geschiedenis kerstexamens Flashcards

geschiedenis

1
Q

historische bronnen

A

voorwerp uit het verleden of getuigenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

historische werken

A

resultaat van een wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

primaire bron

A

dateert uit de tijd zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

secundaire bron

A

is later, in een andere tijd gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geschreven bron

A

is een bron dat geschreven is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bron

A

informatie bron zoals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ongeschreven bron

A

is een mondeling of een materiële bron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verandering

A

iets dat op een bepaald moment wijzigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tijd

A

aanduiden –> tijrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

millenium

A

periode van 1 000 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eeuw

A

periode van 100 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tijdrekening

A

christelijk, islamitische en joodse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ruimte

A

een ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lokaal

A

plaatselijke, van omstreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Regionaal

A

verwijst naar een regio (streek, provincie, gewest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

globaal

A

wereldwijd, een toepassing van heek de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

open ruimte

A

een open landschap en een open samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

geslote landschap

A

een geslote landschap en een geslote samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

stedelijke ruimte

A

de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

rurale ruimte

A

het platteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

continentale ruimte

A

landinwaarts, niet gericht naar de zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

maritieme ruimte

A

in of aan de zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

tijdvak

A

begrensde, lange periode in een tijdrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

decenium

A

periode van 10 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
reconstructie
opbouw, herbouw van een verwoestte gebouwen
26
mythe
een overgeleverd verhaal over daden van Goden
27
middellandse zeeklimaat
het klimaat rond de middellandse zee
28
mediterraan klimaat
het klimaat dat onder sterke invloed van een nabij gelegen zee of oceaan staat
29
centrum
middelpunt, in het midden gelegen
30
periferie
gebieden verder afgelegen van een bepaald centrum
31
migratie
verplaatsing van een groep van de ene naar de andere plaats
32
mythelogie
het geheel van verhalen en denkbeelden van een bepaalde cultuur waarin belangerijke vragen aan God komen
33
Mykeners
pre-helleense beschaving
34
mykeense cultuur
belangerijke cultuur in het oude Griekenland
35
paleiseconomie
het koninklijke paleis is de draaischijf
36
cyclopisch
reusachtig
37
linaer A
het schrift van de Kretenzers
38
Linaer B
het schrift van de Mykeners
39
rijk
een staat, met een bevolking, een grondgebied en een politieke organisatie
40
stadstaat
politieke organisatie in het oud-griekenland
41
Hellas
grieks woord voor griekenland
42
Polis
een griekse stadstaat
43
akropolis
(‘hoogste stad’ of bovenstad’) het hooggelegen gebied in de Polis
44
autonomie
politieke onafhankelijk
45
autarkie
economisch onafhankelijk, er moeten geen goederen geïmporteerd worden
46
kolonisatie
in de klassieke oudheid het oprichten van een dochterpolis door een moederpolis
47
de invloed van de Klassieke talen op de hedendaagse talen uitleggen
= de Grieken + Romeinen bouwen een bloeiend rijk rond de Middellandse zee rond 800 v.C. en 500 n.C. op die manier leggen ze voor een groot deel basis van onze samenlevingen. Dat betekent dat heel wat zaken uit ons hedendaagse leven hun oorsprong vinden in de klassieke oudheid
