Lesson 4 - irregular verbs Flashcards
I am happy to be here.
Ik ben blij om hier te zijn.
We read (past tense) an interesting book.
We hebben een interessant boek gelezen.
You are going to the concert tomorrow.
Je gaat morgen naar het concert.
He visited me tonight.
Hij kwam vanavond bij mij op bezoek.
I saw the beautiful sunset.
Ik zag de prachtige zonsondergang.
What are you going to do today?
Wat ga je vandaag doen?
I thought it would rain.
Ik dacht dat het zou regenen.
She gave me a gift for my birthday.
Zij gaf me een cadeau voor mijn verjaardag.
Are you taking the bus to school?
Neem je de bus naar school?
I knew that it is important to study.
Ik wist dat het belangrijk is om te studeren.
I prefer to stay home tonight.
Ik blijf liever thuis vanavond.
We walked to the park yesterday.
We liepen naar het park gisteren.
He drove quickly to work.
Hij reed snel naar zijn werk.
I forgot my keys at home.
Ik vergat mijn sleutels thuis.
She didn’t remember the appointment.
Zij herinnerde zich de afspraak niet.
We started the lesson at 9 o’clock.
Wij begonnen met de les om 9 uur.