Multitractus problematiek Flashcards

1
Q

Sepsis def

A

orgaanschade door een ontregelde afweer tegen een infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diagnose sepsis

A

SOFA score
Bloedkweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SOFA score

A

zuurstoffractie in de inademingslucht
bloeddruk
trombocyten
glasgow coma scale
bilirubine
creatinine/oligurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Empirische behandeling sepsis

A

ceftriaxon
gentamicine (eenmalig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

qSOFA score sepsis

A

bloeddruk onder 100
GCS onder 12
ademhaling boven 22

een score van 2 geeft een slechter beloop van een sepsis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symptomen urosepsis

A

koorts
verminderd urinevolume
zwakke pols
hartkloppingen
extreme vermoeidheid
overmatig zweten

deel heeft door de voorafgaande UWI ook last van:
druk in onderbuik
pijn tijdens coitus
hematurie
brand/jeuk tijdens urineren
stinkende urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

soorten lymfeklierkankers

A

hodgkinlymfoom
non-hodgkinlymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hodgkin lymfoom

A

25-35 en 50+
chemo + bestraling
Epstein barr virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

non-hodgkin lymfomen

A
  1. diffuus grootcellen B lymfoom
  2. folliculair lymfoom
  3. chronische CLL
  4. folliculair lymfomen

3 en 4 vaker bij mannen
1, 3 en 4 vaker bij 60+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hasimoto

A

hypothyreoidie
auto-immuunziekte
vrije T4 laag
vrij TSH te hoog

T4 suppletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

graves

A

hyperthyreoidie
scintigram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

COPD

A

obstructieve longziekte met toename weerstand van de luchtstroom door gedeeltelijke of totale obstructie van de luchtwegen

obstructie is niet (volledig) omkeerbaar
abnormale ontstekingsreactie op schadelijke stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoofdziekten van COPD

A

emfyseem
chronische bronchitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken chronische ontsteking bij COPD

A

chronische ontsteking van zowel perifere als centrale luchtwegen, bloedvaten en longweefsel aantast

dit zorgt voor:
- irreversibele bronchusobstructie
- hyperinflatie
- overmatige slijmproductie
- stoornissen in gasuitwisseling
- pulmonale hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenmerken emfyseem bij COPD

A

vernietiging alveoli
- door disbalans protease-antiprotease systeem
zuurstofradicalen
langdurige ontsteking
- resulterend in irreversibele verruiming van luchtruimten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

patronen emfyseem

A

centriacinair
panaciair
paraseptaal
ongregelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

pink puffer COPD

A

emfyseem beeld van COPD
patient is:
- magere patient
- rood gezicht
- gebruik hulpademhalingsspieren
- gefluit bij ademhalen om druk te verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

blue bloater COPD

A

chronische bronthitis beeld van COPD
- dikker
- cyanotisch
- gezwollen longen
- mogelijk dynamische hyperinflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kenmerken chronische bronchitis bij COPD

A

luchtwegvernouwing door overmatige slijmproductie
hyperplasie van bronchiaal klierweefsel
ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

symptomen COPD

A

progressief beeld met:

kortademig
piepende ademhaling
hoest (productief)
- erger in de ochtend
gewichtsverlies
krachtverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

diagnose COPD

A

typische symptomen
positieve rookgeschiedenis
aantoonbare luchtwegobstructie
- spirometrie
uitsluiting andere mogelijke oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Behandeling COPD

A

stoppen met roken
voedingsadvies
bronchodilatoren
inhalatiecorticosteroid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bronchodilatoren bij COPD

A

beta-2-receptor agonisten
SABA
- salbutamol
- terbutaline
LABA
- salmeterol
- formoterol

M3 receptor antagonisten
- ipratropium
- tiotropium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

inhalatiecorticosteroid bij COPD

A

ontstekingsremming

meds:
- becometasondiproprionaat
- budesonide
- ciclesonide
- fluticason

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

step-up behandelplan COPD

A
  1. SABA
  2. M3 antagonist
  3. LABA
  4. inhalatiecorticosteroid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

COPD is een risicofactor voor:

A

longcarcinoom
myocardinfarct
PAV
DM
nierfunctiestoornissen
depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wanneer fosfodiesteraseremmers bij COPD

A

als andere medicatie uit step up niet werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

beleid exercebatie COPD

A

soms opname
soms zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

monitoring COPD

A

longfunctietesten:
spirometrie

26
Q

rechtsdecompensatie van het hart bij COPD

A

door pulmonale hypertensie moet de rechter harthelft tegen een veel hogere druk oppompen

rechtsdecompensatie kan ontstaan

26
Q

typische bevinding spirometrie bij COPD

A

verlaagd FEV1
Verlaagd FEV1/FVC ratio

27
Q

classificatie ernst van COPD

A

GOLD-classificatie
1: mild
4= zeer ernstig

28
Q

bij wie komen longcarcinomen het vaakst voor

A

oude mannen

29
Q

oorzaken longcarcinoom

A

roken (80-90% gevallen)
genetische predispositie
blootstelling aan asbest, chemische stoffen (radon, arseen, nikkel)
voorgeschiedenis longziekten
- COPD
- longfibrose
bstraling
FA positief

30
Q

symptomen longcarcinoom

A

hoesten met sputum
gewichtsverlies
kortademigheid
algemene malaise

31
Q

hoeveel procent van de vrouwen krijgt borstkanker

A

12

32
Q

wat is vaak de klacht waarbij vrouwen met borstkanker bij een arts komen

A

palpabele knobbel

33
Q

piekincidentie

A

na 50e levensjaar (75%)

34
Q

risicofactoren mammacarcinoom

A
  • sporadisch mammacarcinoom (80%)
  • familiair mammacarcinoom (10%)
  • hereditait mammacarcinoom (<10%)
35
Q

hereditair mammacarcinoom

A

genetische mutaties:
- BRCA 1 of 2
autosomaal dominant
kans is 60-80% dat de patient mammacarcinoom krijgt

36
Q

wanneer heeft een patient zonder hereditaire mutaties die bijdragen aan het risico om mammacarcinoom, toch een even grote kans als een BRCA 1 of 2 positieve patient?

A

bestraling van de thoraxwand op vroege leeftijd

37
Q

welk type kanker komt vaak voor bij mammacarcinoom

A

ovariumcarcinoom

38
Q

histologische soorten mammacarcinoom

A
  1. carcinoma in situ (15%)
  2. invasieve borstkanker (85%)
39
Q

mammagram ductaal carcinoom in situ

A

calcificaties

40
Q

welk type borstkanker is vaak een toevalsbevinding

A

lobulair carcinoma in situ

41
Q

lichamelijk onderzoek mammacarcinoom

A

huidafwijkingen:
- mastitis
- intrekking huid of tepel
- ulceratieve afwijkingen

palperen tumor
- grootte
- oppervlak: glad/irregulair
- gefixeerd/mobiel

controle lymfeklieren
- oksels
- infraclaviculair
- supraclaviculair

42
Q

aanvullend onderzoek mammacarcinoom

A
  1. mammografie
    - bij jonge vrouwen een echo omdat het borstweefsel dichter is
  2. cytologische punctie/histologisch biopt

als de uitslag mammografie/echo/LO niet overeen komt kan er een MRI worden gemaakt

bij hoge kans op uitzaaiing kan er een FDG-PET CT worden gemaakt om afstandsmetastasen op te sporen

43
Q

metastasen mammacarcinoom

A

1 op de 5
bot
long
hersenen
lever

44
Q

welke patientengroepen met een mammacarcinoom hebben een verhoogde kans op afstandsmetastasen

A

T4 mammacarcinoom
lymfekliermetastasen
recidief mammacarcinoom
klinische verdenking metastasen

45
Q

stadiering mammacarcinoom

A

stadium I:
<2cm
zonder LK
zonder meta

stadium II:
2-5cm
wel/geen LK
geen afstandsmetastases meta

stadium III:
>5cm
wel/geen LK
geen afstandsmetastases

tumoren kleiner dan 5 cm die ook tot III behoren
- tumor door de huid naar buiten gegroeid
- tumor zit vast aan borstwand

stadium IV:
- tumor met aangetoonde metastasen

46
Q

primaire behandeling borstkanker is vaak

A

chirurgie

47
Q

soorten chirurgie mammacarcinoom

A

borstsparende chirurgie (lumpectomie)
borstamputatie (mastectomie of ablatio)
eventueel met okselkliertoilet

48
Q

adjuvante therapie

A

chemo of radiotherapie na verwijderen tumor

49
Q

zinvolle bepalingen mammacarcinoom

A

aanwezigheid mutaties in BRCA 1 of 2
HER2/NEU positiviteit
aanwezigheid hormoonreceptor op tumorcellen

50
Q

carboplatin bij mammacarcinoom

A

goede behandeling voor BRCA1/2 mammacarcinoom

51
Q

immunotherapie bij mammacarcinoom

A

HER2/NEU overexpressie
- trastuzumab
- pertuzumab

52
Q

antihormonale therapie mammacarcinoom

A

ER en/of PR positief
- tamoxifen

53
Q

wanneer systemische therapie mammacarcinoom

A

metastasen

54
Q

wat is de receptorstatus bij een groot deel van de BRCA1/2 mammacarcinomen

A

triple negatief

55
Q

fibrocysteuze veranderingen mammabiopt

A

fysiologisch.
cyste met fibrose erover

fibroadenoom

fibro-epitheliale laesie
scherp begrenst, 2 delen
- bindweefselcomponent (overgroei stroma)
- epitheelcomponent (epitheem blijft 2-lagig)

56
Q

risicofactoren reflux

A

hiatus hernia
overgewicht
roken

57
Q

3 meest gebruikte diagnostische middelen GI reflux

A

vragenlijst
ppi test
endoscopie

58
Q

behandeling GI reflux

A

histamineantagonist
protonpompremmers

59
Q

slokdarmcarcinomen

A

slokdarmkanker
weinig in NL

adenocarcinoom (slijmbekercellen)
- mannen
plaveiselcelcarcinoom
- kan in gehele slokdarm

veel hematogene metastasen (50+%)

60
Q

alarmsymptomen slokdarmkanker

A

dysfagie!!
odynofagie
hematemesis
melaena
braken
persisterend hikken
foetor ex ore
ongewild gewichtsverlies
anemie

61
Q

oesophaguscarcinoom

A

kan in de eerste instantie curatief of palliatief behandeld worden. 50/50

alleen direct palliatief beleid bij T4a of doorgroei in andere organen
- radiotherapie als levensverwachting hoger is dan 3 mnd
- stent bij lager dan 3 maanden
verminderen dysfagie klachten

62
Q

aanvullend onderzoek en diagnose slokdarmkanker

A

gastroscopie met biopt
daarna evt ter bevestiging en om maag te beoordelen

63
Q

curatieve behandeling slokdarmcarcinoom

A

neoadjuvante chemo-radiotherapie
slokdarmresectie

64
Q

welke slokdarmafwijkingen kunnen endoscopisch geresecteerd worden

A

vroege carcinomen
hooggradig dysplastisch barret

hierna wel surveillance

65
Q

wanneer worden klachten van een oesofagitis erger

A

liggen of bukken

66
Q

diagnose oesofagitis

A

endoscopie

67
Q
A