De Waarneming Flashcards
Een leerproces begint aanvankelijk bij de waarneming. De waarneming kan beschouwd worden als de belangrijkste voorwaarde tot leren. Waarom?
Omdat de waarneming de noodzakelijke voorwaarde is voor al onze kennis.
Het waarnemingsproces verloopt in drie fasen. Welke?
- het fysisch moment
- het fysiologisch moment
- het psychisch moment
Omschrijf het fysisch moment binnen het waarnemingsproces.
Vooraleer we iets kunnen waarnemen, moet er een prikkel of stimulus zijn die voldoende sterk is om ze te kunnen waarnemen.
We onderscheiden twee drempels als we het hebben over het fysisch moment binnen het waarnemingsproces. Welke twee zijn dit?
- de absolute drempel
- de differentiële drempel
Wat bedoelen we met de ‘absolute drempel’ in het fysisch moment? Geef ook een voorbeeld.
De absolute drempel is de minimale intensiteit die nodig is om de prikkel of stimulus te ontvangen. Een blad papier dat op je hand ligt kan te licht zijn om waargenomen te kunnen worden.
Wat bedoelen we met de ‘differentiële drempel’ in het fysisch moment? Geef ook een voorbeeld.
De differentiële drempel is het kleinste verschil dat een individu tussen twee prikkels kan waarnemen. Bij de tastzin moet er bijvoorbeeld minimaal een verschil van 10% zijn om een verschil in waarneming te voelen.
Rekening houdend met het fysisch moment binnen het waarnemingsproces, hoe kan je als leerkracht ervoor zorgen dat de leerlingen precies kunnen waarnemen?
De leerkracht moet ervoor zorgen dat de prikkels die hij uitzendt voldoende sterk zijn en ervoor zorgen dat de fysische omstandigheden zo optimaal mogelijk zijn.
De leerkracht moet ervoor zorgen dat de prikkels die hij uitzendt voldoende sterk zijn en ervoor zorgen dat de fysische omstandigheden zo optimaal mogelijk zijn. Geef enkele voorbeelden hoe je dit het beste kan bereiken.
- luid genoeg spreken
- groot genoeg schrijven op het bord
- duidelijke afbeeldingen laten zien
- goede verlichting in het lokaal
- niet teveel geroezemoes in en buiten de klas
- …….
Omschrijf het fysiologisch moment binnen het waarnemingsproces.
Nadat de prikkel is opgenomen (het fysisch moment), wordt hij omgezet in een zenuwimpuls en via sensorische zenuwen naar de hersenen gevoerd.
Waar moet een leerkracht rekening mee houden als we het hebben over het fysiologisch moment binnen het waarnemingsproces?
Als er leerlingen in de klas zitten die slechthorend zijn, kleurenblind, slechtziend, … is het belangrijk dat de leraar hiervan op de hoogte is. Bij de plaatsing van de leerlingen in de klas; bij het gebruik van kleuren… kan hij hier dan passend rekening mee houden.
Omschrijf het psychisch moment binnen het waarnemingsproces.
Wanneer een zenuwimpuls de hersenen heeft bereikt, vindt een gewaarwording of een sensatie plaats. Aan die gewaarwording verlenen we vanuit het geheugen vrijwel onmiddelijk betekenis.
Hoe kan je waarneming of perceptie nog omschrijven?
Betekenis verlenen aan sensaties of gewaarwordingen.
Hoe kan een leraar helpen bij een correcte betekenisverlening (het psychisch moment)?
Door gebruik te maken van het aanschouwelijkheidsprincipe en het integratieprincipe.
Er zijn drie factoren die onze waarneming beïnvloeden, namelijk fysische, fysiologische en psychische factoren. Bij de psychische factoren onderscheiden we nog eens twee factoren. Welke?
Objectieve en subjectieve factoren.
Wat bedoelen we met de fysische beperkingen van de zintuigen en het zenuwstelsel?
Onze waarneming is beperkt door fysische beperkingen van het zintuig. Het zintuig kan ook slecht functioneren of zelfs afwezig zijn.
Ook bij het fysiologische moment kunnen er storingen optreden. Welke zoal?
Epilepsie, een tumor, hersenletsels,.. Deze storingen kunnen de oorzaak zijn van een foutieve waarneming en dit afhankelijk van waar het letsel zich in de hersenen bevindt. Ook medicatie of drugs kunnen een invloed hebben op de waarneming.
We weten al dat we bij de psychische factoren binnen het waarnemingsproces een onderscheid kunnen maken tussen objectgebonden en subjectgebonden factoren. Hoe zou je deze objectgebonden factoren kunnen omschrijven?
Objectgebonden factoren zijn factoren die in het waargenomene zelf liggen.
Een Duitse psychologische school heeft een aantal wetten opgesteld over een soort logica in het waarnemen. Hoe noemen we deze wetten, en hoeveel onderscheiden we er?
We onderscheiden 3 Gestaltwetten.
Waarom is het belangrijk voor een leerkracht om deze ‘Gestaltwetten’ te kennen?
Kennis van deze Gestaltwetten is voor een leraar van belang omdat deze kennis hem zal helpen bij het zo efficiënt mogelijk aanschouwelijk voorstellen van de leerstof voor de leerlingen. Ook zal deze kennis hem inzicht geven in het ontstaan van waarnemingsfouten bij leerlingen.
Geef de 3 Gestaltwetten.
1-De wet van figuur-achtergrond.
2-Het geheel is meer en anders dan de som van de delen.
3-De waarneming verloopt globaal.
Er bestaan 3 Gestaltwetten. Omschrijf de eerste wet: De wet van figuur-achtergrond.
Bij elke (visuele) waarneming worden bepaalde delen als figuur gezien en andere als achtergrond. Om een object of figuur te kunnen waarnemen, moet het verschillend zijn van de omgeving.