Neurologie Flashcards

1
Q

PAARD

oogonderzoek

A
  • oogspleet
  • ooglidrand
  • stand en grootte van het oog
  • oogdruk
  • ooguitvloeiing
  • cornea
  • voorste oogkamer: helder, hele iris en pupil te zien?
  • iris en pupil
  • lens
  • blink-to-bright reflex: knipperen als er licht op valt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PAARD EN RUND

opbouw neurologisch onderzoek

A
  • aanvullende anamnese
  • gedrag en bewustzijnsniveau
  • houding en locomotie
  • schedel en wervelkolom
  • houdingsreacties: stelreflexen + correctiereflexen
  • cerebrale reflexen
  • spinale reflexen
  • aanvullend onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gedrag en bewustzijnsniveau (GD, paard en rund)

A

BEWUSTZIJNSNIVEAU

  • normaal, attent (alertheid afhankelijk van karakter)
  • verhoogd = excitatie
  • verlaagd = depressie. sopor - stupor - coma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

GD

opbouw neurologisch onderzoek

A

STAANDE HOND

  • aanvullende anamnese
  • gedrag en bewustzijnsniveau
  • houding en locomotie
  • schedel (I, Pa)
  • cerebrale reflexen
  • wervelkolom (I, OPal, DPal, Per, passieve bewegingen, rectaal toucher)
  • ledematen (I, OPal, DPal)
  • spiertonus staande dier
  • Houdingsreacties

LIGGENDE HOND

  • spiertonus liggende dier
  • spinale reflexen
  • pijnperceptie
  • urinewegfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PAARD

houding en locomotie

A
HOUDING
let op 
- houding hoofd en hals 
- onwillekeurige bewegingen 
> spasmen
> tonische krampen (=langdurige contracties) > clonische krampen (=kortdurende contracties)
> tremoren

LOCOMOTIE
- monsteren in stap (en draf) op de rechte lijn, volte (links- en rechtsom) en slangenvolte
- stappen achteruit zetten
- draven en abrupt stoppen
- aan de staart omtrekken tijdens het lopen
- let op coördinatie, kracht en het optreden/verergeren van onwillekeurige bewegingen
> ataxie, parese, paralyse, tremoren etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

RUND

houding en locomotie

A

HOUDING
- let op de houding van de hals en het optreden van onwillekeurige bewegingen

LOCOMOTIE
- zorgvuldige observatie van het vrij lopende dier in de stal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

PAARD

schedel en wervelkolom

A

INSPECTIE

  • let op vorm, positie, symmetrie en laesies
  • bekijk de onderdelen van het hoofd ook afzonderlijk

PALPATIE

  • oppervlakkige en diepe palpatie
  • let op deformiteiten, pijnreacties, crepitatie en het optreden van spierspasmen

PERCUSSIE

  • op het hoofd met een vinger, in de hals met een vuist en op de wervels met een percussiehamer.
  • één hand percuteert en de andere hand palpeert de spieren
  • letten op pijnreacties

PASSIEVE BEWEGINGEN

  • begeleid het hoofd met een wortel richting de buik aan beide kanten, tussen de voorbenen en omhoog
  • let op verzet en beweeglijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

PAARD EN RUND

houdingsreacties

A

STELREFLEXEN

  • labyrintaire en proprioceptieve stelreflex: duw of trek het hoofd snel een kant op en kijk hoe snel het dier de houding van het hoofd herstelt. doe dit zowel met als zonder blinddoek
  • optische stelreflex: draai het hoofd zoals bij de sclera. de ogen zouden op dezelfde hoogte moeten blijven

CORRECTIEREFLEXEN -> zeg dat je het bij alle benen wil uitvoeren

  • dubbeltreden = overkoot zetten
  • kruisreflex = benen kruisen
  • huppelreacties: bij paard en kalf 1 been opnemen en dan omduwen, bij koe omduwen tijdens het lopen
  • optische plaatsingsreactie: over een balkje heen stappen
  • tactiele plaatsingsreactie: over een balkje heen stappen met een blinddoek
  • oprichtreacties (zeggen dat je het dier neer wil leggen en weer op laat staan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

