aanraking), geur of smaak wordt waargenomen, beginnen onze hersens een proces van verwerking. Daarbij passeert die informatie een aantal filters die onder andere te maken met de wijze waarop wij een interne voorstelling hebben gevormd van dewereld om ons heen. In de jaren 60 ontdekte Wilder Penfield, wereldberoemd chirurg op het gebied van de aandoening, epilepsie. Na een open hersenoperatie met laag voltage behandeling als neveneffect dat een patiënt zich precieze details van haar verjaardag toen ze drie jaar werd kon aangeven. Wie er waren geweest, de taart, de geur, de plaats etcetera. Waarschijnlijk slaan we als mensen alle informatie op, het één op één weer terughalen daar zit een verwerkingsproces in van verwijderen, generaliseren en vervormingen.

24
Q

Contact

A

Terwijl je bij je eigen gevoel blijft, de ander in zijn of haar model van de wereld ontdekken. In contact zijn kan leiden tot verandering van overtuigingen en identiteit bij jezelf en de ander. Ook wel herkenbaar als “open staan voor”.

25
Q

Congruentie

A

Overeenstemming. Een status (state) waarbij omgeving, gedrag, vaardigheden, overtuigingen en doelen met elkaar overeen komen. Als het op je eigen kantoor een puinhoop is en je geeft het belang aan van een “cleandesk policy”, dan blijft het onderwerp op de agenda staan, er verandert niets. Is een onderwerp in overeenstemming met je omgeving, gedrag, vaardigheden, overtuigingen en doelen dan heefthet onderwerp grote kans van slagen.

26
Q

Context

A

De context is de omgeving waarin zich een specifieke situatie voordoet. De context is vaak van belang voor wat de interpretatie van een specifieke ervaring of gebeurtenis betreft.

27
Q

Criterium

A

De waarde die iemand gebruikt om beslissingen te kunnen nemen of een oordeel te kunnen geven over de dingen om hem heen. Een criterium geeft aan wat in een bepaalde context belangrijk is. Een opsomming van criteria; zien, horen, voelen, mensen, plaatsen, activiteiten, informatie, dingen, eigen, partner, waarnemer, invloed, waardering, resultaatgerichtheid, weg van, naartoe, interne referentie, externe referentie, opties, procedures, proactief, reactief, overeenkomst, verschil, gelijk, polariteit, visie, realisatie, kwaliteitscontrole, relatie, taak, globaal, details, abstract, concreet, teamspeler, individualist, zorgen voor zelf, zorgen voor anderen, verleden, heden, toekomst, lange termijn, korte termijn, kijken, luisteren, lezen, handelen, scepsis, vertrouwen, volgend, leidinggevend.