Motor Evoked Potentials Flashcards

1
Q

MEP, wat doen, wat meten

A

Motor evoked potential.

1985 Barker.

Cortex magnetisch stimuleren.

Op niet-invasieve manier objectieve en kwantificeerbare gegevens verkrijgen betreffende het centraal motorische en de perifere geleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Principe magneetstimulatie

A

Een in de tijd wisselend magnetisch veld induceert een elektrisch veld (en daarmee stroom) in geleidend weefsel. De stroomrichting in het weefsel is tegengesteld aan de stroomrichting in de spoel. Dan depolarisatie van zenuwcelmembraan.

Geen pijnsensatie bij magnetisch stimuleren in tegenstelling tot bij elektrisch stimuleren, want er ontstaat slechts een zwakke elektrische stroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Technische aspecten MEP

A

2 onderdelen:
- kast met condensatoren en elektronica
- spoel

In condensatoren wordt de elektrische lading opgeslagen, wanneer ze ontladen dan korte sterke stroom in de spoel.

Spoel: koperen windingen in dubbel geïsoleerde behuizing. Magnetisch veld tot 10 tesla in 100-150 us.

Diameter van de spoel bepaalt de output van het apparaat:
Grote spoel geeft bij zelfde stimulator een zwakker magnetisch veld dan een kleine spoel, want de magnetische velddichtheid is bij kleine spoel geconcentreerd. De effectiviteit hangt samen met de grootte en uitgebreidheid van het veld. Met een grotere spoel makkelijker stimuleren, veld groter. Magnetisch veld maximaal aan rand spoel, 0 in het midden.

Figure of 8-coil, og double cone coil (gebogen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Contra-indicaties voor MEP

A
  • pacemaker absolute contra-indicatie
  • metaal bevattende delen in het hoofd
  • schedeldefecten, recente hersenchirurgie, verhoogde intracraniële druk
  • epilepsie relatieve contra-indicatie
  • opletten met bankpassen etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cortexstimulatie, D/I-waves

A

Cortexstimulatie wekt een repetitieve ontlading van actiepotentialen in de descenderende motorische banen (piramidebaan). Geeft een complexe polyfasische responsie, afhankelijk van de drempelwaarde van de spinale a-motorneuronen zal responsie in de spieren optreden (qua amplitude en latentie wisselt de responsie per stimulus, afname latentie en toename amplitude bij fascilitatie).

D-waves (direct): kortste latentie, ontstaan door directe stimulatie van het proximale deel van het axon van de piramidebaancel (Betz-cel) zelf. Bij magnetische stimulatie meestal niet opgewekt, bij elektrische stimulatie wel.

I-waves (indirect): ontstaan wanneer de exciterende cellen activeren in de diepe lagen van de motorische cortex. Door tussenschakeling van enkele synapsen ontstaat dan een extra vertraging van 1-2 ms in vergelijking met de D-waves.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wortelstimulatie

A

Voorkeursplaats: foramen intervertebrale

Stimulussterkte omhoog, amplitude omhoog, latentie geen verandering.

Amplitude variabel, zelden maximaal, daarom alleen latentie als maat gebruiken.

Latentie afhankelijk van de motorische vezels, leeftijd, temperatuur, lengte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uitvoering MEP, perifere stimulatie, wortelstimulatie

A

Afleiden kleine handspier of onderbeenspier, oppervlakte-elektroden op spierbuik en pees.

Eerst de perifere zenuw supramaximaal stimuleren bij pols of fibulakop om CMAP te meten.

Wortelstimulatie:
- gebruiken om perifere latentie te meten (alternatief kan dat met F-responsies).
- bovenrand van spoel ter hoogte van desbetreffende wortel (bijv. C8 voor pinkmuis), centrum van de spoel over het midden van wervelkolom.
- richting stroom bepalen via trial and error, geen vaste voorkeur.
- beginnen met lage stimulus 30-50%.
- dan opvoeren en aantal duidelijke responsies verkrijgen, kortste latentie meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitvoering MEP, cortexstimulatie

A

Stimuleren 20% boven drempelwaarde, soms (bijna) maximaal (90-100%).