48
3 voorbeelden van invloeden van de Klassieke Oudheid op onze samenleving noemen.
1. Onze politiek organisatie 2. Onze kunst 3. De manier van denken
49
door welke culturen ontstaat onze samenlevingen
klassieke cultuur, germaanse cultuur en Christendom
50
romaanse talen
stam rechtsreeks af Latijn (Italiaans, Frans, Portugees, Roemeens)
51
germaanse talen
bevatten woorden uit Latijn/Grieks, namen en uitdrukkingen uit Klassieke oudheid
52
3500 v.C. (prehistorie) = scharnierdata
het eerste schrift maakt het mogelijke taal op te schrijven
53
800 v.C. (oude nabije oosten) = scharnierdata
de stichting van Rome
54
500 (klassieke oudheid) = scharnierdata
de val van het West-Romeinse rijk
55
1450 (middeleeuwen) = scharnierdata
de val van het oost-romeinse rijk
56
1750 (vroegmoderne tijd) = scharnierdata
het begin van de industrialisatie
57
1945 (moderne tijd) = scharnierdata
het einde van de tweede wereldoorlog
58
welk heb je nodig om bronnen te onderzoeken
tijd, ruimte en domein
59
wat zijn de 4 domeinen
1. Politiek - bestuur en grondgebied 2. Sociaal - verschillende bevolkingsgroepen en armoede en rijkdom 3. Economisch - hoe voorziet de mens in zijn levensonderhoud 4. Cultuur - streven naar wijsheid en schoonheid, godsdienst tradities en gewoontes
60
3 verschillende tijdrekening opnoemen
- christelijk - islamitsche - joodse
61
hoe maak je de tijd zichtbaar
tijdlijn
62
indeling van tijd
decenium - eeuw - millenium
63
3 beperkingen van een bron opnoemen
1. bruikbaar = geeft ze antwoord op de historische vraag 2. representatief = geeft ze een typerend beeld 3. betrouwbaarheid = verteld ze de waarheid
64
de 3 elementen waarvan de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is
1. De maker 2. Het doelpubliek 3. De functie of bedoeling
65
verschil tussen geschiedenis en verleden
de kennis die we hebben van het verleden is bepaald door: - de beschikbaarheid van bronnen - de interpretatie die we aan de bronnen geven
66
kenmerken rond de middellandse zeeklimaat
de gebieden rond de middellandse zee hebben een Middellandse zee of een mediterraan klimaat - maritieme ruimte - weinig neerslag - warme zomermaanden - natte herfstmaanden en wintermaanden
67
landbouwproductie bij de middellandse zee
citrusvruchten, druiven, olijven en graan
68
natuurlijke omstandigheden (westelijke bekken)
- weinig eilanden - rechte kustlijn - bergachtig reliëf - open ruimte - grote vruchtbare vlakten
69
invloed op de landbouw en scheepvaart - weinig eilanden (westelijke bekken)
- grote gemeenschappen - meer landbouwopbrengst -minder scheepvaart
70
omvang van gemeenschappen = centrum (westelijke bekken)
italisch schiereilanden
71
natuurlijke omstandigheden (oostelijke bekken)
- veel eilanden - grillig kustlijn - bergachtig reliëf -gesloten ruimte - kleine vruchtbare vlakten
72
ivloed op de landbouw en scheepvaart (oostelijke bekken)
- kleine gemeenschappen - minder landbouwopbrengst - meer scheepvaart
73
ambacht
handwerk dat wordt uitgeleerd om een beroep mee te oefenen
74
grondstoffen
zijn aanwezig in de natuur en worden gebreukt om afgewerkte producten te maken
75
ruileconomie
een economie dat gebasserd is op directe en indirecte ruilhandel
76
geldeconomie
vorm van economie waarin transacties worden afgerekend met geld
77
kolonie
een gebied of land dat onder dwang van een ander land bestuurdt wordt
78
grootgrondbezitter
een heerser of persoon die in bezit is van een grote opervlakte aan land
79
handelaarondernemer
een ondernemer die goederen koopt om ze doorteverkopen met winst
80
import
de invoer van goederen uit andere landen
81
export
de uitvoer van goederen uit andere landen
82
schuldslavernij
slavernij die ontstaat wanneer iemand zijn schuld niet meer kan afbetalen
83
nijverheid
het verwerken van grondstof tot een afgewerkt product
84
keramiek
