Moeilijke woorden van alles Flashcards
1
Q
degelijk, betrouwbaar
A
zuverlässig
2
Q
nutteloos, tevergeefs
A
vergeblich
3
Q
oprichten
A
gründen
4
Q
vertalen
A
übersetzen
5
Q
het reistbureau
A
das reisebüro s
6
Q
de prestatie
A
die leistung en
7
Q
opdat
A
damit
8
Q
oftewel het een, ofwel het ander
A
entweder… doch
9
Q
wel(iswaar)/hoewel
A
zwar … aber
10
Q
omdat (het gevolg ervan)
A
so …, das
11
Q
kennelijk
A
offenbar
12
Q
echter, doch
A
jedoch
13
Q
vaak, veelvuldig
A
häufig
14
Q
ondanks
A
trotz
15
Q
behalve, ongeacht
A
außer