Maagzuur Flashcards

1
Q

4 functies maagzuur

A

Anti-bacterieel
Eiwitdenaturatie
Vorming pepsine uit pepsinogeen
Enzymactiviteit pepsine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 buffering mechanismen in een bacterie:

A
  1. H+ wordt via ATP-omzetting uit cel gepompt
  2. decarboxylering
  3. buffering van ammoniumproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg decarboxylering uit

A

Glutamaat cel in
H+ reageert en vormt GABA en CO2
GABA cel uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg buffering van ammoniumproductie uit

A

arginine cel in
Arginine reactie met H+
vorming ornithine en ammonium
ornithine cel uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 muceuze cellen

A

Muceuze nekcellen en muceuze oppervlakte cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mucine

A

Werkt sterk wateraantrekkenden vormt dus beschermende laag op maag epitheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil muceuze nekcellen en muceuze oppervlakte cellen

A

Scheiden beide mucine uit, maar oppervlakte cellen scheiden ook HCO3- uit wat een direct bufferwerking heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 typen cellen in maagkliertjes

A

hoofdcellen en parietale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoofdcellen

A

produceren pro-enzym pepsinogeen, wat onder invloed van zoutzuur omgezet wordt tot pepsine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Parietale cellen

A

excreteren zoutzuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vorming zoutzuur in parietale cellen

A

Waterstofcarbonaat uitgewisseld voor chloride ionen en natrium wordt cel uitgepompt en kalium erin.
Chloride en kalium naar maaglumen.
Vervolgens kalium cel ingepompt en H+ cel uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen gastrine en acetylcholinereceptoren bij activatie?

A

ze verhogen de intracellulaire calciumconcentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie histaminecomplex

A

ATP omzetten in cAMP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doen calciumionen en cAMP-moleculen in een parietale cel?

A

Ze stimuleren de werking van waterstof-kalium-ATPase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maagzuurremmers werkzaam op histaminecomplex

A

cimetidine en rantidine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

maagzuurremmers werkzaam op acetylcholinereceptor

A

vagotomie

17
Q

Welke stof inhibeert de werking van waterstof-kalium-ATPase?

A

Omeprazol

18
Q

Welke stof heft H+ in het lumen op?

A

antacidum

19
Q

Hoe ziet een eiwit eruit in een pH-neutrale omgeving

A

Eiwit heeft gelijke verdeling van positief en negatief geladen aminozuren, welke elkaar aantrekken waardoor het eiwit zijn ruimtelijke vorm houdt.

20
Q

Wat gebeurt er met een eiwit in een zuur milieu?

A

Negatieve ladingen worden opgeheven door H+. Hierdoor eiwit op veel plaatsen positief, waardoor verschillende aminozuren elkaar afstoten en eiwit denatureert.

21
Q

Wat gebeurt er met een eiwit in basisch milieu?

A

Positieve ladingen worden opgeheven, waardoor negatieve ladingen elkaar afstoten > denaturatie.

22
Q

Waarom denatureert pepsine niet in de maag?

A

pepsine denatureert juist bij neutrale pH, want pepsine is zuur eiwit.

23
Q

Geef de formule voor Ka

A

Ka = [H+] / ([A-]/[HA])

24
Q

IEP

A

pH waarbij netto lading exact 0 is.

25
Q

Wat is de lading van het eiwit als pH > IEP

A

eiwit netto negatief geladen

26
Q

Wat is de lading van het eiwit als pH < IEP

A

eiwit netto positief geladen

27
Q

Waarom denatureren de meeste eiwitten in de maag?

A

Omdat pepsine veel lagere IEP heeft dat meeste eiwitten.