materiaal dat noch metaal en noch polymeer is
85
asrisocratie
de eliten van politiek, het zijn de grootgrondbezitters
86
democratie
= het volk heeft inspraak in het bestuur
87
ongelijkheid
er zijn verschillen sociale groepen
88
standenmaatschapij
= een samenleving waarin mensen rechten en plichten hebben naargelang de stand waartoe ze behoren
89
slavernij
onvrije arbeid, de slaaf is eigendom van zijn meester
90
burger
een inwoner van een stad die bepaalde rechten en plichten heeft
91
metoik
vrije vreemdeling zonder burgerrrecht
92
Ostracosme of schervengericht
= wordt gebruikt als stembriefje
93
tirannie
regering waarin de macht op een despatische manier in de handen van één persoon is
94
oligarchie
de macht licht in verschillende hun handen
95
onroerende goederen
dit zijn goederen die je niet kan verplaatsen
96
roerende goederen
dit zijn goederen die je wel kan verplaatsen
97
wat is militairisme
spartanen worden zwaar getraind de nadruk ligt op dipipline en uithoudingsvermogen
98
waarom militairisme
om groote groep slavende laatste kunnen
99
wat is het centrum van de westelijke bekken
Italisch schiereiland
100
wat is het centrum van de oostelijke bekken
Griekse wereld
101
volkeren van westelijke bekken
Centraal-Europa = Kelten of Galiërs Iberische schiereilanden = Iberiërs Etrurië = Etrusken
102
volkeren oostelijke bekken
Griekse vasteland = Griekse volkeren Kreta = Kretenzers Egypte = Egyptenaren Kanaän of Palestina = Israëlieten en Filistijnen Mesopotamië = Assyriërs, Babyloniërs, Perzen Fenicië = Feniciërs
103
wanneer minoïsche beschaving
3000 v.C. - 1400 v.C.
104
waar Minoïsche beschaving
Kreta
105
wie Minoïsche beschaving
Kretenzers
106
welk schrift Minoïsche beschaving
Linaer A
107
mythe minoïsche beschaving
verhaal van de minotaurus
108
myceense beschaving wanneer
2000 v.C. - 1100 v.C.
109
waar myceense beschaving
rond de egeïsche zee
110
wie myceense beschaving
indo-europese stammen
111
verhaal myceense beschaving
oorlog troje
112
ontstaan myceense samenleving
Rond 2000 v.C. indo-Europeese stammen = nomaden die rontrekken in Europa Vestogen zich in het Griekse schiereiland Onderwerpen de oorspronkelijke bewoners (ze moeten naar hen luisteren) Zij “mengen” zich = Mykeners
113
kenmerken Myceense samenleving
politiek = elke stad heeft een zelfstandig koninkrijk, koning heeft alle macht economische = paleiseconomie + handel en landbouw + regelmatig oorlog (ringmuren) cultureel = - Burcht + koninklijke graven = macht en rijkdom van koning - gouden dodenmaskers = geloof in leven na de dood en goede goudsmeden
114
troje oorlog feiten
Een aangroei van de Mykeense bevolking ( de bevolking is met te veel) Hierdoor is er een tekort aan levensmiddelen (=voedsel) Daarom willen ze controle over de vruchtbare landbouwgebieden langs de Zwarte Zee Gevolg: conflict (=ruzie) met Trojanen
115
welke schrijver heeft over troje geschreven
Homerus
116
welke twee boeken heeft Homerus geschreven
Ilias en de Odysee
117
in welke van de twee boeken komt het paard van Troje voor
de Odysee
118
wat mythe Troje
De Grieken hadden Troje al 10 jaar belegerd (ze stonden voor de poorten en konden niet binnen). Daarom bedachten ze een list. Ze maakten een houten paard en een groep Griekse soldaten, onder leiding van Odysseus, kropen in de buik van het paard. De Trojanen dachten dat dit paard een geschenk was van de Grieken en brachten het binnen in hun stad. Toen het nacht werd kropen de Griekse soldaten uit de buik van het houten paard en zetten de poorten open van de stad
119
mykeense ondergang
wat wel duidelijk is = Rond 1200v.C worden enkele Mykeense centra verwoest 1000v.C de Mykeense cultuur verdwijnt. Ze gaan ten onder aan oorlog en migraties.
120
3 kenmerken van een Polis
1. Centrum met burcht = Akropolis 2. Openbare huizen en gebouwen 3. Omliggende dorpen en landbouwgebieden
121
op welke gebieden voelen de grieken zich één
taal, levensopvatting en godsdienst
122
waarom voelen ze zich één bij taal
