morfologie Flashcards

1
Q

combinatie van 2 of meer woorden tot een nieuw woord

“vensterbank” “boekenkas”

A

samenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kan als zelfstandig woord optreden

‘boek’ ‘venster’

A

grondwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een woordgroep die tot een woord is geëvolueerd, meestal met een koppelteken geschreven
‘kant-en-klaar’ ‘haute couture’

A

samenkoppeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een nieuw woord afgeleid van een bestaand woord door toevoegen van een affix (prefix van voor, suffix staat vanachter)

“muzikant” “bloemist” “onschuldig”

A

afleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

samenstelling van woorden die niet op zichzelf voorkomen

“dikbuikig” tweewieler” “zesdaags”

A

samenstellende afleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

versmelting van woorden en hun betekenis tot een nieuw woord

“infotainment” “brunch”

A

kofferwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

letters die eerst gebruikt werden als afkorting vormen een nieuw woord

NAVO, KMI

A

letterwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een woord dat ontstaat een door klank na te bootsen

Koekkoek, miauwen

A

onomatopee (klanknabootsing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een woord dat van oudsher tot onze taal behoort

ei, melk, tuin

A

inheems woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

woorden die we hebben genomen van andere talen
1. aangepast aan het Nederlands (spelling, uitspraak)
Seks, mayonaise, typen
2. niet aangepast aan het Nederlands taalsysteem
beat, beautycase, shit

A

leenwoorden

  1. bastaardwoorden
  2. vreemde woorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leenwoord dat niet word geaccepteerd. Het zijn foutieve woorden uit een vreemde taal.

A

Barbarisme: er zijn verschillende soorten naargelang de taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

foutieve woorden uit het Frans

Solden (koopjes), akkoord zijn (akkoord gaan), bang hebben (bang zijn)

A

gallicisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

foutieve woorden uit het Duits

Dagdagelijks (dagelijks), eerstens (ten eerste), in vraag stellen ( ter discussie stellen)

A

germanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

foutieve woorden uit engels

frontpagina (voor pagina), de meest dure (duurste), thee maken (thee zetten)

A

anglicisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Woorden die enkel in België worden gebruikt

kuisen (schoonmaken), vaak hebben (moe zijn), rotonde (rondpunt)

A

Belgicisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

woorden die enkel in Nederland worden gebruikt

pinnen (met de kaart betalen), allriskverzekering, grapefruit

A

Neerlandisme

17
Q

Nederlands klinkende leenwoorden (geen standaard Nederlands)

duimspijker (punaise), regenscherm (paraplu), stortdouche (douche)

18
Q

taalvorm aan het dialect ontleend

we noemen haar Sofie (ze heet Sofie maar we noemen haar Sofje)

A

dialectisme