godsdienst kerstexamen Flashcards

godsdienst

1
Q

wat is een wapenschild

A

een uitvinding van de late middeleeuwen. Het is een afbeelding/logo van een familie of van een groep bij elkaar horende mensen. Elk adelijk huis had zijn eigen wapen. Het wapen van de ridders werd beschilderd zodat andere elkaar goed herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorbeeld wapenschild

A

logo van Real Madrid of FC Barcelona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom is een schoolreglement nodig

A

om uniforme structuur van regels te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • vanwaar komt de uitdrukking ‘een steentje bijdragen’
A

het komt uit de middeleeuwen. Kerken en kathedralen werden gebouwd door giften van edelen en particulieren. Mensen gaven dus geld voor stenen zodat hun kerk gebouwd kon worden ( kleine beetjes maken 1 grote)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Sagrada Familia in Barcelona
A

nog niet af, enkel geld van, particulieren wordt aangenomen voor de bouw van deze kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe kan iemand zijn steentje bijdragen

A

blijf van mekaar af, niet pesten, laat elkaar gerust, van mekaars gerief blijven, niet slapen in de klas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe kan ik een steentje bijdragen

A

door goed te luisteren en opletten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Thora

A

Het heilig boek van de joden (= pentateuch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 boeken van het OT (oude testament) en wat betekenen ze

A
  1. Genesis = Het scheppingsverhaal 2. Exodus = de uittocht uit Egypte 3. Leviticus = alle wetten over eten, etiek, hoe te leven 4. Numeri = verhaal over de 40 jaar in de woestijn 5.Deuteronomium=uitleg van de wet in het beloofde land+ dood en opvolging van Mozes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • waarom plaats de moeder Mozes in een mandje op de Nijl
A

Om hem te redden van de kindermoord van de Egyptenaren op de Hebreeuwen/Hebreeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer ontdekt Mozes dat hij een Hebreeër is en geen Egyptenaar

A

bij de ontmoeting van zijn zus (in zijn droom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom moordde de farao alle Hebreeuwse jongetjes uit

A

omdat ze (Hebreeën) met teveel zouden zijn en in opstand zouden kunnen komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom vlucht Mozes alleen de woestijn in

A

Hij doodt per ongeluk een Egyptenaar en voelt zich schuldig en heeft schrik voor vervolging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor staat de brandende braamstruik

A

Jahweh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gaat Mozes meteen in op de opdracht van God

A

Nee, hij denkt niet dat de Hebreeërs hen gaan volgen (+overleg met vrouw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom neemt Mozes de opdracht toch aan

A

Jahweh zegt: ik ben degene die dat spreken en zien ik zal je helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de 10 plagen

A
  1. Sprinkhanenplaag
  2. kikkerplaag
  3. veepest
  4. water van de nijl wordt bloed
  5. alle eerstgeboren jongetjes sterven uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waarom de 10 plagen

A

god wilt duidelijk maken dat hij de enige en almachtige God is en gehoorzaamheid vraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe beschermen de Hebreeërs zich tegen de laatste plaag (alle eerstgeboren sterven) en wat is de feestdag

A

dood het bloedt van een daarvoor geslacht lam aan de deurpost strijken = pesach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de egyptenaren achtervolgen de Hebreeërs. Hoe kunnen ze ontsnappen

A

door de zee (rode zee / rietzee) te spliten : de Hebreeërs kunnen vluchten wanneer de zee sluit. De Egyptenaren verdrinken ook de farao verdrinkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe komt de decaloog in het verhaal van Mozes voor

A

mozes krijgt de 10 geboden op de berg Sinaï als wet voor het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waarom werd Mozes herder genoemd

A

Hij leidt en beschermt zijn volk zoals een herder zijn kudde leidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe werd Mozes geroepen

A

door Jahweh die tot Mozes sprak door een brandende braamstruik

24
Q

hoe verloopt de tocht van de slaven

A

10 plagen –> vlucht uit Egypte/onderdrukking —> doortocht door rietzee –> 10 geboden –> Kanaän