Facilitatie:
Lichte vooraanspanning van doelspier, dan responsie met kortere latentie en grotere amplitude, kan basislijn iets onrustiger maken. Alternatief is sterke contractie spier aan andere zijde. Facilitatie bij wortel- en cortexstimulatie gelijk houden.

Plaatsen spoel:
- handspieren: centrum van spoel boven vertex plaatsen, bij grote spoel (9 cm) dan met de rand van de spoel boven handgebied. Stroomrichting afhankelijk van zijde. Spoel soms iets lateraal verplaatsen.
- beenspieren: centrum spoel boven Fz, dan achterrand spoel boven beengebied, moeilijker op te wekken dan bij handen.

Stimulusartefact door magnetisch veld, extremiteit aarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CMCT, hoe berekenen, normale waarden

A

Centrale motorische conductietijd.

= corticale latentie (cortex stim)- perifere latentie (wortel stim)

Normale waarden:
- handspieren: 8-8,5 ms (grens 9,5-10 ms), bij vooraanspanning 7,5 ms (grens 8-8,5 ms).
- beenspieren: 18 ms

Tabel:
- adq re: 6,6 ms (+- 1,0 ms sd), grens 9,1 ms
- adq li: 6,4 ms (+- 1,0 ms sd), grens 8,9 ms
- tib ant re: 14,2 ms (+- 1,0 ms sd), grens 18,2 ms
- tin ant li: 14,2 ms (+- 1,0 ms sd), grens 18,2 ms

Afhankelijk van lichaamslengte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MEP, centrale stoornissen

A

MS, ALS, cervicale myelopathie, CVA, psychogene verlammingen

Vaak toegenomen duur en polyfasie van de responsies en/of afgenomen amplituden, echter grote variatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

MEP, MS

A

Multiple sclerose:

Stille laesies in motorische baansysteem kunnen worden aangetoond.

CMCT meestal vrij sterk verlengd, soms kleine amplituden of polyfasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

MEP, ALS

A

Amyotrofische lateraalsclerose:

Lichte vertragingen, amplituden laag (of ontbreken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MEP, cervicale myelopathie

A

Centrale motorische latenties vrijwel altijd verlengd. met name naar handspieren, terwijl armreflexen vaak niet verhoogd. Discrepantie waarschijnlijk door segmentale stoornissen. Bijvoorbeeld C5/6 spier kan normale CMCT hebben, terwijl C7/8 spier CMCT verlengd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

MEP, CVA

A

Bij CVA kan met MEP een prognose worden gedaan. Indien in de eerste dagen na het ontstaan van een hemibeeld de MEP aan de paretische zijde geheel ontbreekt is de kans op een goed herstel zeer klein. Normale MEP prognose goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

MEP, aandoeningen perifere ZS

A

HNP, Guillain-Barré, Bell’s palsy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MEP, HNP

A

Hernia nucleï pulposi:

Met name bij lumbale HNP laat de perifere wortelstimulatie vertraagde responsies zien.

17
Q

MEP, Guillain-Barré

A

In vroeg stadium al proximaal gelokaliseerde geleidingsvertragingen vaststellen mbv wortelstimulatie.

Door submaximale stimulatie kunnen geleidingsblokkades niet worden aangetoond.

18
Q

MEP, Bell’s palsy

A

Aantonen geleidingsblok bij perifere aangezichtsverlamming is mogelijk, doordat de n. facialis magnetisch maximaal te stimuleren is.

Magnetische stimulatie van n. VII, vroegtijdig een geleidingsblok vaststellen.

19
Q

MEP als IONM, verschil met SSEP, voor- en nadelen

A

Transcraniële elektrische stimulatie gebruiken ipv magneet.

  • amplitude 1-5 mV tov 2-10 uV bij SSEP.
  • minder middelingen nodig, paar pulsen is genoeg
  • nauwelijks hinder van ruis
  • niet afhankelijk van anesthesie, wel van spierverslappers
  • door stimulatie beweging van de patiënt
20
Q

rTMS

A

Inhiberend: lager dan 1 Hz
Activerend: hogere frequenties (10-20 Hz)

1-2 Tesla veldsterkte.

Linker dorsolaterale prefrontale cortex.