nierfunctie Flashcards

1
Q

Welke 2 waarden gebruik je om de nierfunctie te bepalen?

A

serumcreatinine en serumureum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke waarde gebruik je om de eGFR te bepalen?

A

serumcreatinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zegt het serumureum?

A

iets over het extracellulaire volume en is van belang om de ureum/creatinine-ratio te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zegt een verandering in de ureum/creatinine ratio?

A

iets over de oorzaak van de nierinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar gebruik je de 24-uurs-creatinine-klaring voor? Wat zijn nadelen?

A

om de nierfunctie te bepalen. Je moet rekening houden met de spiermassa van iemand en het kan lastig zijn omdat niet alle urine opgevangen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Via welke 3 formules kan je de eGFR bepalen?

A

CKD-EPI, MDRD, Cockcroft Gault

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen de CKD-EPI, MDRD, Cockcroft Gault? en welke is het meest nauwkeurig?

A

CKD-EPI is het meest nauwkeurig. Deze gebruikt creatinine, leeftijd, geslacht en ras.
MDRD gebruikt creatinine, leeftijd en geslacht <– minder gevoelig, dus je krijgt een waarde boven 60.
Cockcroft Gault gebruikt creatinine, leeftijd, geslacht en gewicht. <– vaak overschatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als iemand veel spier heeft, over- of onderschat je de nierfunctie dan?

A

iemand met > spier heeft meer serumcreatinine, wat een slechtere nierfunctie geeft. Je onderschat de nierfunctie dan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een normale eGFR waarde? voor een 20 jarige, 40 jarige, 70 jarige

A

20 jarige: 120 ml/min (60 per nier)
40 jarige: 100 ml/min
70 jarige: 70 ml/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel neemt de eGFR af vanaf je 40e?

A

1 ml/min/jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit wat creatinine is en wat het te maken heeft met de nierfunctie?

Met de woorden; creatine, creatinine, GFR, gefilterd

A

creatinine komt vrij bij het omzetten van creatine in spierweefsel. Als de GFR afneemt, zal de concentratie creatinine stijgen. Creatinine wordt namelijk uit het bloed gefilterd door de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de creat-sprong?
Wat is een significante verandering in de serumcreatinine?

A

een verandering in het serumcreatinine, gaat gepaard met een verandering in de nierfunctie. <– niet lineair
- Een significante verandering is 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een grotere creat-sprong; van 200-300 of van 600-700?

A

van 200-300 zorgt voor een veel grotere afname van de nierfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke onderzoeken kan je doen om de oorzaak van de nierinsufficiëntie te vinden? (4)

A

urinesediment (microscopisch beoordelen), serumatrium, urine creatinine en de fractionele natriumexcretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de fractionele natriumexcretie (fENa)?

<1%?
>1%?
>4%?

A

percentage natrium dat door de nieren wordt uitgescheiden. Het kan een verschil tussen een prerenale, renale en postrenale oorzaak geven.

  • <1%? prerenaal probleem, minder bloedtoevoer naar de nier (effectief circulerend volume)
  • > 1%? renaal probleem
  • > 4%? postrenaal probleem, obstructie ureters.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat gebeurd er als een obstructie van de urinewegen wordt opgeheven?

A

De polyure fase. De patiënt plast dan veel en scheidt daarbij ook relatief veel natrium uit

17
Q

Wat is het verschil tussen acute en chronische nierinsufficiëntie?

noem: serumcreatinine, Hb, PTH, fosfaat, kalium, calcium, omvang nier

A

Bij een acute nierinsufficiëntie is er een stijging van het serumcreatinine van 50% in 7 dagen. Alle waarden zijn verder normaal, alleen het kalium kan verlaagd/normaal/verhoogd zijn.

Bij een chronische nierinsufficiëntie is het Hb laag, PTH normaal/hoog, fosfaat hoog, kalium normaal/hoog, calcium laag, omvang nier klein

18
Q

Wat zijn indicaties voor acute dialyse? (7)

A
  1. therapieresistente overvulling
  2. therapieresistente hyperkaliëmie
  3. hypoxie
  4. longoedeem
  5. ernstige hypofosfatemie
  6. uremisch syndroom
  7. acidose (pH <7.2), waarbij iv natriumcarbonaat niet mogelijk is
19
Q

Wanneer spreken we van proteïnurie? (mn albumine)

A

bij > 0,20 g/dag eiwit in de urine, of meer dan 0,30 g/L in de ochtendurine

20
Q

Wanneer kan er proteïnurie zijn, terwijl dit geen slecht teken is?

