Lesson 52 Flashcards

1
Q

UITGAAN.

A

OUT GO.

(It means going out)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wil jij wat eten klaarmaken?

A

Want you some ready make?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik HEB INEENS GEEN ZIN IN KOKEN.

A

I HAVE SUDDENLY DON’T LIKE TO COOK.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik ook niet.
Zullen we ergens gaan eten?

A

Me also not.
Shall we somewhere go eat?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Goed idee.

A

Good idea.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Laten we naar dat nieuwe RESTAURANT gaan.

A

Let we to that new RESTAURANT go.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hier OVER de BRUG op de hoek, dat is dichtbij.

A

Here OVER the BRIDGE at the corner, that is close.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dan gaan we LOPEND.

A

Than go we WALKING.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

-Oké.
Even wat schone kleren AANTREKKEN.

A

-Okay.
Just some clean clothes ON PUT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zal ik mijn BRUINE broek en ZWARTE jas AANDOEN?

A

Shall i my BROWN pants and BLACK coat ON PUT?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als OUDEREN uitgaan, kiezen ze meestal voor een VOORSTELLING.

A

If ELDERLY out go, choose they mostly for a PERFORMANCE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Die begint NORMAAL GESPROKEN nogal vroeg: Rond acht uur.

A

That begins NORMALLY (speaking) quite early: Around eight o’clock.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

JONGE mensen gaan veel LATER op stap.

A

YOUNG people go much LATER go out.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zoals mijn BUREN.

A

Like my NEIGHBOURS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ze VERTEKKEN pas om twaalf uur naar het CENTRUM.

A

They LEAVE only at twelve o’clock to the CENTRE.

(they mean the centre of the city, where you can do fun things)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zo laat nog!
Eigenlijk midden in de nacht.

A

So late yet!
Actually middle in the night.

17
Q

Dat VERBAAST me.
Dan LIG ik al lang in bed.

A

That AMAZES me.
Than LAY i already in bed.

18
Q

Vroeg in de ochtend KOMEN ZE TERUG.

A

Early in the morning COME THEY BACK.

19
Q

Ik hoor ZE TEGEN zes uur THUISKOMEN.

A

I hear THEM AROUND six o’clock HOME COME.

20
Q

Uitgaan kan BETEKENEN:
-Naar een restaurant om te eten.
-Naar een DISCOTHEEK om te DANSEN.

A

OUT GO can mean:
-To a restaurant to eat.
-To a DISCO for to DANCE.

21
Q

-Naar een CONCERT om muziek te luisteren.
-Naar een CAFÉ om vrienden te ontmoeten.

A

-To a CONCERT for music to listen.
-To a CAFE for friends to meet.

22
Q

Maar ook:
Naar een VOORSTELLING.
Naar een BIOSCOOP voor een FILM.

A

But also:
To a PERFORMANCE.
To a CINEMA for a MOVIE.

23
Q

IK ben verbaasd.
Het verbaasd ME.

A

I am amazed.
It amazes ME.

24
Q

Schrijf JIJ/JE snel terug?

We missen JE.

A

Write YOU fast back?

We miss YOU.

25
Q

HIJ woont in Nederland.

Ik ga bij HEM wonen.

A

HE lives in Holland.

I go at HIM live.

26
Q

ZIJ leert Nederlands.

Nederlands is nieuw voor HAAR.

A

SHE learns Dutch.

Dutch is new for HER.

27
Q

Heb jij elke dag zin in koken?

A

Answer in Dutch.

28
Q

Wat trek jij aan als je naar een restaurant gaat?

A

Answer in Dutch.

29
Q

Ga je liever naar de film of naar een concert?

A

Answer in Dutch.

30
Q

Hoe laat beginnen voorstellingen in jou land meestal?

A

Answer in Dutch.

31
Q

Wat vind jij een goede dag en goede tijd om uit te gaan?

A

Answer in Dutch.

32
Q

Voor mijn gevoel is het dan tijd om op te staan.

A

For my feeling is it than time up to get.