Letterkunde wetenschapsfilosofie week 1-3 Flashcards

1
Q

Rigney (disciplines, cultuurbestudering, classificaties). Welke classificaties zijn voorgesteld?

A
  1. Natuur- + geesteswetenschappen (Dilthey)
  2. Sciences + humanities (Snow)
  3. Alfa, bèta, gamma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rigney: Wat is het sociaal aspect van disciplines, en wat het collectief aspect?

A

Sociaal aspect: het doorstaan van kritiek van collega’s. Collectief aspect: het discipline is een trefpunt voor wetenschappers waarin samengewerkt kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rigney: Welke vier dimensies van cultuur onderscheidt Rigney?

A
  1. Mediaal
  2. Semantisch
  3. Sociaal
  4. Historisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rigney: Welke twee aspecten maken volgens Rigney cultuurbestudering uniek?

A
  1. Dynamiek

2. Diversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Grafton (nuancering, humanisme, filologie, aparte culturen?). Wat was de opvatting van Bacon en Descartes wat betreft filologie?

A

Bacon en Descartes presenteerden zichzelf als nieuwe wetenschappers. Zij hadden een afkeer van de humanistische aanpak van de filologie, omdat zij meenden dat men daarmee niet tot ware kennis kon komen; dit kon alleen door bestudering van de natuur en haar processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grafton (nuancering, humanisme, filologie, aparte culturen?) Waarom moet het beeld van de humanisten genuanceerd worden?

A

De humanisten werkten niet simpel of weinig praktijkgericht; zij bestudeerden heel veel verschillende teksten in uiteenlopende genres. Daarnaast hanteerden ze klassieke methodes, zoals die ook in de zeventiende eeuw bij de natuurwetenschappen als basis werden gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Laan (Oude & Nieuwe School, Brom & Karsten). Wanneer vond de overgang van de Oude naar de Nieuwe School plaats?

A

Op het moment dat de filologie haar intrede deed rond de achttiende eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Laan (Oude & Nieuwe School, Brom & Karsten) Welke twee verschillende basissen hanteerden de OS en de NS?

A

OS: retorica
NS: filologie (Jonckbloet & De Vries)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Laan (Oude & Nieuwe School, Brom & Karsten) Waarom is de overgang tussen de Oude en de Nieuwe School minder dramatisch dan wordt gedacht?

A

Ook in de Nieuwe School was nog aandacht voor retorica-onderwijs; de nadruk lag niet alleen op de filologie. Daarnaast hebben beide scholen Aristoteles als basis; de Oude School omdat zij zichzelf als praktische en productieve wetenschap beschouwde (als ‘kunde’) en de Nieuwe School omdat zij zichzelf als theoretische wetenschap beschouwde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Laan (positivisme, Geistesgeschichte, marxisme, field coverage principle). Welke filosofische overeenkomsten vertonen de drie scholen die in dit artikel centraal staan?

A
  • Alledrie de richtingen deden een beroep op een geschiedfilosofisch stelsel.
  • Zij zagen de geschiedenis als een geheel, maar ook alle losse onderdelen ervan; geschiedfilosofisch holisme.
  • Zagen de loop van de geschiedenis in vergelijking met het verloop van een leven.
  • Beschouwden eigen aanpak superieur aan die van anderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Laan 1997: Waarom beschouwen we de geschiedfilosofie als metafysisch?

A

Geloof wordt gezien als hét product van de metafysica. Geschiedfilosofie is een product van het geloof. De bronnen van beiden liggen bij de Joods-Christelijke traditie: sprake van begin (schepping), midden (tijd) en eind (dag des oordeels, tijdloosheid). De geschiedfilosofie gelooft dit in zijn geheel te kunnen overzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gombrich (Hegel, Burckhardt, cultuurgeschiedenis, holisme). Wat moeten we daarbij verstaan onder het Hegeliaanse wiel?

A

Het Hegeliaanse ‘wiel’ is een visualisering van een tijdperk als organische eenheid. Het wiel heeft acht spaken, die representeren de manifestaties van de nationale ‘spirit’; religie, constitutie, moraliteit, recht, traditie, wetenschap, kunst en technologie. Al die spaken wijzen naar 1 as, naar 1 centraal punt. Van waaruit je ook gaat zoeken naar essentie, je komt altijd op hetzelfde centrale punt uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gombrich (Hegel, Burckhardt, cultuurgeschiedenis, holisme) In hoeverre maakt Burckhardt – een verklaard tegenstander van Hegel – toch van diens denkbeelden gebruik?

A

Burckhardt gebruikt de term ‘geest’ van Hegel als begrip en gaat uit van de gedachte dat de geschiedenis begrepen moet worden als de ontwikkeling van de Geest. Ten tweede gaat Burckhardt uit van de hegeliaanse gedachte dat een tijdperk een (organische) eenheid vormt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gombrich (Hegel, Burckhardt, cultuurgeschiedenis, holisme) Wat wordt bedoeld met ‘Hegelianism without metaphysics’?

A

Gombrich stelt dat na Burckhardt de hegeliaanse ideeën nog steeds terug zijn te vinden in de cultuurgeschiedschrijving, hetzij zonder de metafysische notie (‘Hegelianism without metafysics’). Gombrich stelt dat Huizinga, de grootste geschiedschrijver na Burckhardt, misschien vanuit een heel ander punt onderzocht, maar toch niet de vermeende afstand nam van Hegel. Hij gebruikte namelijk dan wel niet meer het woord ‘Geest’ (en nam daarmee afstand van metafysica, waarmee hij zich weliswaar een stap verder verwijdert van Hegel dan Burckhardt dat deed), maar wel woorden als ‘levensgevoel’, die wellicht eenzelfde sfeer oproepen. Daarbij ging hij toch ook nog uit van het hegeliaanse holisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly