Lesson 46

Question 1

Een nieuwe taal leren is niet zo eenvoudig.

Answer 1

A new language learn is not so easy.

Question 2

Juist als je wat ouder bent.

Answer 2

Especially if you bit older are.

Question 3

Maar ONMOGELIJK is het niet.

Answer 3

But IMPOSSIBLE is it not.

Question 4

Heb je ERVARING met talen?

Answer 4

Have you EXPERIENCE with languages?

Question 5

Spreek je Engels?
Of DUITS of FRANS?

Answer 5

Speak you English?
Or GERMAN or FRENCH?

Question 6

Dan gaat het IN IEDER GEVAL wat makkelijker.

Answer 6

Than goes it ANYWAY bit easyer.

Question 7

Hoe kun je het beste leren?

Answer 7

How can you the best learn?

Question 8

Door ACTIEF te luisteren, steeds OPNIEUW.

Answer 8

By ACTIVELY to listen, AGAIN AND AGAIN.

Question 9

Gebruik EENVOUDIGE lessen met PLAATJES.

Answer 9

Use SIMPLE lessons with PICTURES.

Question 10

Luister naar de TEKST.
Zeg alles na.

Answer 10

Listen to the TEXT.
Say everything after.

(ZEG NA means you also have to say it, repeat it)

Question 11

Kijk naar de BETEKENIS van de woorden.

Answer 11

Look to the MEANING of the words.

Question 12

Die vind je via de VERTALING.

Answer 12

That find you through the TRANSLATION.

Question 13

PROBEER de woorden en ZINNEN te ONTHOUDEN.

Answer 13

TRY the words and SENTENCES to REMEMBER.

Question 14

Die woorden VORMEN een goede BASIS.

Answer 14

Those words FORM a good BASIS.

Question 15

Maak OEFENINGEN.

Answer 15

Make EXERCISES.

Question 16

CONTROLEER die: goed of FOUT.

Answer 16

CHECK those: good or Wrong.

Question 17

En vaak HERHALEN, dat is de KUNST.

Answer 17

And often REPEAT, that is the TRICK.

Question 18

UITEINDELIJK moet je een examen doen.

Answer 18

EVENTUALLY must you a exam do.

Question 19

Er is een ONDERDEEL lezen en een onderdeel GESPROKEN Nederlands.

Answer 19

There is a PART reading and a part SPEAKING Dutch.

Question 20

Als je de TEKSTEN goed leert, heb je een goede kans om te SLAGEN.

Answer 20

If you the TEXTS good learn, have you a good chance for to SUCCEED.

Question 21

Ik ben: Ik spreek:
Frans
Duits
Engels

Answer 21

I am: I speak:
French
German
English

Question 22

Nederlands
Spaans

Answer 22

Dutch
Spanish

Question 23

Italiaans
Russisch
Turks

Answer 23

Italian
Russian
Turkish

Question 24

Arabisch
Marrokaans.

Answer 24

Arabic
Morroccan

Question 25

Is het MOGELIJK?
Nee, het is ONmogelijk.
ONMOGELIJK

Answer 25

Is it possible?
No, it is IMpossible.
IMPOSSIBLE

Question 26

Is dat VOLDOENDE?
Nee, dat is ONvoldoende.
ONVOLDOENDE

Answer 26

Is that SUFFICIENT?
No, that is INsufficient.
INSUFFICIENT

Question 27

Leeft zij GEZOND?
Nee, ze rookt, dat is ONgezond

Answer 27

Lives she HEALTHY?
No, she smokes, that is UNhealthy.
UNHEALTHY

Question 28

Welke ervaring heb jij met het leren van een nieuwe taal?

Answer 28

Answer in Dutch.

Question 29

Spreek jij Frans? Of Duits of Engels

Answer 29

Answer in Dutch.

Question 30

Hoe kun je het beste een nieuwe taal leren?

Answer 30

Answer in Dutch.

Question 31

Waar vind je de betekenis van nieuwe woorden bij deze teksten?

Answer 31

Answer in Dutch.

Question 32

Welke onderdelen heeft het examen?

Answer 32

Answer in Dutch.