Motor Evoked Potentials Flashcards
MEP, wat doen, wat meten
Motor evoked potential.
1985 Barker.
Cortex magnetisch stimuleren.
Op niet-invasieve manier objectieve en kwantificeerbare gegevens verkrijgen betreffende het centraal motorische en de perifere geleiding.
Principe magneetstimulatie
Een in de tijd wisselend magnetisch veld induceert een elektrisch veld (en daarmee stroom) in geleidend weefsel. De stroomrichting in het weefsel is tegengesteld aan de stroomrichting in de spoel. Dan depolarisatie van zenuwcelmembraan.
Geen pijnsensatie bij magnetisch stimuleren in tegenstelling tot bij elektrisch stimuleren, want er ontstaat slechts een zwakke elektrische stroom.
Technische aspecten MEP
2 onderdelen:
- kast met condensatoren en elektronica
- spoel
In condensatoren wordt de elektrische lading opgeslagen, wanneer ze ontladen dan korte sterke stroom in de spoel.
Spoel: koperen windingen in dubbel geïsoleerde behuizing. Magnetisch veld tot 10 tesla in 100-150 us.
Diameter van de spoel bepaalt de output van het apparaat:
Grote spoel geeft bij zelfde stimulator een zwakker magnetisch veld dan een kleine spoel, want de magnetische velddichtheid is bij kleine spoel geconcentreerd. De effectiviteit hangt samen met de grootte en uitgebreidheid van het veld. Met een grotere spoel makkelijker stimuleren, veld groter. Magnetisch veld maximaal aan rand spoel, 0 in het midden.
Figure of 8-coil, og double cone coil (gebogen).
Contra-indicaties voor MEP
- pacemaker absolute contra-indicatie
- metaal bevattende delen in het hoofd
- schedeldefecten, recente hersenchirurgie, verhoogde intracraniële druk
- epilepsie relatieve contra-indicatie
- opletten met bankpassen etc.
Cortexstimulatie, D/I-waves
Cortexstimulatie wekt een repetitieve ontlading van actiepotentialen in de descenderende motorische banen (piramidebaan). Geeft een complexe polyfasische responsie, afhankelijk van de drempelwaarde van de spinale a-motorneuronen zal responsie in de spieren optreden (qua amplitude en latentie wisselt de responsie per stimulus, afname latentie en toename amplitude bij fascilitatie).
D-waves (direct): kortste latentie, ontstaan door directe stimulatie van het proximale deel van het axon van de piramidebaancel (Betz-cel) zelf. Bij magnetische stimulatie meestal niet opgewekt, bij elektrische stimulatie wel.
I-waves (indirect): ontstaan wanneer de exciterende cellen activeren in de diepe lagen van de motorische cortex. Door tussenschakeling van enkele synapsen ontstaat dan een extra vertraging van 1-2 ms in vergelijking met de D-waves.
Wortelstimulatie
Voorkeursplaats: foramen intervertebrale
Stimulussterkte omhoog, amplitude omhoog, latentie geen verandering.
Amplitude variabel, zelden maximaal, daarom alleen latentie als maat gebruiken.
Latentie afhankelijk van de motorische vezels, leeftijd, temperatuur, lengte.
Uitvoering MEP, perifere stimulatie, wortelstimulatie
Afleiden kleine handspier of onderbeenspier, oppervlakte-elektroden op spierbuik en pees.
Eerst de perifere zenuw supramaximaal stimuleren bij pols of fibulakop om CMAP te meten.
Wortelstimulatie:
- gebruiken om perifere latentie te meten (alternatief kan dat met F-responsies).
- bovenrand van spoel ter hoogte van desbetreffende wortel (bijv. C8 voor pinkmuis), centrum van de spoel over het midden van wervelkolom.
- richting stroom bepalen via trial and error, geen vaste voorkeur.
- beginnen met lage stimulus 30-50%.
- dan opvoeren en aantal duidelijke responsies verkrijgen, kortste latentie meten.
Uitvoering MEP, cortexstimulatie
Stimuleren 20% boven drempelwaarde, soms (bijna) maximaal (90-100%).
Facilitatie:
Lichte vooraanspanning van doelspier, dan responsie met kortere latentie en grotere amplitude, kan basislijn iets onrustiger maken. Alternatief is sterke contractie spier aan andere zijde. Facilitatie bij wortel- en cortexstimulatie gelijk houden.
Plaatsen spoel:
- handspieren: centrum van spoel boven vertex plaatsen, bij grote spoel (9 cm) dan met de rand van de spoel boven handgebied. Stroomrichting afhankelijk van zijde. Spoel soms iets lateraal verplaatsen.
- beenspieren: centrum spoel boven Fz, dan achterrand spoel boven beengebied, moeilijker op te wekken dan bij handen.
Stimulusartefact door magnetisch veld, extremiteit aarden.
CMCT, hoe berekenen, normale waarden
Centrale motorische conductietijd.
= corticale latentie (cortex stim)- perifere latentie (wortel stim)
Normale waarden:
- handspieren: 8-8,5 ms (grens 9,5-10 ms), bij vooraanspanning 7,5 ms (grens 8-8,5 ms).
- beenspieren: 18 ms
Tabel:
- adq re: 6,6 ms (+- 1,0 ms sd), grens 9,1 ms
- adq li: 6,4 ms (+- 1,0 ms sd), grens 8,9 ms
- tib ant re: 14,2 ms (+- 1,0 ms sd), grens 18,2 ms
- tin ant li: 14,2 ms (+- 1,0 ms sd), grens 18,2 ms
Afhankelijk van lichaamslengte.
MEP, centrale stoornissen
MS, ALS, cervicale myelopathie, CVA, psychogene verlammingen
Vaak toegenomen duur en polyfasie van de responsies en/of afgenomen amplituden, echter grote variatie.
MEP, MS
Multiple sclerose:
Stille laesies in motorische baansysteem kunnen worden aangetoond.
CMCT meestal vrij sterk verlengd, soms kleine amplituden of polyfasie.
MEP, ALS
Amyotrofische lateraalsclerose:
Lichte vertragingen, amplituden laag (of ontbreken).
MEP, cervicale myelopathie
Centrale motorische latenties vrijwel altijd verlengd. met name naar handspieren, terwijl armreflexen vaak niet verhoogd. Discrepantie waarschijnlijk door segmentale stoornissen. Bijvoorbeeld C5/6 spier kan normale CMCT hebben, terwijl C7/8 spier CMCT verlengd is.
MEP, CVA
Bij CVA kan met MEP een prognose worden gedaan. Indien in de eerste dagen na het ontstaan van een hemibeeld de MEP aan de paretische zijde geheel ontbreekt is de kans op een goed herstel zeer klein. Normale MEP prognose goed.
MEP, aandoeningen perifere ZS
HNP, Guillain-Barré, Bell’s palsy