Les 8 powerpoint sociale ontwikkeling Flashcards

1
Q

Wat is sociale ontwikkeling?

A

De fasen die kinderen en jongeren doorlopen op sociaal gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn vier sociale vaardigheden?

A

opkomen voor jezelf beslissingen kunnen nemen anderen vertrouwen vriendschappen kunnen sluiten en onderhouden om hulp leren vragen omgaan met regels eerlijk kuch leren delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

emotionele ontwikkeling hangt samen met ? Vertel er wat over.

A

sociale ontwikkeling. een kind leert emoties te herkennen bij zichzelf en anderen en hier steeds meer grip op te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een kind kan zich sociaal ontwikkelen

A

als een kind zichzelf kan onderscheiden van zijn omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociale ontwikkeling 0-2

A

reageren op stemmen en geuren - herkennen geeft baby veilig gevoel baby zoekt contact door imitatie en nadoen zelfbesef nog verbonden met lichaam (voeding/verschoning en later dat iets wat ze doen, effect heeft op de omgeving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rougetest

A

vanaf 1,5 ontdekt peuter zijn spiegelbeeld dreumes veegt rouge van zichzelf af (en niet van spiegelbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale ontwikkeling 2-4

A

peuter ontdekt eigen ik. hij kan dingen en gaat grenzen opzoeken koppigheidsfase nee zelluf doen egocentrisch (niet hetzelfde als egoistisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fantasievriendje komt voor in fase

A

2-4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sociale ontwikkeling 4-6

A

keuze vriend ligt al meer bij kind zelf aardig vinden, maar ook mooi speelgoed… samen spelen samen delen (op school…) kinderen zijn soms ‘hard’ tegen elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sociale ontwikkeling 6-9

A

ontwikkelen empathie in te leven, gevoelens herkennen helpt bij ontstaan hechtere vriendschappen zelfde interesses/karaktereigenschappen worden belangrijker identificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

identificatie

A

Jezelf herkennen in een ander (6-9)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociale ontwikkeling 9-12

A

groep wordt steeds belangrijker aanpassen aan regels en eisen groep socialisatie tijd van de clubjes verschillen jongens/meisjes groter jongens competitie meisjes sociale proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

socialisatie

A

kinderen gaan de sociale wereld steeds beter begrijpen en passen zich aan aan de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale ontwikkeling 12-15

A

houding ten opzichte van ouders veranderd maken zich los van ouders verantwoordelijk voor dingen die ze doen, zelfstandig zijn ouders zijn gek en raar op zoek naar eigen identiteit Wie ben ik, wat kan ik, wat vind ik. steeds meer zelfkennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

losmakingsproces

A

dat pubers zich losmaken van ouders. Ouders zijn gek en raar. ze willen zelf verantwoordelijk zijn en zelfstandig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Peergroup

A

groep mensen van zelfde leeftijd en zelfde interesses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voordeel peergroup

A

leren rekening houden met anderen, luisteren naar andere meningen, bij je eigen mening blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nadeel peergroup

A

dingen onder groepsdruk doen die je niet zelf zou doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

sociale ontwikkeling 18-21

A

vriendengroep is belangrijk, maar steeds meer gemengd onderscheiden van ander is belangrijk er ontstaat meer zelfvertrouwen en durf om je te onderscheiden van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verschil puber en adolescent

A

puber: onderdeel van de massa zonder gezien te willen worden adolescent: willen juist wel gezien worden in de massa

21
Q

Spelontwikkeling

A

de stappen die kinderen maken in het spelen

22
Q

spel heeft invloed op alle ontwikkelingsgebieden, nl:

A

Sociale ontwikkeling (samen werken, omgaan met anderen) Cognitieve ontwikkeling (zoeken naar oplossingen, zelfstandig nadenken) Motorische ontwikkeling (beweging tijdens spelen)

23
Q

verschillende soorten spel, bemaroco

A

Bewegingsspel (motoriek, kracht) Manipulerend spel (onderzoeken, ontdekken) Rollenspel Constructiespel (dingen maken)

