Motivatie Flashcards

1
Q

Hoe wordt motivatie in de psychologie omschreven?

A

Een geheel van (al dan niet bewuste) drijfveren of motieven die het gedrag stuwen en richting geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie heeft de behoeftepiramide bedacht?

A

Maslow!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zegt de behoeftepiramide?

A

Dat de mens 5 niveaus van behoeften nastreeft. Deze niveaus zijn geordend van laag naar hoog. Een behoefte op een hoger niveau zal pas actief worden wanneer aan de behoeften op een lager niveau in voldoende mate voldaan is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rangchik de behoeftepiramide van Maslow van laag naar hoog. Dus van de meest belangrijke naar de minst belangrijke.

A
  1. Lichamelijke behoeften
  2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid
  3. Behoefte aan sociaal contact
  4. Behoefte aan waardering en erkenning
  5. Behoefte aan zelfontplooiing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Binnen de behoeftepiramide van Maslow maken we een onderscheid tussen 5 niveaus van behoeftes. Wat bedoelen we met “Lichamelijke behoeften”?

A

Dit zijn de meest elementaire behoeften die
gericht zijn op de overleving van het individu en van het ras.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Binnen de behoeftepiramide van Maslow maken we een onderscheid tussen 5 niveaus van behoeftes. Wat bedoelen we met “behoefte aan veiligheid en zekerheid”?

A

Hier gaat het om behoeften zoals veiligheid, bescherming, zekerheid, stabiliteit en orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Binnen de behoeftepiramide van Maslow maken we een onderscheid tussen 5 niveaus van behoeftes. Wat bedoelen we met “behoefte aan sociaal contact”?

A

Het gaat hier over de behoefte ergens bij te horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Binnen de behoeftepiramide van Maslow maken we een onderscheid tussen 5 niveaus van behoeftes. Wat bedoelen we met “behoefte aan waardering en erkenning”?

A

Iedereen heeft ten gepaste tijde behoefte aan een portie waardering voor zichzelf, aan wat prestige,
aan achting. Maslow stelde dat in onze maatschappij mensen behoefte hebben aan stabiele en hoge
waardering zowel van zichzelf als van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Binnen de behoeftepiramide van Maslow maken we een onderscheid tussen 5 niveaus van behoeftes. Wat bedoelen we met “behoefte aan zelfontplooiing”?

A

Bij het streven naar zelfrealisering tracht men zichzelf volledig te ontplooien. Men streeft ernaar dàt te
realiseren, waar men geschikt voor is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er is ook kritiek op de behoeftepiramide van Maslow. Welke drie punten van kritiek?

A
  • De voorgestelde hiërarchie is cultuurgebonden.
  • De volgorde van de niveaus is niet dezelfde voor iedereen.
  • Om iemand te motiveren moet je zijn motivatiehiërarchie kennen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf “Intrinsieke motivatie”!

A

Intrinsieke motivatie betekent dat men gemotiveerd is voor een activiteit op zich.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf “Extrinsieke motivatie”!

A

Extrinsiek gemotiveerd zijn betekent dat men gemotiveerd is voor een gedrag omdat het leidt tot beloningen of andere gewenste gevolgen die niet inherent verbonden zijn met dat gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

We maken een onderscheid tussen 3 intrinsieke studiemotivaties. Welke?

A
  • Leergierigheid
  • Behoefte aan competentie en efficiëntie
  • Behoefte aan autonomie, zelfbepaling en orde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijf leergierigheid!

A

Een fundamentele behoefte aan kennis en informatie. Een mens is van nature intellectueel nieuwsgierig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef enkele tips om de leergierigheid bij je leerlingen te stimuleren!

A
  • Werken met niveaugroepen
  • Als leerkracht zelf intrinsiek gemotiveerd zijn
  • Leerstof aansluiten bij de leefwereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Naar wat verwijst de behoefte aan competentie en efficiëntie?

A

Naar de mens als een oplosser van problemen.
Mensen hebben een aangeboren behoefte om op een competente en efficiënte manier om te gaan
met hun omgeving en de problemen die zich voordoen. Dat geeft hen een intrinsieke bevrediging.

17
Q

Geef enkele tips om de behoefte aan competentie te stimuleren!

A
  • Geef taken met een middelmatige moeilijkheidsgraad
  • Maak frequent gebruik van individuele criteria bij het evalueren
  • Probeer de leerlingen zelf de oplossing te laten zoeken
18
Q

Wat bedoelen we met de “behoefte aan autonomie, zelfbepaling en orde”?

A

Mensen zijn intrinsiek gemotiveerd voor taken en activiteiten waarbij ze het gevoel hebben zelf
controle
te hebben over hun gedrag en het resultaat ervan. Ze moeten de indruk hebben zelf aan de
basis te liggen van dat gedrag en het resultaat. Mensen hebben een fundamentele, intrinsieke
behoefte om autonoom en zelfbepalend te kunnen handelen.

19
Q

Geef enkele tips om de behoefte aan autonomie, zelfbepaling en orde te stimuleren bij je leerlingen!

