Les 6 + 7 powerpoint Creatieve ontwikkeling + kunstvakken + boek 5.3 Flashcards

1
Q

Tekentaal 4 fases

A
Krabbelfase 0-3
Herkenbaarheidsfase 3-5
Schematische fase 5-7
Realistische fase 7-12
Wat je ziet, wat je weet en wat je tekent vanaf 13 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Krabbelfase

A
Tekeningen ontstaan toevallig
Krabbelt om zich uit te leven
bewegingsspel oefenen oog-hand
motoriek van grof naar fijn
Tanggreep: potlood wordt ondersteboven vastgehouden
later in krabbelfase: gesloten vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Herkenbaarheidsfase

A

Fase begint als kind een vorm kan sluiten
achteraf benoemen wat het getekend heeft
kan zich dingen beter voorstellen
fase van koppoters
tekenen wat ze belangrijk vinden van de mens
alles kan, verhoudingen niet belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

schematiseringsfase

A
armen/benen/hoofd afgescheiden van van lijf
ontstaan pengreep
steeds beter werkelijkheid
onderscheid man/vrouw
combineren fantasie/werkelijkheid
aanleren vaste vormen huis, bloem, mens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

realistische fase

A
vanaf 7 jaar werkelijkheid tekenen 
gedetailleerde tekeningen
vanaf 9 jaar diepte zien (oogzenuw ontwikkeld)
perspectief in tekeningen
steesd beter abstract denken
experimenteren en veel aandacht details
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tekenen wat je ziet en weet

A

abstract en complex denken. Dit zie je terug. verschil tussen jongens en meisjes. meisjes vaak sociale situatie. jongens actietekeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is symbolisch denken?

A

Als een kind vanaf 2,5 zich iets voorstelt wat niet aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schematische fase

Voorstellingsvermogen

A

Kleuters kunnen al met een plan werken

Ze kunnen het zich voorstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Creatieve ontwikkeling ondersteunen kleuter (zelfde als bij beeldend werken)

A
  • fantasie als uitgangspunt
  • laten praten over wat ze willen uitbeelden
  • laten uitbeelden wat ze denken en voelen
  • laten exprimenteren met materialen
  • sensopatisch spel, vies mogen worden
  • herhaling
  • bewust kiezen voor materialen om iets te maken bv zand en schelpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tanggreep

A

0-3 krabbelfase. Kind houdt het potlood van bovenaf. (dus niet hetzelfde als met de vuist vasthouden, wel zelfde fase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gesloten vormen

A

later in de krabbelfase. met het sluiten van de vormen is de krabbelfase afgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mentale representatie

A

kind kan vooraf bedenken wat het gaat maken. of waar het moet beginnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

herkenbaarheidsfase

A

3-5 los van het krabbelen, kind gaat vaker vooraf benoemen wat hij tekent.
alles is mogelijk.
later in de fase steeds vaker poppetje met romp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Koppoters

A

peuter. tekenen wat ze het belangrijkst vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schematiseringsfase

A
5-7 steeds meer echte vorm. hoofd afgescheiden van het lijf. armen boven, benen eronder
dingen hebben dezelfde vorm in deze fase
pengreep aangeleerd
tekenen wat kinderen weten
onderscheid mannen, vrouwen
vanaf 6 jaar steeds realistischer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Realistische fase

A

7-12 kinderen worden kritischer en tekenen wat ze weten. gedetailleerde tekeningen ontstaan
priegeltekeningen vanaf 9 jaar (door ontwikkelen oogzenuw: diepte)

17
Q

tekenmoe

A

kind kritisch en keurt tekeningen eerder af

18
Q

coulisse-effect

A

meer diepte zien. je kunt ergens voor of achterlangs tekenen. waardoor diepte ontstaat

19
Q

perspectief

A

rond 9 jaar

dat wat vooraan staat is groter

20
Q

abstract denken

A

geometrische vormen worden weer interssant

21
Q

Wat je ziet, wat je weet en wat je tekent

A

vanaf 13 jaar
steeds beter abstract en complex denken
groter verschil tussen jongens en meisjes