24
Q

spelontwikkeling 0-2

A

wereld ontdekken via spel geef niet te veel materiaal ze spelen nog niet samen

25
Q

spelontwikkeling 2-4

A

kinderen spelen nog naast elkaar

26
Q

volgorde spelontwikkeling 2-4

A

Ongericht spel Toeschouwersgedrag Solitair spel Parallel spel Associatief spel

27
Q

ongericht spel

A

kind kijkt of loopt wat rond

28
Q

toeschouwersgedrag

A

kind kijkt intensief naar hoe andere kinderen spelen

29
Q

solitair spel

A

kind speelt alleen en houdt zichzelf bezig

30
Q

parallel spel

A

spelen naast elkaar maar ieder nog eigen spel

31
Q

associatief spel

A

eigen spel met meer interactie imiteren elkaar en vullen elkaar aan nemen elkaars ideeen over nog geen verdeling van rollen

32
Q

ezelsbruggetje volgorde spelontwikkeling 2-4

A

OTSPA

33
Q

spelontwikkeling 4-6

A

Manipulerend spel (gooien, klimmen, herhaling is kenmerk) Symbolisch spel (doen alsof met situaties uit het leven)

34
Q

spelontwikkeling 6-9 (4 voorbeelden van spel)

A

Rollenspel met realistische materialen Bewegingsspel vanuit kracht Rollenspel vanuit fantasie Bewegingsspel vanuit motoriek

35
Q

Spelontwikkeling 6-9 (ontwikkeling)

A

ontwikkeling van symbolisch spel -> samen spel bedenken spelletjes met regels meer geduld voor constructiespel spelen met realistisch materiaal

36
Q

Spelontwikkeling 9-12

A

soms is spelen kinderachtig spel krijgt ook andere betekenis (bv eindmusical) bij keuze van spel sluiten ze aan bij interesses (harry potter) gezelschapsspelletjes monopoly etc Gamen: duidelijke afspraken maken en meekijken

37
Q

Spelontwikkeling pubers

A

hobbys, geen spel meer. zoeken leeftijdsgenoten op gamen

38
Q

Manipulerend spel (leeftijd)

A

hoort bij 4-6 (gooien, klimmen, herhaling is kenmerk)

39
Q

Bewegingsspel (leeftijd)

A

hoort bij 6-9

40
Q

Constructiespel (leeftijd)

A

hoort bij 6-9

41
Q

sociale & emotionele ontwikkeling

A

hangen sterk samen met elkaar

42
Q

Emotionele ontwikkeling 0-1

A

Huilen, lachen en verlatingsangst Uit door huilen en lachen ca 6 maanden ontdekt dat hij meer kan. Hij kan dan ook boosheid en frustratie ervaren.

43
Q

Verlatingsangst

A

ca 9 mnd kan baby bekenden en vreemden onderscheiden

44
Q

Emotionele ontwikkeling 1-2

A

Vooral bezig met ontdekken van de wereld Verlatingsangst kan nog rol spelen

45
Q

Emotionele ontwikkeling 2-4

A

wereld ontdekken, ook op emotioneel gebied onzekerheid, peuterpuberteit benoem emoties die je ziet, ze kennen ze zelf nog niet praat op ooghoogte met de kinderen en lees lichaamstaal

46
Q

Emotionele ontwikkeling 4-6

A

ontwikkeling geweten leren wat goed en fout is grens tussen werkelijkheid en fantasie nog niet altijd duidelijk

47
Q

Emotionele ontwikkeling 6-9

A

Inlevingsvermogen groeit Angstgevoelens kunnen ontstaan omdat de wereld groter wordt (bv scheiden, overlijdens of oorlogsbeelden op televisie) Betrokkenheid groeit Gevoelens worden niet altijd geuit Groep wordt steeds belangrijker

48
Q

Emotionele ontwikkeling 9-12

A

Behoefte aan zelfstandigheid geef grenzen acceptatie is belangrijk clubjes willen zich terugtrekken en willen ruimte voor hun emoties erbij willen horen (acceptatie en onzekerheid)

49
Q

Emotionele ontwikkeling 12-21

A

van verwarring naar stabiliteit kritisch nadenken, schaamte, onzeker door zelfreflectie gevoelens van schaamte en onzekerheid (puber) zijn normaal