les 8: proefputten en -sleuven Flashcards

1
Q

wat soort onderzoeksmethode zijn proefputten?

A

detail-onderzoeksmethode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat soort onderzoeksmethode zijn proefsleuven?

A

globale of detail-onderzoeksmethode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

doel proefsleuvenonderzoek

A

verkenning en waardebepaling van de site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

werkput

A

afzonderlijke werkeenheid binnen een opgraving of een vooronderzoek met ingreep in de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

proefsleuf

A

langwerpige werkput, meestal met vaste breedte (2m in Vlaanderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

proefput

A

opgravingsput van kleine omvang en meestal met gelijke lengte en breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dwarssleuf

A

werkput dwars op de lengterichting van de overige proefsleuven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

volgsleuf

A

werkput die niet de vooraf bepaalde oriëntatie en grootte heeft, maar die is aangelegd om het verloop van een (langwerpig) spoor te volgen (bv. loopgraaf, muur,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kijkvenster

A

uitbreiding van een proefsleuf om een adequate identificatie, registratie of interpretatie van sporen toe te laten of om de schijnbare afwezigheid van sporen te verifiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

trefkans

A

kans op het aantreffen van een archeologische site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

raai

A

rechte lijn gebruikt als as, uitgezet binnen het onderzoeksgebied, voor het uitvoeren van een reeks opeenvolgende boringen of voor het belopen van een terrein tijdens veldkartering. Bij proefsleuven worden de raaien gezien als de lijnen waarop de proefsleuven in elkaars verlengde liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dekkingsgraad

A

procentuele verhouding van de totale oppervlakte van alle proefsleuven, proefputten en kijkvensters t.o.v de totale oppervlakte van het geprospecteerde gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(sporen)densiteit

A

procentuele verhouding van de totale oppervlakte van de archeologische sporen t.o.v de totale oppervlakte van het onderzoeksgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

proefsleufpatroon

A

ruimtelijk patroon (grid) waarin de afzonderlijke proefsleuven worden uitgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is belangrijk bij proefsleuvenonderzoek?

A

het kunnen bepalen van de aan- of afwezigheid van waardevolle sites en dus de eventuele nood aan vervolgonderzoek of behoud in situ

indien vervolgonderzoek: het zo correct mogelijk kunnen voorspellen van wat er bij een opgraving zal aangetroffen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

proefsleuven (qua opgraving)

A

enkel aangelegd tot op het eerste archeologisch leesbare niveau (opgravingsvlak) met als doel een horizontaal ruimtelijk inzicht van de archeologische site te verwerven; sporen worden maar in beperkte mate opgegraven

17
Q

proefputten (qua opgraving)

A

mini-opgraving - aangelegd met een opgravingsvlak per archeologisch relevant niveau om een zicht te krijgen op de verticale stratigrafische opbouw van de te onderzoeken zones

18
Q

voordelen proefputten

A
  • leveren veel details over bodemopbouw en vondsten
  • relatief snel uit te voeren
  • geconcentreerd (geen enorme hoeveelheden vondsten)
19
Q

nadelen proefputten

A
  • arbeidsintensief in vgl met andere prospectiemethodes (zowel in het veld als daarna -> vondstverwerking, opslag, conservatie etc.)
  • verstoring (opgraving is altijd een eenmalig experiment)
  • stratigrafie soms moeilijk vast te leggen tijdens het opgraven vanwege de kleine oppervlakte
  • erg klein staal > representativiteit? (veel info over een klein gebied in vergelijking met totale opgraving)