A
  • Laat hen ondervinden dat het de moeite loont zich in te zetten voor hun studies
  • Laat hen ook ondervinden dat ze hun lot zelf in handen hebben
  • Treedt democratisch op
20
Q

Waarom kan extrinsieke motivatie belangrijk zijn? Met andere woorden: waarom is het soms noodzakelijk je leerlingen te belonen?

A

Extrinsieke motivatie kan noodzakelijk zijn en in
bepaalde omstandigheden zelfs aan de basis liggen van een intrinsieke motivatie.

21
Q

Belonen is enkel efficiënt als het het gewenst gedrag teweeg brengt. Daarvoor dient aan een aantal
voorwaarden te worden voldaan. Welke?

A
  • De voorwaarden voor het verkrijgen van de beloning moeten duidelijk zijn
  • De leerling moet de zekerheid hebben dat de beloning volgt op het gestelde gedrag
  • De beloning moet belangrijk genoeg zijn voor de leerling
  • De beloning volgt bij voorkeur snel op het gewenste gedrag
22
Q

Omschrijf faalangst!

A

Faalangst is de tendens om mislukkingen te vermijden: men spant zich in uit angst om te falen.

23
Q

We maken een onderscheid tussen positieve en negatieve faalangst. Omschrijf “negatieve faalangst”!

A

Negatieve faalangst is angst met een negatieve invloed op de prestaties.De betrokken leerling heeft duidelijk een gebrek aan zelfvertrouwen.

24
Q

We maken een onderscheid tussen positieve en negatieve faalangst. Omschrijf “positieve faalangst”!

A

Positieve faalangst is angst met een positieve invloed op de prestaties.De taak is voor hen een uitdaging en werkt stimulerend.

25
Q

Meer en meer gaan er stemmen op om niet te spreken van positieve faalangst.Volgens Depreeuw is faalangst altijd negatief. Hij maakt wel een onderscheid tussenpassieve faalangst en actieve faalangst.

Wat streven actief faalangstigen na?

A

Om mislukking te voorkomen streven actief faalangstigen een perfecte prestatie na. Zij willen alles
perfect onder controle krijgen en alles tot in detail kennen.

26
Q

Meer en meer gaan er stemmen op om niet te spreken van positieve faalangst.Volgens Depreeuw is faalangst altijd negatief. Hij maakt wel een onderscheid tussenpassieve faalangst en actieve faalangst.

Wat gebeurt er met passief faalangstigen?

A

Passief faalangstigen daarentegen trachten de prestatiesituatie eerder te ontlopen. Zij besteden
minder tijd aan studeren, werken minder geconcentreerd en ontwijken moeilijkere leerstofonderdelen.

27
Q

Wat zijn de twee voorwaarden voor het ontstaan van faalangst?

A
  • De leerling gelooft dat als hij mislukt een aantal belangrijke waarden worden bedreigd.
  • De leerling is ervan overtuigd dat de kans op mislukken zeer groot is.
28
Q

Geef enkele signalen van een faalangstige leerling.

A
  • Piekeren
  • Negatief zelfbeeld
  • Gevoel van minderwaardigheid
  • Hoofdpijn
  • maag- of buikpijn
  • Zweten
  • Hyperventilatie
  • Verlegen
  • Gesloten
  • ……
29
Q

Hoe ga je op individueel niveau (6) om met faalangst in je klas?

A
  • Praat met de leerling over zijn angst vanuit een vertrouwensrelatie.
  • Neem hem en wat hij zegt ernstig.
  • Laat hem voelen dat je hem aanvaardt en dat je waardering niets te maken heeft met zijn prestaties en resultaten.
  • Vind een evenwicht tussen positieve en negatieve uitspraken als je het over prestaties hebt.
  • Geef vooral positieve feedback. Benadruk wat goed loopt.
  • Maak duidelijk dat bang zijn menselijk is.
30
Q

Hoe ga je op klasniveau (7)** **om met faalangst?

A
  • Zorg voor een vriendelijke, niet bedreigende klassfeer.
  • Houd je gedrag voorspelbaar.
  • Behandel de leerlingen zoals je wil dat zij jou behandelen.
  • Stel realistische maar optimistische verwachtingen
  • Formuleer de toetsopdrachten helder en bondig
  • Help de leerlingen om zich gericht voor te bereiden op een taak of toets
  • Kondig toetsen bij voorkeur aan
31
Q

Ouders van faalangstige kinderen beseffen soms niet dat zij daar zelf de oorzaak van zijn. Hoe kan je
hen helpen? Geef acht tips die je ouders kan geven!

A
  • Geef even veel aandacht aan de inspanningen van je kind («Goed geprobeerd») als aan het resultaat.
  • Verwacht niet meer van je kind dan wat hij aankan.
  • Zorg voor evenwicht tussen inspanning en ontspanning.
  • Ga niet in op het vermijdingsgedrag van je kind.
  • Blijf rustig en vermijd emotionele scènes.
  • Stel een positief denklijstje op.
  • Let op met medicatie.
  • Aarzel niet om, indien nodig, naar het CLB te stappen.