M&O 5-8 Flashcards

1
Q

HC 5

Wat wordt bedoeld met Span of control?
a. het aantal medewerkers waaraan een leidinggevende direct leiding geeft.
b. Het aantal lagen waaraan een leidinggevende (indirect) leiding aan geeft
c. Het reageren op interne en externe signalen

A

a. het aantal medewerkers waaraan een leidinggevende direct leiding geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

HC 5

Wat wordt bedoeld met Depth of control?
a. Het aantal lagen waaraan een leidinggevende (indirect) leiding aan geeft
b.het aantal medewerkers waaraan een leidinggevende direct leiding geeft.
c. Het reageren op interne en externe signalen
d. de verbinding tussen afdelingen in twee hirarchische lagen

A

a. Het aantal lagen waaraan een leidinggevende (indirect) leiding aan geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt bedoeld met Linking pin?
a. Het aantal lagen waaraan een leidinggevende (indirect) leiding aan geeft
b. Het reageren op interne en externe signalen
c. de verbinding tussen afdelingen in twee hirarchische lagen via een leidinggevende die in beide een taak heeft

A

C. de verbinding tussen afdelingen in twee hirarchische lagen via een leidinggevende die in beide een taak heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke leiderschapstijl past bij de volgende stelling? ‘De manager betrekt alle mederwerkers bij het beslissingsproces

a. Taakgericht leiderschap
b. Mens- of groepsgericht leiderschap
c. Democtratisch leiderschap

A

c. Democratisch leiderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dit leiderschapstijl betrekt de medewerkers actief bij het bepalen van beleid.
a. Participatie leiderschap
b. Mens- of groepsgericht leiderschap
c. Democtratisch leiderschap

A

a. Participatie leiderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dit ** leiderschapstijl** roept onzekerheid bij het personeel op om dat het onduidelijk is wat de leidinggevende precies nastreeft.
a. Participatie leiderschap
b. Mens- of groepsgericht leiderschap
c. Democtratisch leiderschap
d. Onzeker leiderschap

A

d. Onzeker leiderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke eigenschappen passen niet bij Ondernemend eigenschap?
a. Creatief & Inovatief
b. Inspirerend & Doelgericht
c. Probleem oplossend & Concervatief

A

C. Probleem oplossend & Concervatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke eigenschappen horen bij het begrip leidend ?
a. Samenwerkend & mensgericht
b. Inspirerend & Doelgericht
c. Kansen zoekend & Durven
e. Conservatief & SMART-doelen

A

a. Samenwerkend & mensgericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke eigenschappen kun je vinden in een persoon die Managend is.

A
  • Conservatief
  • Ervaren
  • Intern gericht
  • SMART-doelen gericht
  • Overtuigend
  • Promeemoplossend
  • Meetbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

a. Innovator
b. Intergrator
c. Uitvoerder
d. Beheerder

  1. Samen brengen van doelen en mensen
  2. Veranderen en doelen
  3. Meten is weten; sturen en coördineren met behulp van systemen; procedures en regelingen
  4. Realiseren van geplande activiteiten
A

a - 2
b - 1
c - 4
d -3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het geheel van gemeenschappelijke opvattingen uitingen, normen, waarden, gebruiken, symbolen, taal, ritueelen en producten is:
a. culturering
b. corporate identiteit
c. cultuur
d. Socialisatie

A

C. cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alle waarneembare kenmerken van een cultuur bijv. kleding, taalgebruik, huisstijl etc. noemt men:
a. culturering
b. cultuur
c. Identiteit
d. Socialisatie

A

A. Culturering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Corprorate identiteit refereert naar:
a. Taak cultuur
b. Cultuur
c. Bedrijfsidentiteit

A

C bedrijfsidentiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het aanleren van cultuur noemt men:
A. socialisatie
B. Culturering
c. Snelle reactiesnelheid

A

A. socialisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke twee voordelen heeft het kennen van het cultuur binnen organisatie?

A
  • Identiteit (door je te gedragen naar de normen en waarden in de groep hoor je er bij)
  • Zekerheid: als je de cultuur binnen een organisatie kent dan heb je zekerheid over de verwachtingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe defineren Deal en Kennedy verschillende cultuurtypes in een organisatie?

A

Dealen Kennedy maken onderscheid tussen Groot- en klein risico en Langzaam- of snelle reactie snelheid
Hieruit kan blijken welke type organisatie cultuur en binnen en organisatie heerst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kijkt Harrison naar cultuur binnen een organisatie?

A

Harrison maakt onderscheid tussen taak-, persoon-, macht- en rol culuur

18
Q

a.Taakcultuur
b. persoonscultuur
c. Machtscultuur
d.rolcultuur

  1. Regels en proceduren
  2. Gericht om taak + doel
  3. Gericht op klanten + medewerkers
  4. Baas+ manager centrale figuur
A

1 - d
2 - a
3 - b
4 - c

19
Q

waar dient het Hofman TOPOI-model voor?

