dutch frequency dictionnary - 200 - 400 Flashcards
completely
helemaal
one should not …
men moet niet…
(well-)known
bekend
while, in the meantime
terwijl
the case
het geval
clear
duidelijk
to use
gebruiken
to tell
vertellen
from (today)
vanaf
actually
eigenlijk
someone
iemand
sooner, earlier
eerder
yesterday
gisteren
the couple
het paar
the way (of doing smth)
de manier
difficult
moeilijk
again
opnieuw
therefore
daarom
very
zeer
sometimes
soms
little of
eining
far
ver
heavy
zwaar
wherein / on which / in which
waarin
fixed / certain / firm
vast
next to
naast
for example
bijvoorbeelt
lose
verliezen
outside
buiten
eye
oog
so much (time)
soveel
immediately
meteen
also / moreover
boventien
both
beide
late
laat
afterwards
daarna
different
verschillend
pay
betalen
a kind of
soort
one day
ooit
some, certain
sommige
which one
welk
close
sluiten
above
boven
expect
verwachten
hit, affect, touch, reach
raken
the same
dezelfde
the fact
het feit
the reasons
de reden
to hit (physicallly)
slaan
last
afgelopen
(walking) past
langs
final
uiteindelijk
the buisness
het bedrijf
past (week)
voorbij
to drive
rijden
easy
gemakkelijk, makkelijk
so that
zodat
the story
het veraal
both (as … as …)
zowel
to mean
betekenen
busy
bezig
the result
het gevolg
when
waneer
with it
darmee
after that
nadat
spacious
ruim
around, approximately
ongeveer
sentense / sense
zin
believe
geloven
to need
hoeven
change
verandren
to offer
bieden
the rest
de rest
exact, exactly
precies
put, insert, staab
steken
anyways
trouwens
understand
begrijpen
member
het lid
supply
leveren
low
laag
to show
tonen
in which, whereby
waarbij
shape, form
vorm
the same
hetzelfde
of which
waarvan
exactly, correct
juist
react
reageren
on which
waarop
service
de dienst
of it
ervan
to turn
draaien
to call
roepen
therefore
daarvoor
happy
gelukkig
send
sturen
to carry
dragen
nevertheless
niettein
on the contrary
integendeel
in vain
tevergeefs
at least
althans
somewhere / nowhere
ergens / nergens