A

Als er minder urineproductie is, is er sneller sprake van te veel eiwit in de urine –> per 24 uur bepalen

21
Q

Welke 2 (1A en B, 2) soorten proteïnurie zijn er?

A
  1. renale proteïnurie:
    A. glomerulaire schade, bij glomerulonefritis, SLE en nefrotisch syndroom
    B. tubulaire schade (eiwitten met kleine molecuulmassa), bij pyelonefritis, cystenieren en jicht
  2. extrarenale proteïnurie: overflow, verhoogde filtratiedruk in glomerulaire capillairen (stress, hartinsufficiëntie, zware spierbelasting) en orthostatische proteïnurie (verhoogde bloeddruk)
22
Q

Wanneer wil je nitriet aantonen in de urine?

A

verdenking UWI, op ochtendurine

23
Q

Waar kunnen leukocyten op wijzen in de urine?

A

Een infectie of contaminatie (niet bewijzend voor een UWI)

24
Q

Hoe noem je uitscheiding van hemoglobine zonder erytrocyturie? + bij wat ontstaat dit + vanaf welke waarde?

A

Hemoglobinurie, ontstaat a intravasale hemolyse

bij > 1 g/L

25
Q

Waar kan massale spierbeschadiging toe leiden?
+ vanaf welke waarde

A

Myoglobinurie <– stick is positief voor erytrocyten

> 0,15 g/L

26
Q

Wat voor onderzoek is het Urinesediment?

  • Hoe is E. Coli hierin te herkennen?
  • wat zijn celcilinders?
  • wat zijn dysmorfe erytrocyten?
A

Onderzoek onder de microscoop.
- E coli = beweeglijke staafjes
- celcilinders = ertrocytencillinders (glomerulonefritis) of leukocytencilinders (pyelonefritis)
- bij renale hematurie, waarbij erytrocyten door de celmembraan worden geperst.

27
Q

Wat zijn de urineonderzoek bevindingen bij een prerenaal probleem?

benoem: sediment, proteinurie, urine natrium, fENA, fEureum

A
  • in het sediment soms hyaliene cilinders
  • vrijwel geen proteïnurie
  • urine natrium = <20
  • fENa = <1%
  • fEureum = <35%
28
Q

Wat zijn de urineonderzoek bevindingen bij glomerulonefritis?

benoem: sediment, proteinurie, urine natrium, fENA, fEureum

A

1 in het sediment worden dysmorfe erytrocyten en erytrocytcilinders gevonden
2. proteïnurie is aanwezig
3. urinenatrium, fENA variabel, fEureum variabel

29
Q

Wat zijn de bevindingen van urineonderzoek bij acute interstitiële nefritis?

benoem: sediment, proteinurie, urine natrium, fENA, fEureum

A
  • leukocyten in het sediment
  • er is minimale proteïnurie, kan verhoogd zijn bij NSAIDs
  • urine natrium = >30
  • fENa = variabel
  • fEureum= >50
30
Q

welke bevindingen zijn er bij urineonderzoek van acute tubulusnecrose?

benoem: sediment, proteinurie, urine natrium, fENA, fEureum

A
  • bruine granulaire cilinders en tubulus epitheel in het sediment
  • vrijwel geen proteïnurie
  • urine natrium >30
  • fENa = >1
  • fEureum = > 50
31
Q

Wat zijn de bevindingen van urineonderzoek bij obstructie?

benoem: sediment, proteinurie, urine natrium, fENA, fEureum

A
  • niet afwijkend sediment
  • geen proteinurie
  • urine natrium is variabel
  • fENa is variabel
  • fEureum is > 50
32
Q

Welke diagnose kun je stellen als iemand ondanks 5 hypertensiva, hypertensie heeft?

A

nierarteriestenose of therapie ontrouw