A
  • TOPOI staat voor Taal, Onderdening, Perspectief, Organisatieniveau en Inzet.
  • TOPOI-model helpt een lastiggesprek voor te bereiden of naderhand te analyseren door zich te richten op 3 kernvragen
  1. Wat is mijn aandeel
  2. wat is het aandeel van de ander
  3. wat is de invloed van de **omgevingscultuur **op onze communicatie
20
Q

Naar welke problemen refereren De Vries en Miller als ze het hebben over Paranoïde in een organisatie?

A. Mensen zijn bang om regels te overtreden en zijn gericht op perfectie
B. Medewerkers doen alsof ze hard werken maar doen dit feitelijk niet; Gericht op uiterlijk.
C. Mensen zijn bang dat er veel misgaat, dat anderen op ze letten; veel geroddel
D. iedereen doet zijn eigen ding

A

C. Mensen zijn bang dat er veel misgaat, dar abdereb op ze letten; veel geroddel

21
Q

Naar welke problemen refereren De Vries en Miller als ze het hebben over Dwang neurosis in een organisatie?

A. Mensen zijn bang om regels te overtreden en zijn gericht op perfectie
B. Medewerkers doen alsof ze hard werken maar doen dit feitelijk niet; Gericht op uiterlijk.
C. Mensen zijn bang dat er veel misgaat, dat anderen op ze letten; veel geroddel
D. iedereen doet zijn eigen ding

A

A. Mensen zijn bang om regels te overtreden en zijn gericht op perfectie

22
Q

Naar welke problemen refereren De Vries en Miller als ze het hebben over theatraal in een organisatie cultuur?

A. Mensen zijn bang om regels te overtreden en zijn gericht op perfectie
B. Medewerkers doen alsof ze hard werken maar doen dit feitelijk niet; Gericht op uiterlijk.
C. Mensen zijn bang dat er veel misgaat, dat anderen op ze letten; veel geroddel
D. iedereen doet zijn eigen ding

A

B. Medewerkers doen alsof ze hard werken maar doen dit feitelijk niet; Gericht op uiterlijk.

23
Q

Naar welke problemen refereren De Vries en Miller als ze het hebben over Schizoïde in een organisatie cultuur?

A. Mensen zijn bang om regels te overtreden en zijn gericht op perfectie
B. Medewerkers doen alsof ze hard werken maar doen dit feitelijk niet; Gericht op uiterlijk.
C. Mensen zijn bang dat er veel misgaat, dat anderen op ze letten; veel geroddel
D. iedereen doet zijn eigen ding

A

D. iedereen doet zijn eigen ding

24
Q

Welke 5 kernbegrippen staan Centraal in Het model van Hoffman

A
  • TOPOI staat voor Taal, Onderdening, Perspectief, Organisatieniveau en Inzet.
  • Taal: Begrijpen wat je bedoeld en wat anderen bedoelen
  • Ordening van problemen: bewust zijn dat probleembenadering verschilt per pesoon.
  • Perspectieven
  • Organisatie niveau: welke functie heb jij en welk functie heeft de ander
  • Inzet en invloed: wat is jouw aandeel en wat is het aandeel van een ander op de communicatie.
25
Q

Waar dient het driestappenmethode van Pinto voor?

A

Het driestappenmethode van Pinto help:
* vooroordelen weg te nemen
* Normen en waarden te begrijpen
* Eigengrenzen aangeven

26
Q

Tot welke persoon behoort de volgende theorie
‘Cultuur kan worden opgedeelt in traditionele-, moderne- en verscheurende cultuur.’

A. Hoffman
B. Hofstede
C. Schermer
D. Pinto

A

C. Schermer

27
Q

Wat houdt het GFM-cultuur van Pinto in?

A

Pinto refereert naar GFM-cultuur om 3 type culturen te beschrijven.
* Grofmazige cultuur: cultuur waar niet alles vaststaat
* Fijnmazige cultuur: waar voor alle situaties en handelingen regels en ritueelen zijn
* Mixcultuur: een mengsel van 2 culturen samen

28
Q

Hoe kijkt Hofstede naar cultuur?

