Locomotie Flashcards

1
Q

PAARD

opbouw locomotieonderzoek

A
  • anamnese
  • (observatie in stal en) monsteren
  • IP(A)P (= inspectie, palpatie, auscultatie, percussie)
  • hoefonderzoek
  • passieve bewegingen
  • buigproeven
  • aanvullend onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PAARD

monsteren

A

rechte lijn op harde ondergrond stappen, draven en stap naar achter:
- beoordeling gangen (stijf? grootte vd passen, doorzakken etc.)
- aan welk been kreupel
> voorbeen: hoofd beweegt omlaag bij vallen op gezonde been
> achterbeen: kruis lager bij kreupele been + vallen op gezonde been
- mate kreupelheid
- aard kreupelheid (belasting/beweging/gemend?)

monsteren op volte in stap en draf:

  • bewegingskreupelheid duidelijker aan buitenkant
  • belastingskreupelheid duidelijker aan binnenkant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
PAARD
onderzoek voorbeen (excl. hoefonderzoek)
A

INSPECTIE –> paard moet vierkant staan!

  • standsafwijkingen
  • deformiteiten
  • inactiviteitsatrofie (vnl. bij schouder zichtbaar)

PALPATIE

  • bij het kreupele en gezonde been
  • zowel staand als opgenomen been
  • oppervlakkige palpatie (begin bij schouder!)
  • diepe palpatie van buigpezen en tendo interosseus –> let op drukpijnlijkheid
  • let op deformiteiten, temperatuurverschillen en pijnreacties
  • benoem welke structuren je bevoelt

PERCUSSIE –> steeds hoofd rii hoofd paard

  • zachte percussiehamer
  • bij beide benen, let op pijnreacties
  • radius (bovenkant) en schouder, rondom (staande been)
  • !sesambeenderen! (been opnemen, vasthouden bij sesambeenderen)
  • kroonrand (been opnemen, radius op jou rusten zodat de voet hangt)

AUSCULTATIE –> niet routine! let op crepitatie

PASSIEVE BEWEGINGEN

  • hoef roteren en buigen
  • kroongewricht strekken en aanduwen
  • let op soepelheid van het gewricht en pijnreacties
  • billen rii hoofd paard, armen omheen been

BUIGPROEVEN (zie andere flashcard)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PAARD

hoefonderzoek

A

INSPECTIE
- let op symmetrie, nauw/wijd/steil/week en IHOSKA’s

PALPATIE

  • drukken op kroonrand, let op pijnlijkheid en zwelling
  • digitale pols aanwezig?

PERCUSSIE

  • bij staande en opgenomen been
  • hoefwand en evt. ijzers percuteren met harde hamer
  • zoolwand en straal
  • hou 1 hand op musculatuur voor pijnreacties

VISITEREN –> alleen bij positieve percussie
- met die tang voor specifiekere lokalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PAARD

buigproeven

A

onderstaand +/- 1 min vasthouden en dan weg laten draven. beoordeel de kreupelheid

VOORBEEN

  • aan beide benen!
  • ondervoet: hou hoef vast, radius tegen je aan
  • carpus: naast paard staan, carpus buigen (metacarpus vast houden met 2 handen en tegen de romp aan duwen)
  • schouder/boeg: eerst been naar achter trekken, in kogel vasthouden OF been opnemen en naar voren strekken (als het paard zich niet verzet wijst dit op pijnlijk proces in schouder- of ellebooggewricht)
  • alternatief = gehele been: been dubbelvouwen, vasthouden aan hoef en “voorknie”/metacarpus

ACHTERBEEN

  • ondervoet: bij hoef vasthouden, hak onder oksel
  • tarsus: vasthouden bij metacarpus en (gebogen) hoef, rechtop gaan staan
  • heup: bij hoef vasthouden en naar voren been “strekken” OF naar achteren trekken
  • alternatief = gehele been: been dubbelvouwen, uiteindelijk met 1 hand de gebogen hoef vasthouden en rechtop staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

PAARD

onderzoek achterbeen

A

INSPECTIE –> paard moet vierkant staan

  • let op standsafwijkingen, deformiteiten (bv. overvulling) en inactiviteitsatrofie (vnl. bij heup zichtbaar)
  • bekijk schuin van voren en van achteren (let op veiligheid!)

