nederlands kerstexamen Flashcards

nederlands

1
Q

welke 3 leerstrategiën zijn er

A
  1. oriënterend lezen
  2. globaal lezen
  3. intensief lezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke verbanden zijn er

A
  1. opsommend verband
  2. bijschrijvend verband
  3. chronologisch verband
  4. vergelijkend verband
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

in welke van de 4 verbanden komt er geen signaalwoord in

A

beschijvend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geef een paar signaalwoorden

A

eerst, om te beginnen, daarna, ten slotte, vroeger, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kerzin

A

de belangerijkste zin van een alinea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geef een paar tekstypes

A

advertentie, etiket, lijstje, plattegrond, intervieuw, instructies, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke spellingsstrategieën zijn er

A
  1. hoorstrategie
  2. regelstrategie
  3. anologiestrategie
  4. onthoudstrategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ik heb getraind (welke tijd)

A

voltooid tegenwoordige tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ik had getraind (welke tijd)

A

voltooid verleden tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ik zal getraind hebben (welke tijd)

A

voltooid toekomende tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ik train (welke tijd)

A

onvoltooid tegenwoordige tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ik trainde (welke tijd)

A

onvoltooid verleden tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ik zal trainen (welke tijd)

A

onvoltooid toekomende tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ls er bij het hoofdwerkwoord ‘hebben of zijn’ staat wat is het dan

A

voltooide tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

als er bij het hoofdwerkwoord geen ‘hebben of zijn’ staat wat is het dan

A

onvoltooide tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke soorten titels zijn er

A
  1. neutrale titel
  2. blikvanger
    3?. standpuntttitel
17
Q

trappen van vergelijkingen

A

stellende trap
vergrotende trap - comperatief
overtreffende trap - superlatief

18
Q

welk zijn de zwobbels

A

= Zijn, Worden, Blijven, Blijken, Lijken, Schijnen