alle Grieken spreken dezelfde taal
123
waarom voelen ze zich één bij levensopvatting
Onder invloed van Homeros waarderen alle Grieken dezelfde deugden
124
waarom voelen ze zich één bij godsdienst
door Homeros hebben de ze gemeenschappelijke goden spelen heilige plaatsen en orakels
125
voorbeelden van de belangerijkste rol van Homeros
- zorgt ervoor dat alle Grieken dezelfde goden vereren - zorgt dal alle Grieken eenzelfde blik op het leven hebben en hoe ze zich moeten gedragen
126
uitzicht polis
- vele steile bergketens - diepe dalen - aantal kleine vlakten
127
wat bedoelen ze met politiek verdeeld cultuur één
Elke polis heeft een eigen koning, grondgebied, bestuur en bevolking (dus het is verdeeld) maar ze geloven allemaal in dezelfde goden en ze spreken de zelfde taal … (dus cultuur is één)
128
oorzak van kolonisatie geven
1 weinig vruchtbare grond in Hellas 2 de grond is eigendom van een kleine groep grootgrondbezitters 3 de bevolking groeit
129
wat is het gevolg van het oorzaak van de kolonisatie
spanning tussen arm en rijk
130
wat is de oplossing van spanning tussen arm en rijk
1. Landbouwgronden overzee zoeken 2. Daar handelswaren kopen en verkopen
131
gevolg van de oplossing van de kolonisatie
er ontstaan Kolonies = overzees gebied waar een moederpolis een dochterpolis sticht ze zijn onafhankelijk van elkaar. Ze onderhouden wel handelsbetrekkingen
132
economisch voordeel van kolonisatie
handel en nijverheid groeien
133
de bloei van pottenbakersnijverheid verklaren
ze gebruikte potten als verpakking en ze moesten meer gaan exporteren dus hadden ze ook meer potten nodig
134
3 verschillende economische groepen en hun taak omschrijven
1. Ambachtslieden = maken textiel, wapens, werktuigen, vazen, … 2. Geldwisselaar = 3. Bankier =
135
culturele gevolgen
1. invloeden van andere volkeren op de Grieken 2. verspreiding van de griekse cultuur
136
voorbeelden van de culturele gevolgen invloeden van andere volkeren op de grieken
1. het fenescih schrift 2. de lydische munt
137
wat is het culturerle gevolg van het fenecische schrift
het giekse alfabet
138
wwat is een culturele gevolg van de lydische munten
de griekse poleis slaan hun eigen munten uit
139
gevolgen van de economische gevolgen
1. bloeiende handel en nijverheid 2. de ontwikkeling van een geldeconomie
140
voorbeelden van het gevolg (bloeiende handel en nijverheid) van de economische gevolgen
1. ambachtslieden maken textiel, wapens, werktuigen, vazen, ... 2. de ontwikkeling van verpakkingsmiddelen en trasnportmiddelen: pottenbakersnijverheid of keramieknijverheid 3. bloeiende scheepsbouw en havenaanleg
141
Voorbeelden van het gevolg (de ontwikkeling van een geldeconomie) bij economsiche gevolgen
er ontstaan nieuwe beroepen: Bv. geldwisselaar en bankier
142
wat zijn de gevolgen van een sociaal gevolg
1. er ontstaat een nieuwe groep rijken; de handelaarsondernemers 2. de griekse landbouwer kan niet concurreren met het goedkope graan uit de kolonie
143
wat zijn de gelvolgen op lange termijn vandit gevolg er ontstaat een nieuwe groep rijken; de handelaarsondernemers bij sociale gevolgen
1. ze eisen op basis van hun rijkdom deelname aan het bestuur 2. ze komen in conflict met de rijke met de rijke grootgrondbezitters
144
wat is het gevolg op lang termijn van de griekse landbouwer kan niet concurreren met het goedkope graan uit de kolonie van sociale gevolgen
1.hij moet overschakelen naar druiventeelt en olijventeelt 2. hij moet leningen aangaan en geeft zichzelf en zijn gezin op als waarborg
145
wat is het gevolg van hij moet leningen aangaan en geeft zichzelf en zijn gezin op als waarborg bij sociale gevolgen
mogelijke schuldslavernij
146
De invloed van de kolonisatie op de economie uitleggen
de kolonies zijn gebieden waar men heel wat kan kopen en verkopen dat simuleert de handel en nijverheid
147
producten uit de kolonies importeren
graan, verschillende soorten metaal, plaatselijke producten en slaven, grondstoffen
148