PALPATIE

  • let op deformiteiten en temperatuurverschillen
  • benoem welke structuren je voelt (zie ander flashcard)
  • oppervlakkige palpatie, begin bij heup. gebruik beide handen
  • diepe palpatie ondervoet eerst bij staande en daarna opgenomen been
  • diepe palpatie tarsus
  • diepe palpatie knie: palpeer patella en patellabanden, druk patella naar buiten en naar boven. let op vorm, positie, beweeglijkheid, soepelheid en overvulling

PERCUSSIE

  • bij staande been, staart vasthouden, de spatplaats (mediaal bij de hak)
  • bij opgenomen been eerst sesambeenderen, daarna spatplaats
  • mediaal van de knie, hou staart vast

AUSCULTATIE –> niet routine! let op crepitatie

PASSIEVE BEWEGINGEN

  • hak onder oksel, bij de hoef vasthouden
  • hoef roteren
  • hoef buigen

BUIGPROEVEN –> zie andere flashcard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

PAARD

structuren die je palpeert

A

ALGEMEEN, staande been

  • griffelbeenderen
  • buigpezen
  • tendo interosseus (parallel aan metacarpus/metatarsus)
  • sesamschede (omgeven buigpezen bij kogel)
  • proximale sesambeentjes (caudodistaal uitsteeksel)
  • kootgewricht
  • kroonrand
  • hoefkraakbeenderen

ALGEMEEN, opgenomen been

  • buigpezen
  • tendo interosseus
  • proximale sesambeentjes
  • tussen hoefballen drukken

ACHTERBEEN: knie

  • patellabanden
  • vorm en positie patella
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

PAARD

aanvullende diagnostiek

A

diagnostische anesthesieën

sensorische innervatie ondervoet voorbeen: vnl. n. medianus en n. ulnaris
sensorische innervatie ondervoet achterbeen: vnl. n. tibialis en n. peroneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

PAARD

onderzoek hals, rug, lendenen en kruis

A

bij beiderzijdse kreupelheid. in geval van ataxie neurologisch onderzoek doen

INSPECTIE

  • let op deformiteiten (zwellingen) en atrofie
  • vergelijk de linker- en rechterlichaamshelft

PALPATIE

  • oppervlakkige palpatie. let op aard en omvang vd afwijking aan de wervelkolom en/of het bekken
  • diepe palpatie. let op pijnlijkheid in het afwijkende gebied. extra aandacht voor facetgewricht in nek en spinaaluitsteeksels (denk aan kissing spines)

PERCUSSIE

  • cervicaal: met vuist
  • spinaaluitsteeksels, tuber sacrale, tuber coxae en tuber ischiadicum met zachte hamer

PASSIEVE BEWEEGLIJKHEID

  • mobiliteit nek: mbv hand/wortel hoofd naar boven, benede, links, rechts en rii tuber coxae bewegen
  • mobiliteit rug en lendenen: trekken aan staart en druk uitoefenen op tuber coxae

RECTALE EXPLORATIE
- bij verdenking van letsel in het bekken/sacrum

aanvullend:

  • beeldvormende diagnostiek van wervelkolom en bekken (röntgen, echo, scintigrafie)
  • enzymdiagnostiek, EMG, spierbiopsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

RUND

kreupelheidsonderzoek + aanvullend onderzoek

A
zelfde wijze als paard, meestal vereenvoudigd (vaak klauwen als oorzaak): 
1) monsteren
2) inspectie
3) palpatie
4) percussie (en visitatie)
5) passieve bewegingen
6) buigproeven
7) aanvullend onderzoek  
> diagnostisch blokje: (evt. tijdelijk) blokje onder de gezonde klauw plaatsen
> diagnostische anesthesieën
> punctie van sesamschede of klauwgewricht en daarna cytologisch/bacteriologisch onderzoek
> röntgenonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

RUND

klauwonderzoek

A

MONSTEREN
beperkt tot lopen naar bekapbox, kreupele been identificeren. vrijwel altijd een belastingskreupelheid. denk er aan dat koeien 2 klauwen hebben!

INSPECTIE

  • maak eerst schoon, inspecteer een opgetakelde poot
  • let op de vorm van de klauwen, hoornkwaliteit, kloven en evt. defecten en verkleuringen
  • let op zwellingen aan de kroonrand, rond de tussenklauwspleet en het balgebied vd klauwen

PALPATIE

  • overgangsgebieden van hoorn op huid (kroonrand en balgebied)
  • tussenklauwspleet op pijnlijkheid en andere voelbare defecten

PERCUSSIE EN VISITATIE

  • percussie met harde hamer over de hele klauw
  • op pijnlijke plek met visiteertang “knijpen”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

KHK + VARKEN

kreupelheidsonderzoek

A

kreupelheid beoordelen bij het vrij lopende dier. let op houding, gang, stand

inspectie + palpatie bij varkens staand
inspectie + palpatie bij KHK liggend en gefixeerd (zie GD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HOND

opbouw locomotieonderzoek

A

1) anamnese
2) monsteren
3) onderzoek staande dier > inspectie + palpatie
4) onderzoek liggende dier > palpatie + passieve bewegingen
5) onderzoek schedel en wervelkolom > inspectie + palpatie + percussie + passieve bewegingen + lumbosacrale druktest + rectaal onderzoek
6) aanvullend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

HOND

inspectie en monsteren

A

in rust:

  • houding
  • standsafwijkingen

observsatie gang:

  • type
  • ernst (1-4)
  • locatie
  • aanwezigheid van geluiden
  • houding van het hoofd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

HOND

onderzoek voorbeen staande dier

A

INSPECTIE let op:

  • lengte en vorm van de nagels
  • symmetrie
  • deformiteiten
  • belijning/ contour

PALPATIE

  • van proximaal naar distaal, benoem de structuren die palpeert (zie andere flashcard)
  • beoordeel spieren op symmetrie, contour, grootte/atrofie en evt. tremoren
  • beoordeel pezen op belijning en spanning
  • beoordeel botten op symmetrie, contour, deformiteiten en de positie van het accessoire carpaalbotje
  • beoordeel gewrichten op contour, effusie en pijnlijkheid.
  • beoordeel nagels op lengte en vorm
  • algemeen beoordeel je op deformiteiten, temperatuur, pijnlijkheid, belijning en evt. crepitatie
  • vergelijk breedte van acromion tot tuberositas major aan beide kanten
  • pak radius en ulna vast en duw naar beneden –> beoordeel op pijnlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

HOND

onderzoek achterbeen staande dier

A

INSPECTIE let op: (begin bij crista iliaca, eindig bij nagels)

  • lengte en vorm van de nagels
  • symmetrie
  • deformiteiten
  • belijning/ contour

PALPATIE

  • van proximaal naar distaal, benoem de structuren die palpeert (zie andere flashcard)
  • beoordeel spieren op symmetrie, contour, grootte/atrofie en evt. tremoren
  • beoordeel pezen op belijning en spanning
  • beoordeel botten op symmetrie, contour, deformiteiten
  • beoordeel gewrichten op contour, effusie en pijnlijkheid.
  • beoordeel nagels op lengte en vorm
  • algemeen beoordeel je op deformiteiten, temperatuur, pijnlijkheid, belijning en evt. crepitatie
  • identificeer de pelvic triangle en beoordeel de symmetrie
  • strek de achterbenen en vergelijk de lengte + calcanei op zelfde hoogte?
  • 1 femur optillen en endoroteren en diepe palpatie van mm. iliopsoas. let op pijnreacties en spiercontraties
  • knie (zie ander flashcard)
  • palpeer de tibia, calcaneus en collateraalbanden met twee handen op één poot
  • omvat de achtervoet en duw deze naar beneden
17
Q

HOND

onderzoek knie

A

STAAND
beoordeel op:
- effusie: lokaliseer de patella en crista tibiae, beweeg op en neer voor effusie
- breedte: vergelijk linker en rechter tibial plateau
- stabiliteit: houd de hond tegen je aan en strek het been, beweeg de patella. beweging hoort mogelijk te zijn, luxatie uit de trochlea niet

LIGGEND

  • hou tarus vast en met andere hand duim en wijsvinger op knie
  • flexie, extensie, hyperflexie en hyperextensie
  • luister voor een klikkend geluid (meniscus blessure)
18
Q

HOND

onderzoek liggend dier opbouw/algemeen

A

INSPECTIE van eerder niet zichtbare structuren

DIEPE PALPATIE van de niet gewichtdragende poot

PASSIEVE BEWEGINGEN van alle gewrichten
doe dit altijd eerst aan het gezonde been:
- herhaaldelijk buigen strekken, abduceren, adduceren en roteren van de gewrichten
- hyperextensie en hyperflexie
- specifieke manipulaties
let op: range of motion, crepitatie (1x is fysiologisch) en pijnlijkheid (>1x! 1x is vals positief)

19
Q

HOND

onderzoek voorbeen liggend dier

A

1) voet
- inspectie huid, nagels, nagelriemen en voetzolen
- passieve bewegingen van alle tenen apart (geen hyperflexie!)
- passieve bewegingen phalanx voor phalanx in geval van pijnreactie
- hyperextensie van alle tenen apart + druk uitvoeren sesambeentjes (onder grote voetbed)

2) carpus
- palpeer metacarpaalbeentjes
- passieve bewegingen + voel bij de carpus
- physiological drawer movement
- palpeer tendon van m. flexor carpi ulnaris bij gebogen carpus (hoort nu niet op spanning te staan)

3) onderarm
- oppervlakkige palpatie radius met wijsvinger, van ulna met duim.
- diepe palpatie radius distaal druk met je handpalm en vingers, van ulna met duim (andere vingers ondersteunen)
- percussie beide met wijsvinger

4) elleboog
- hele tijd duim op anconeus + vingers mediaal op gewricht, andere hand houdt voet vast
- (hyper-) flexie en extensie. voel voor crepitatie en spiercontractie (pijn)
- been strekken en dan exorotatie
- been helemaal buigen en dan supinatie en pronatie

5) bovenarm
- palpatie humerus

6) schouder
- hou de radius en ulna vast met de ene hand en hou je duim en wijsvinger op het tuberculum majus van de humerus
- flexie, extensie
- bij hyperflexie ook diepe palpatie van de pees van de biceps
- bij hyperextensie handpalm tegen de voorkant van de schouder houden

7) oksel
- abduceer voorbeen
- diepe palpatie: lymfeknopen en plexus brachialis

20
Q

HOND

onderzoek achterbeen liggend dier

A

1) voet
- inspectie huid, nagels, nagelriemen en voetzolen
- passieve bewegingen van alle tenen apart (geen hyperflexie!)
- passieve bewegingen phalanx voor phalanx in geval van pijnreactie
- hyperextensie van alle tenen apart + druk uitvoeren sesambeentjes (onder grote voetbed)

2) tarsus
- flexie, extensie en hyperextensie
- zet hiervoor beide duimen op de collateraalbanden (1 voor het bot, 1 achter), beste bij een gestrekt been

3) onderbeen
- mediaal met je vingers op de tibia duwen (diepe palpatie)
- percussie tibia

4) kniegewricht (zie andere flashcard)

5) bovenbeen
- palpeer de uiteindes en bespiering van de femur

6) heupgewricht
- één hand op de knie, andere hand op trochanter major femoris
- flexie, extensie, rotatie, abductie en adductie
- hyperflexie en -extensie
- voel en luister voor crepitatie en pijnlijkheid

21
Q

HOND

onderzoek schedel en wervelkolom

A

oppervlakkige en diepe palpatie van alle wervels (van C alleen atlas en axis voelbaar)

  • beoordeel bot op belijning, symmetrie en deformiteiten
  • beoordeel spieren op symmetrie, grootte/atrofie en tremoren

INSPECTIE

  • inspecteer schedel, wervelkolom, nek en staart
  • let op postuur, houding, deformiteiten

PALPATIE
- oppervlakkige en diepe palpatie van de spinaaluitsteeksels met duim en wijsvinger van beide handen (druk uitvoeren)

PERCUSSIE

  • doe dit alleen als er geen pijn is vastgesteld tijdens diepe palpatie
  • percuteer elk spinaaluitsteeksel met je vinger (of percussiehamer?)

LUMBOSACRALE DRUKTEST

  • identificeer de lumbosacrale overgang mbv de staart op te tillen
  • hierop ga je met beide duimen druk zetten (rest van handen omheen crista iliaca)
  • herhaal dit evt. terwijl je één achterbeen optilt

PASSIEVE BEWEGINGEN

  • alleen bij geen afwijkingen bij palpatie en percussie!
  • zie andere flashcard
22
Q

HOND

passieve bewegingen van de nek en wervelkolom

A

let steeds op: range of motion, pijnlijkheid en crepitatie

NEK

1) fixeer nek: sta naast hond, 1 hand caudaal van de alae atlas + 1 hand om de mond
2) beweeg omhoog en om laag en naar laterale zijden
3) verplaats de hand bij de atlas naar de rug thv de scapulae
4) flexie en extensie van de nek (omhoog en omlaag)
5) hou het bekken vast en breng het hoofd lateraal naar de thoraxwand aan beide kanten

ONDERRUG STAAND
achter het dier staan, benen bij de femurs optillen tot een horizontale positie (wervelkolom in lordose)
1) assistente drukt op lumbosacrale overgang
2) rotatie
3) laterale bewegingen

ONDERRUG LIGGEND

1) 1 hand op laatste lumbale wervels + 1 hand om de knie
2) extensie van wervelkolom (en heupgewricht)
3) flexie wervelkolom (vasthouden in knieholte)

23
Q

HOND, voorbeen

structuren die je palpeert

A
STAAND (prox->dist)
- scapula > spina scapulae en acromion
- vergelijk afstand tussen acromion en tuberculum major (humerus) aan beide kanten
- spieren schoudergewricht
- bovenarm
> proximale humerus + tuberculum majus
> m. triceps, m. biceps, m. brachialis
> tendon van de biceps
- elleboog
> m. anconeus: gewrichtsovervulling
> aansluiting humerus op radius+ulna
> ellebogen vergelijken
- radius (mediodistaal) en ulna (lateroproximaal)
- carpus
> dorsale samensmelting
> accessoire carpaalbotje (niet te bewegen)
- metacarpaal en tenen
> individuele metacarpaalbotjes
> nagels (horen grond niet te raken)

LIGGEND (dist->prox)
- tenen apart
(inspectie interdigitele huid, nagels en voetzolen)
- carpus
> metacarpaalbeentjes
> tendon van m. flexor carpi ulnaris (tijdens flexie van carpus)
- onderarm
> radius, mediodistaal (eerst 1 vinger, daarna diepe palpatie)
> ulna, lateroproximaal (opp. + diep, poot opgetild)
- ellebooggewricht (op m. anconeus)
- proximale humerus (ondersteun rest van het been)
- oksel (diepe palpatie van lnn. + plexus brachialis)

24
Q

HOND achterbeen

structuren die je palpeert

A

STAAND (prox->dist)
- mm. gluteus
- pelvic triangle: crista iliaca, trochanter major, tuber ischiadicum (vergelijk afstand laatste 2 aan beide kanten)
- mm. iliopsoas
- femur spieren: biceps, quadriceps, broekspieren en adductoren
- kniegewricht
> patella + crista tibiae
> tibial plateau
- tibia + achillespees + calcaneus
- voet (2 handen op 1 voet) + collateraalbanden
- achtervoet, alle benige strcuturen

LIGGEND (dist->prox)
- voet: alle tenen apart
(- tarsus + knie: passieve bewegingen)
- bovenbeen > proximale femur + bespiering
(-heupgewricht: passieve bewegingen)
25
Q

HOND wervelkolom

structuren die je palpeert

A
  • vleugels atlas
  • processi spinosi axis en overige wervels
  • diepe palpatie alle individuele wervels