A

Hofstede maakt bij het analyseren van een cultuur gebruik van 5 dementie
* Macht: in welke mate verwachten en accepteren mensen machtsverschillen
* individualtiteit vs. Collectivisme: zijn de relatie tussenmensen sterk of los
* Masculiniteit vs. feminiteit: in welke maten zijn vrouwen en mannen aan elkaar gelijk
* Onzekerheidsvermijden: de mate waarin mensen zekerheid willen hebben
tijd In welke mate speelt het verleden, heden, en de toekoms een rol

29
Q

Welke theorie hoort bij welke persoon
1. Taylor
2. Fayol
3. Webber & Blau
4. Mayo
5. Aygiris
6. Senge

a. Human relation
b. Moderne leidingevende keten
c. Scientific management
d. Organisatie als Bureaucratie
e. Revisionisme
f. Lerende organisatie

A
  1. C
  2. B
  3. D
  4. A
  5. E
  6. F
30
Q

Tot welke microtheorie behoort de volgende uitspraak ‘Zo veel mogelijk productiviteit met zo min mogelijk inzet’
a. Human relation
b. Moderne leidingevende keten
c. Scientific management
d. Organisatie als Bureaucratie

A

c. Scientific management

31
Q

Tot welke microtheorie behoort de volgende uitspraak ‘Het is niet menselijk om mensen zo hard te laten werken het is belangrijk om een verantwoordelijke te hebben voor een team
a. Human relation
b. Moderne leidingevende keten
c. Scientific management
d. Organisatie als Bureaucratie

A

b. Moderne leidingevende keten

32
Q

Tot welke microtheorie behoort de volgende uitspraak ‘een organisatie moet volgens vast en officiële procedures functioneren dat is niet alleen effiënt maar voor iedereen een gelijkwaardig proces
a. Mayo: Human relation
b. Fayol: Moderne leidingevende keten
c.Taylor: Scientific management
d. Webber en blue: Organisatie als Bureaucratie

A

d. Webber en blue: Organisatie als Bureaucratie

33
Q

Tot welke microtheorie behoort de volgende uitspraak ‘er moet een mix komen tussen de human relations en scientific management. Waarbij de taak- en mensgerichte benadering aan elkaar gekoppeld moeten worden
a. Mayo:Human relation
b. Fayol: Moderne leidingevende keten
c. Taylor: Scientific management
d. Webben en Blau Organisatie als Bureaucratie
e. Aygiris: Revisionisme
f. Senge: Lerende organisatie

A

e. (Aygiris) Revisionisme

34
Q

Tot welke microtheorie behoort de volgende uitspraak ‘Het goed functioneren van een organisatie is afhankelijk van de medewerkers
a. Mayo:Human relation
b. Fayol: Moderne leidingevende keten
c. Humanresource management
d. Webben en Blau Organisatie als Bureaucratie
e. Aygiris: Revisionisme
f. Senge: Lerende organisatie

A

c. Humanresource management

35
Q

Wat is het verschil tussenHuman relation theorieen Human resource management (theorie)

A

Human relation gaat over werkomstandigheden met als doel productiviteit
human resources managent richt zich op de medewekers en niet op de productiviteit

36
Q

Tot welke interventierol behoort de volgende uispraak? Beide partijen zijn niet instaat om het conflict op te lossen een derde onafhankelijke persoon is nodig
a. Arbiter
b. Balangenbehartiger
c. bemiddelaar
d. procesbegeleider

A

a. Arbiter

37
Q

Tot welke interventierol behoort de volgende beschrijving dit is iemand die zorg voor een middenweg hij brengt twee partijen samen door te adviseren en de grenzen te bewaken
a. Arbiter
b. Balangenbehartiger
c. bemiddelaar
d. procesbegeleider

A

c. bemiddelaar

38
Q

Tot welke interventierol behoort de volgende beschrijving Deze persoon is er alleen voor het proces hij/zij maakt afspraken helder
a. Arbiter
b. Balangenbehartiger
c. bemiddelaar
d. procesbegeleider

A

d. procesbegeleider

39
Q

Hoe denkt McGregor over Leiderschap?
A. het mensbeeld van de leidinggevende bepaald de leiderschapstijl.
B. *Je kan onderscheid maken tussen X=lui en ongemotiveeerde mensen en Y=actief en gemotiveerde mensen.
C mensgerichtheid of taakgerichtheid bepaald de leiderschap stijl

A

A en B zijn correct

40
Q

Welk leiderschapstijl wordt in de volgende stelling beschreven ‘de leidinggevende op de afdeling bemoeit zich niet met ondeling gekibbel van de medewekers. hij geeft vooral leiding op afstad

A. laissez-fair Leiderschap
B. Autoritair Leiderschap
C. Passief leiderschap

A

A

41
Q

Welke 4 verschillende type leidinggevende typen bij pasten bij de volgende combinaties Volgens Blake & Mouten
Laag mensgericht + Laag taakgericht
Hoog mensgericht + laag taakgericht
Hog taakgericht+ Laag mensgericht
Hoog mensgerichtheid + Hoog taakgericht

A
42
Q

Leg situational leiderschap uit

A