Module 6 - Kennis Flashcards

1
Q

doel interventie

A

bepaalt wat voor evalutatieonderzoek nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer proces evalueren?

A

Wanneer de interventie ingaat op processen en output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer op andere manier onderzoek doen?

A

als het gaat om outcome (een verder gelegen doel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 vereisten goede effectevaluatie

A
  • nulmeting
  • nameting
  • controlegroep is opgenomen
  • situatie na de interventie kan worden afgezet tegen de gestelde doelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe meest betrouwbare meting verkrijgen?

A

Door RCT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 belangrijke risico’s voor interne validiteit

A
  • spillovereffecten
  • substitutie
  • hawthorne effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spillovereffecten

A

de groepen kunnen nadat ze gesplitst zijn, alsnog samenkomen om kennis of het effect van de interventie uit te wisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

substitutie

A

de groep kan op een andere manier aan de kennis of interventie komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hawthorne effect

A

als mensen weten dat ze geobserveerd worden , gaan mensen anders presteren dan als zij dit niet weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

contextuele omstandigheden

A
  • observeerbaar verschillen

- niet-observeerbaar verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

observeerbare verschillen

A
  • gezondheid
  • geslacht
  • leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

niet-observeerbare verschillen

A
  • persoonlijkheid

- bereidheid om iets nieuws te proberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

selection bias

A

Door een mediërende variabele bij een quasi-experiment word het verband verstoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mantelzorgers NL

A
  • 2 miljoen
  • stabiele groep
  • arbeidsparticipatie onder vrouwen neemt toe
  • merendeel ouder dan 45
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel uur werken mantelzorgers meer dan niet mantelzorgers?

A

Gemiddeld 4 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tijdlijn ontwikkelen regeerakkoord

A

voorbereidingen –> verkiezingsprogramma’s –> verkiezingen –> formatie –> regeerakkoord

17
Q

vergezichten

A

keuzen op grote lijnen over bepaalde thema’s

  • grote vraagstukken met abstracte oplossingen
  • wetenschappelijk en beleidsonderzoek
18
Q

adviescommissies en notities

A

wat zijn de oplossingsrichtingen voor specifieke deelproblemen?

  • richt zich op bepaald onderzoek van een groot maatschappelijk thema
  • ambtelijke commissies of onafhankelijke experts doen onderzoek
19
Q

kaders

A

er worden basispaden vastgelegd over specifieke thema’s

  • CPB stelt beleidsneutrale projecties op voor de middellange termijn (MTL) en lange termijn
  • normatief advies door studiegroep begrotingsruimte
20
Q

berekeningen voor komende kabinetsperiode

A

meten effecten specifieke maatregelen

1) brede maatschappelijke heroverweging
2) zorgkeuzes in kaart
3) doorrekeningen van politieke partijen
- overheidsuitgaven, lasten, verdeling van lasten, houdbaarheid

21
Q

Wat zijn de effecten van concrete plannen van een politieke partij of kabinet?

A
  • budgettaire effecten
  • gedragseffecten
  • macro-economische effecten
  • inhoudelijke effecten
22
Q

interne validiteit (goede kwaliteit)

A
  • power (type 1 en 2 fouten)

- design (betrouwbaarheid, causaliteit, confounders)

23
Q

externe validiteit (generaliseerbaarheid)

A
  • specifiek sample
  • hawthorne, john henry - effect
  • speciale aandacht
  • algemene evenwicht effect
24
Q

specifiek sample

A

een studie wordt geschat op een bepaalde populatie, maar zijn die ook geldig voor een andere populatie?

25
Q

hawthorne, john henry - effect

A

H: gaat in op de interventiegroep die zich anders gedraagt
JH: gaat in op de controlegroep die zich anders gedraagt

26
Q

speciale aandacht

A

in een studie wordt een interventie vaak beter uitgevoerd dan wanneer die daarna in het echt wordt geïmplementeerd

27
Q

algemene evenwicht effecten

A

een interventie kan op de lange termijn een doorwerking hebben op de hele economie en niet alleen op de effecten op markten, sectoren of producten waar het zich direct op richt

28
Q

Gini-coëfficiënt

A

inkomensverdeling

29
Q

lorenz-curve

A

klein aantal mensen verdient een groot aandeel van het totale inkomen, en veel mensen met laag inkomen en kleiner deel

30
Q

houdbaarheidssaldo

A

toekomstige generaties dezelfde voorzieningen moeten kunnen krijgen als de huidige generatie, tegen dezelfde lasten

31
Q

groot collectief pakket, lage eigen betalingen

A

zelfde zorg voor iedereen, met lage drempel

32
Q

klein collectief pakket, lage eigen betalingen

A

beperkt en betaalbaar basispakket

33
Q

groot collectief pakket, hoge eigen betalingen

A

zelfde zorg voor iedereen, met hoge drempel

34
Q

klein collectief pakket, hoge eigen betalingen

A

beperkt pakket met grote eigen verantwoordelijkheid