Module 7 - Kennis Flashcards

1
Q

verschillende knelpunten van gespecialiseerde zorg (differentiatie)

A
  • versnippering van zorg
  • ondoelmatige zorg
  • gebrek aan continuïteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voor 1940 ouderenzorg

A

mantelzorg en liefdadigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

jaren 50-70 ouderenzorg

A

institutie: verzorgingstehuizen, thuiszorg, verpleeghuizen en ziekenhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

jaren 70-90 ouderenzorg

A

lichte vormen van samenwerking tussen verschillende instuties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken lichte samenwerking

A
  • vrijblijvende samenwerking
  • toenemende druk
  • slechte financiële situatie
  • emancipatie van de patiënt
  • bilaterale samenwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vanaf jaren 90 ouderenzorg

A

zwaardere vormen van samenwerking, om tot integratie van zorg te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

streven integrale zorg

A

doelmatigheid, kwaliteit en strategische positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

transaction costs theory

A

kosten reduceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

strategic choice theory

A

sterkere onderhandelingspositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

resource dependence theory

A

samenwerkingen aangaan om controle te krijgen over bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

learning theory

A

leercurve van organisaties, kennis kan tussen organisaties worden overgedragen door samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stakeholder theory

A

sociale verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij, behalen van gezamenlijk belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

institutional theory

A

wetten, sociale normen, maatschappelijke waarden en professionele gedragscodes dwingen tot samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is integrale zorg?

A

patiëntgerichte zorg, waarbij er een continuüm bestaan om aan de verschillende aspecten van de zorgvraag te voldoen, op de juiste plaats en het juiste moment. Samenwerking tussen processen en professionals is van groot belang
–> samenwerking & patiëntgerichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoofdvormen integrale zorg

A
  • horizontaal
  • verticaal
  • sectoraal
  • people-centered
  • whole-system
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

horizontaal

A

integrale zorg tussen biologische, psychologische en sociale zorgactoren ten behoeve van een specifieke patiëntgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verticaal

A

integrale zorg tussen eerstelijn, tweedelijn en derde lijn ten behoeve van patiënten met specifieke ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sectoraal

A

integrale zorg binnen een sector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

people-centered

A

integrale zorg tussen zorgprofessionals en patiënten, gericht op zelfmanagement en gezondheidseducatie

20
Q

whole-system

A

integrale zorg is de meest breed denkbare vorm, op populatieniveau

21
Q

verschillende stakeholders integrale zorg

A
  • provider
  • care professional
  • manager
  • service user/carer
  • community
  • evaluator
  • regulator
  • policy-maker
22
Q

welke doelen kunnen organisaties bereiken met integrale zorg?

A
  • zorginhoudelijk
  • personeel
  • strategisch
  • financieel
  • organisatorisch
23
Q

zorginhoudelijk doel

A

verbetering van kwaliteit van zorg en verbetering van algemene gezondheid

24
Q

personeel doel

A

verbetering tevredenheid personeel

25
Q

strategisch doel

A

verbetering van de onderhandelingspositie op de markt

26
Q

financieel doel

A

betere afstemming van verschillende financiële stromen

27
Q

organisatorisch

A

efficiënter werken door samenwerking

28
Q

triple aim

A

verbetering van de algemene gezondheid, verbetering van kwaliteit van zorg en minder zorgkosten per persoon

29
Q

diseasemanagement

A

de manier waarop ziekten en gezondheidsproblemen op een grootschalige, systematische manier verholpen en verminderd kunnen worden om de kwaliteit en doelmatigheid van zorg te verbeteren door middel van managementinstrumenten
–> specifieke patiëntengroep, zelfmanagement, educatie

30
Q

kenmerken en principes diseasemanagement

A
  • specifieke doelgroep
  • hantering evidence-based richtlijnen
  • bevordering samenwerking
  • gericht op educatie en zelfmanagement
  • management van proces, resultaten en evaluatie
  • routinematige rapportage en feedback
  • zorgcontinuüm en geïntegreerde benadering
31
Q

hoofdpunten diseasemanagement

A
  • gericht op zelfmanagement en preventie
  • voor een specifieke patiëntenpopulatie, niet medisch-specialistisch
  • nadruk op evidence-based richtlijnen
  • vormgegeven als een duidelijk protocol met stappenplan
32
Q

hoofdpunten integrale zorg

A
  • niet gericht op preventie
  • voor verschillende patiënten relevant
  • geen nadruk op evidence-based werken
  • kan in een stappenplan worden vormgegeven, maar ook in een platform waarop wordt samengewerkt tussen verschillende actoren
33
Q

structurele integratie

A

structuurvorming nodig, waarin werk gecoördineerd wordt, wat leidt tot functionele integratie

34
Q

culturele integratie

A

er is ideologische consensus nodig (mensen moeten het met elkaar eens zijn), gedeelde waarden, normen en tradities bevorderen de samenwerking

35
Q

sociale integratie

A

positieve gevoelens, positieve evaluaties van het werk en vertrouwen in elkaar bevorderen de samenwerkingsverbanden

36
Q

strategische integratie

A

belangen, machtsverhoudingen en middelen moeten goed afgestemd zijn tussen verschillende partijen. deze verhouding is van belang om te bepalen of samenwerking succesvol is of dat het leidt tot conflict

37
Q

onderdelen structurele integratie

A
  • afstemmen van producten en diensten
  • zorginhoudelijke afstemming
  • logistieke afstemming: juiste plek, juiste tijd
  • personeel afstemming: professionals op de juiste plek
38
Q

3 soorten bewijs systematic reviews

A
  • theoretisch
  • empirisch
  • ervaring
39
Q

theoretisch

A

ideeën en concepten, aannames over hoe iets zou kunnen werken

40
Q

empirisch

A

informatie over de effectiviteit en uitkomsten gebruik interventie

41
Q

ervaring

A

informatie over de ervaringen van mensen bij het toepassen en gebruiken van de interventie

42
Q

systematic reviews

A

geven een systematisch overzicht van de stand van zaken van veel onderzoeken over een specifiek onderwerp

43
Q

Wat zijn oorzaken van verschillen tussen verschillende onderzoeken?

A
  • methodiek: design, doelgroep, methode

- inhoudelijk: integrale zorg interventies, context

44
Q

fysieke integratie

A

het samenbrengen van verschillende actoren, diensten en voorzieningen op 1 locatie

45
Q

virtuele integratie

A

combinatie van diensten, dit zorgt voor efficiëntie en specialisatie, maar ook vermindering van schaalgrootte