PAARD EN RUND

cerebrale reflexen

A

ALLEEN BENOEMEN

  • reuk/n. olfactorius niet kunnen beoordelen
  • zuig/kauw reflex niet kunnen uitvoeren
  • slikreflex alleen mogelijk met sonde

UITVOEREN

  • dreigreflex: controle van de visus (raak wimpers niet aan!)
  • directe pupilreflex: kijk in het oog waar je lampje in schijnt. licht uit doen!
  • indirecte pupilreflex: kijk in het oog waar niet in wordt geschenen (vraag assistentie). licht uit.
  • optische stelreflex: draai het hoofd zoals bij sclera
  • optische plaatsingsreactie: over een balkje lopen
  • ooglidreflex: raak ooglid aan
  • palatum durum reflex: met beide duimen stevig drukken
  • hoestreflex: druk op larynx/trachea (ook bij normale dieren niet altijd positief)
  • corneareflex: laatste reflex dat wegvalt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

PAARD, RUND EN GD

spinale reflexen

A

kijk naar aanwezigheid van reflex en pijnreacties

ALLEMAAL
- anusreflex: met thermometer

BIJ PAARD EN RUND

  • schoftreflex: knijpen in schoft
  • huidrimpelreflex: met scherp voorwerp een keer aanraken/met een kartelwieltje aanraken
  • staartreflex: als je de onderkant van de staart of het perineum aanraakt wordt de staart tegen het perineum aan gedrukt
  • scrotumreflex

BIJ RUND EN GD, in zijligging

  • kniepeesreflex: met platte kant reflexhamer op knie, femur vasthouden
  • (m. extensor carpi) radialis reflex: met punt kant reflexhamer op de buik van de m. extensor carpi radialis (net onder elleboogholte), carpus vasthouden
  • buigreflex: abrupt stevig in een teen knijpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

GD

houding en locomotie

A

let op: kracht, coördinatie, mechanische belemmering en onwillekeurige bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

GD

onderzoek schedel/kop

A

INSPECTIE

  • kop: positie, vorm en motiliteit
  • oren: positie en vorm
  • kauwspieren: vorm en motiliteit
  • ogen en pupillen: positie, vorm en motiliteit (>nystagmus?)
  • onderkaak: positie en motiliteit
  • tong: positie en motiliteit

PALPATIE

  • benige en weke delen
  • bek openen: let op de tonus/weerstand, pijnlijkheid en beoordeel de tong
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

GD

cerebrale reflexen

A
  • dreigreflex
  • pupilreflex (direct en indirect=consensueel)
  • ooglidreflex
  • slik-/hoestreflex (in keelstreek knijpen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

GD

onderzoek wervelkolom

A

Inspectie, palpatie

PERCUSSIE

  • alleen als er geen trauma is en I en Pal geen problemen opleverden
  • met puntige kant reflexhamer op de spinaaluitsteeksels
  • let op pijnlijkheid

PASSIEVE BEWEGINGEN

  • alleen als er geen trauma is en I, Pal en Per geen problemen opleverde
  • hals: hand om bek en nek, assistent houdt achterpoten vast. hals naar boven, beneden, links, rechts bewegen en dubbelvouwen tegen de buikwand
  • lendenen: assistent houdt de hond vast, til poten op en strekken. roteren om as, naar lateraal bewegen en buigen.
  • let op de spiertonus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

GD

houdingsreacties

A
  • dubbeltreden
  • hinkelen: op één been, vasthouden bij borst (hinkelen met achterpoot) of arm onder buik (hinkelen met voorpoot).
  • tactiele plaatsing: bedek ogen met oren, hond optillen
  • optische plaatsing: hond optillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly