nederlands les 17 Flashcards
nederlands
1
Q
dromen
A
over/van
2
Q
praten
A
met
3
Q
eindigen
A
met
4
Q
rekenen
A
op
5
Q
schrijven
A
naar
6
Q
ogen sluiten
A
voor
7
Q
hoofd breken
A
over
8
Q
paf staan
A
van
9
Q
bestand zijn
A
tegen
10
Q
vat hebben
A
op
11
Q
afkeurig zijn
A
van
12
Q
lak hebben
A
aan
13
Q
op je hoede zijn
A
voor
14
Q
beroep doen
A
op
15
Q
deel uitmaken
A
van