producten van kolinies exporteren
wijn, olie, aardewerk, afgewerkte producten
149
2 soorten kolonies
explatievekoloni + handelskoloni
150
wat doet een explatievekolonie
- mijnbouw - landbouw - veeteelt
151
wat doet handelskoloni
- steunpunten en verbindgspunten voor de handel
152
directe democratie
elke burger mag direct stemmen en is niet afhankelijk van een parlementslid die zijn belangen verdeeld zijn
153
indirecte democratie
het volk kiest een vertegenwoordiger die de wetten in hun plaats maken
154
atheense bevolking in 3 groepen
burgers metoiken Slaven
155
wat zijn/ hebben burgers van de atheense bevolking
- inwoners die altijd in Athene hebben gewoond - beide ouders zijn van Athene -n
156
wat zijn/hebben metoiken van de atheense bevolking
- één van de ouders niet van Ahene - vreemdelingen - betalen verblijfsbelastingen - werken in handel en nijverheid
157
slaven wat hebben die van de atheense bevolking
geen rechten
158
wat moeten de burgers van de atheense bevolking doen
- betalen belastingen - militaire dienst
159
wat moeten metoiken van de atheense bevolking doen
- betalen belastingen - militaire dienst
160
wat moeten slaven van de atheense bevolking doen
Werken voor de burgers en de metoiken of voor de stadstaat
161
waarom is de atheense democratie beperkt
omdat vrouwen jongeren vreemdelingen en slaven niet mee mogen stemmen
162
wat was de eerste deel van de evolutie van de democratie en wat betekent het
monarchië en het is één koning die vershillende functies heeft
163
wat is het na de monarchë en wat is het
aristrocatie of oligarchie = bestuursvorm waaraan slecht enkele beste heersers deelnemen (kleine groepen rijke aan de macht)
164
waarom ontstaat er sociale spanning
- handellaars willen inspraak in het bestuur - boeren willen schulden weg
165
wie is de eerste belangerijke edellied die een belangerijk intiatief neemt door de sociale spanning en wat doet hij
draco = - schrijft de straffen op - hij neemt draconische maatregels
166
wie ging het probleem oplossen tijdens timocratie en wat deed hij
solon = - veeldeelt bevolking in 4 klassen op basis van hun bezit - hervorming schuldslavernij - creeërt werkgelegenheid
167
inwelke vier klassen heeft solon de bevolking verdeeld en mogen ze mee doen aan het bestuur en volksvergadering ?
klas 1. grootgrondbezitters = bestuur en volksvergadering klas 2. Handelaarsondernemers = bestuur en volksvergadering klas 3. Boeren = volksvergadering klas 4 armen = volksvergadering
168
wie was er tijdens de tirannie en wie is hem
- tiran - de heldendichten van Homeros binden - helpt boeren financiël -laat tempels en openbare gebouwen bouwen
169
ontstaan democratie
monarchie - aristrocatie of oligarchie - sociale spanningen - timocratie - tirannie - democratie
170
wie tijdens de democratie en wat deedt hij
Kleisthenes - grondlegger van huidige democratie - verdeelt bevolking in 4 klassen volgens woonplaats - hij voert ostracisme of schervengerecht uit
171
perikles
elke mannelijke burger mag gaan stemmen zonder verlies van loon
172
spartaanse bevolking
Spartanen Perioiken heloten
173
wat zijn de plichten en rechten van de spartanen
plichten = Moeten in het leger tot 60 rechten= -politiek - hoeven niet te werken
174
plichten en rechten van de perioiken
plichten = Werken als boer, ambachtsman, handelaar rechten = -vrij, mogen grond bezitten - geen politieken rechten
175
plichten en rechten van een heloot
plichten = Bewerken de grond van de spartanen rechten = geen rechten
176
bestuurorganen
koningen Raad van ouden eforen volksvergadering
177
wat doen de koningen
legeraanvoerder
178
wat doet de raad van de ouderen
-wetten maken -hoogste rechtbank - voor het leven gekozen
179
wat deon de eforen
-wetten uitvoeren - controleren inwoners, ambtenaren en koningen
180
volksvergadering
- wetten goed of afkeuren - eforen benoemen
181
huidige democratie scheinding der machten
1. de wetgevende macht 2. de uitvoerende macht 3. rechterlijke macht