25
Q

grote gebeurtenissen op volgorde

A

slavernij –> komst van Mozes –> openbaring door God aan Mozes –> vlucht uit Egypte naar Kanaän

26
Q

mozes nationaliteit

A

Hebreeuws

27
Q

mozes vrouw

A

sippora

28
Q

mozes moeder

A

jokebed

29
Q

mozes zoon

A

gersom

30
Q

mozes broer

A

aäron

31
Q

hoe roeping god naar Mozes

A

god stuurt hem een boodschap via een brandende braamstruik hij krijgt als opdracht om de Hebreeërs te bevrijden uit Egypte

32
Q

waar de doortocht

A

door de woestijn

33
Q

verschillen christendom islam

A

straffen (in de islam), je moet nu beginnen geloven (islam), laatste profeet (bij Joden, niet bij Christenen en Islam)

34
Q

welke boodschap geeft dit verhaal volgens deze moslims aan de gelovigen

A

dat je nu moet beginnen geloven en de regels volgen en niet pas als het te laat is en je in nood zit

35
Q

verschilt deze boodschap met de boodschap van de Christenen

A

nee de boodschap is ongeveer het zelfde maar de stijl en de opsomming is anders

36
Q

10 geboden

A
  1. Bovenal bemin één God
  2. zweer niet ijdel, vloek noch spot
  3. Heilig steeds de dag des Heren
  4. vader en moeder zult gij eren
  5. dood niet, geef geen ergernis
  6. doe nooit wat onkuisheid is
  7. vlucht het stelen en bedriegen
  8. Ook de achterklap en het liegen
  9. wees steeds kuis in uw gemoed
  10. begeer nooit andermans goed
37
Q

gebood 1 bovenal bemin één god betekenis

A

je mag geen andere goden vereren ook geld en macht mag niet vereerd worden

38
Q
  1. zweer niet ijdel, vloek noch spot
A

Vloek en lach niet met andere, doe niet uit de hoogte

39
Q
  1. Heilig steeds de dag des Heren
A

Maak tijd om te rusten, natedenken, eerbied voor god, bidden

40
Q
  1. vader en moeder zult gij eren
A

Heb respect voor je ouders

41
Q
  1. dood niet, geef geen ergernis
A

Dood niemand, zet andere niet aan tot gedrag dat verkeerd is

42
Q
  1. doe nooit wat onkuisheid is
A

Je moet positief omgaan met gevoelens en het lichaam van andere

43
Q
  1. vlucht het stelen en bedriegen
A

Je mag niet stelen en mensen ook niet bedriegen

44
Q
  1. Ook de achterklap en het liegen
A

Je mag niet roddelen en liegen

45
Q
  1. wees steeds kuis in uw gemoed
A

Wees bereid om te vergeven

46
Q
  1. begeer nooit andermans goed
A

Niet jaloers zijn

47
Q

decaloog

A

10 geboden gekregen op de berg Sinaï als wetgeving voor het beloofde land

48
Q

polytheïsme

A

het gelood in meerdere goden

49
Q

blasfemie

A

= Heiligschennis, misbruik van Gods naam. Elke handeling die tegen het gelood ingaat

50
Q

egyptische dynastie

A

= een opvolging van Heersers die tot eenzelfde familie horen. Het hoofd van een stam wordt opgevolgd door zijn zoon

51
Q

heersers

A

farao of koning

52
Q

kanaän

A

het beloofde land

53
Q

regel

A

is eenzijdig opgelegd door 1 partij

54
Q

afspraken

A

onderling overeengekomen beide partijen

55
Q

grensverbod

A

je mag hier niet overgaan vb. Stelen, niet roken, …

56
Q

streefgebod

A

streven naar een doel wat je wel moet doen bv: eer uw vader en moeder

57
Q
A