Dramatiek literaire termen (LT) Flashcards

1
Q

wat is klassieke drama? (Grieks theater)

A

Tragedie, komedie, tragikomedie, op de Grieken en Romeinen gebaseerd toneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is Tragedie?

A

Tragedie= treurspel

De intrige bevat een ernstige handeling met vaak een noodlottig afloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is komedie?

A

komedie= blijspel

bedoeld om het publiek te amuseren/ aan het lachen te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is tragikomedie?

A

tragiekomedie= mengvorm van tragische en komische elementen, vaak een komedie die tragisch afloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is abel spel?

A

= wereldlijk middeleeuws toneel
4 wereldlijke spelen, uniek in de West-Europese literatuur
bv: 3spelen waarin hoofse liefde centraal staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is klucht?

A

=wereldlijk middeleeuws toneel

opgevoerd na abel spelen om met een vrolijk noot te eindigen, parodie op domheid van het gewone volk, vrij kort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is mirakelspel?

A

= gedramatiseerde legende waarin een mirakel centraal staat en is religieus van aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mysteriespel?

A

toneel dat vooral draait rond verbeelding van heiligen en schuld van kwaad ligt bij de duivel niet bij de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mortaliteit

A

geeft antwoord op een morele vraag, symbolische personages en schuld van het kwaad ligt bij de mens zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is kostumering?

A

de kleding, kapsels, schmink

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is fysionomie?

A

lichaamelijkheid van de acteur: groottte, haarkleur, lichaamsbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gestiek?

A

de gebaren en bewegingen die de acteurs gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mimiek?

A

de gezichtsuitdrukking van de acteurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

proxemiek?

A

de groepering en plaatsing van de acteurs op het toneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ruimtegestiek?

A

de beweging in de ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

decor?

A

alles wat de omgeving vormt van een toneelstuk

17
Q

Ruimte?

A

de omgeving waarin het publiek én de acteurs zich bevinden

18
Q

Rekwisieten?

A

de toneelattributen, toneelbenodigdheden, voorwerpen die worden gebruikt

19
Q

belichting?

A

de manier waarop de toneelverlichting wordt gebruikt

20
Q

geluid?

A

de geluiden die je hoort op het toneel (acteur, achtergrondgeluiden)

21
Q

verbale tekens?

A

de woorden die worden gebruikt

22
Q

paraverbale tekens?

A

de manier van communiceren naast verbale en non-verbale zoals bijv. intonatie, spreektempo, toon, pauzes,…

23
Q

wat is ironie

A

je zegt het omgekeerde van wat je bedoelt

24
Q

wat is sarcasme

A

bijtende spot die kan kwetsen

25
Q

wat is cynisme

A

zwartgalligheid, je verwacht het slechtste in leven

26
Q

wat is Parodie/ persiflage

A

maakt een bekend, ernstig literair voorbeeld belachelijk door typische kenmerken spottend na te doen

27
Q

wat is satire

A

toneelstuk dat op ironische vaak zelfs sarcastische manier personen en sociale groepen bekritiseerd

28
Q

wat is absurdisme

A

toneelgenre waarin onlogische en irrationale aspecten van het leven benadrukt worden, vaak om doelloosheid van het leven te tonen